Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de opvolger van Petrus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de opvolger van Petrus

Pausschap als instituut staat en valt met apostolische successie

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het pausschap staat en valt met de opvatting van de apostolische successie, de beweerde ononderbroken lijn van de opvolging van Petrus in de persoon van de bisschop van Rome. Een recent standaardwerk over het pausdom als instituut spreekt van een gelóófsartikel. De continuïteit moet steeds weer uitgevonden, zij is een illusie. Zij legt daarmee terecht de vinger op de gevoelige plek.

De bekende priester Antoine Bodar uit Rome had tijdens de presentatie van het boek De paus en de wereld moeite met de termen geloofsartikel en illusie. Hij zag er een bepaalde jaloezie van de niet-katholiek in. De continuïteit is volgens hem geen pretentie maar het hart van de roomse leer. De wereldwijde kerk van Rome, “waarvan Christus het enige hoofd is maar Die zichtbaar wordt vertegenwoordigd door de opvolger van Petrus”, aldus Bodar, heeft altijd meer oog voor continuïteit dan voor discontinuïteit.
“Schrijven over de paus is vanuit katholiek perspectief niet mogelijk zonder het geheel van de kerkleer, zoals het herderschap dat Jezus Petrus opdraagt, de apostolische opvolging, de verbinding van de bisschop van Rome met de andere bisschoppen en de verhouding van de universele Kerk tot de locale kerk.”
Als in het betreffende boek een gelovige tijdens een audiëntie in Rome paus Pius XII zonder terughoudendheid “alter Christus” (de andere Christus) noemt, beschouwt Bodar die aanduiding als een natuurlijke zaak. “Elke priester is de andere Christus. In plaats van Christus, het offer en de offeraar in enen, viert hij de eucharistie. Dat geldt dus ook voor de paus. De priester leent slechts zijn gestalte en dient daarom te verdwijnen in zijn dienstwerk. En dat dan zonder enige, in onze tijd meesttijds hinderlijke, creativiteit.”
Bodar was gewoon doodeerlijk over de paus. Wat voor de echte protestanten in Nederland het koningshuis beduidt, is het pausdom voor veel katholieken, zei hij. “De verering zal om het even zijn. Oranje, Nederland en de protestant behoren evenzeer bijeen als de moederkerk, de paus en de katholiek.”

Verleden
De redacteuren van het boek De paus en de wereld, Frans Willem Lantink en Jeroen Koch, stellen daarom terecht dat de apostolische successie de basis van het pausschap is. Zonder deze aanname zou alles wegvallen. Alle radicale breuken ten spijt, moest het pausschap zich volgens hen steeds opnieuw uitvinden onder de pretentie hetzelfde instituut te blijven.
Dat de paus het hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk is, is niet altijd zo geweest. Daarin laat het boek ons niet in het ongewisse: de historische oorsprong van het zogenaamde pausschap en de ontwikkelingen door de tijd heen worden op een onthullende manier in kaart gebracht.
De positie van de paus als onbetwist leider van het westers christendom is het resultaat van een langdurig historisch proces dat in de oudheid begon en pas aan het begin van de Middeleeuwen met het pontificaat van Gregorius de Grote (590-604) tot een eerste, voorlopige afsluiting kwam.
Gedurende de eerste eeuwen waren de voorgangers van de huidige pausen gewone “episkopoi”, dat wil zeggen bisschoppen of opzieners. De vroege kerk was niet bekend met het instituut paus. De bisschop van Rome was nog lang niet de “bisschop der bisschoppen”.
Onder Constantijn de Grote (306-337 na Chr.) kregen de bisschoppen gelegenheid deel te nemen aan de politieke besluitvorming. Met de opsplitsing van het Romeinse Rijk in een oostelijk en westelijk deel in de vijfde eeuw, met elk een eigen keizer, werd de positie van de bisschop van Rome versterkt en ontwikkelde deze zich tot de paus van de christelijke wereld.
Binnen het West-Romeinse Rijk stond het pausschap garant voor bestuurlijke continuïteit.

Paus Leo I
Terwijl in het Oosten de macht in het voordeel van de keizer beslist werd, was dat in het Westen ten gunste van de kerk, die steeds meer het middelpunt van het rijk werd.
Paus Leo I (440-461) gebruikte voor het eerst de drie Evangelieteksten over Petrus (als rots waarop de kerk gebouwd is) om de heilshistorische betekenis en de feitelijke onbetwistbaarheid van het primaat van de kerk van Rome te benadrukken.
Tijdens het pontificaat van Leo I kwam het pausschap voor het eerst volledig tot wasdom. De bisschop van Rome was de enige echte vicarius Christi (plaatsvervanger van Christus), de onbetwistbare primus inter pares (eerste onder zijns gelijken). Leo liet zich als eerste paus bijzetten in de Sint-Pieter, die volgens Constantijn boven het vermeende graf van Petrus verrezen was.
Volgens Leonard Rutgers moeten we echter het antwoord schuldig blijven op de vraag hoe historisch betrouwbaar de vroegchristelijke traditie is die beweert dat Petrus en Paulus beide de marteldood stierven in Rome. De oudste verhaaltradities over Petrus en Paulus zijn namelijk niet te vinden in het Nieuwe Testament of in de werken van de apostolische vaders, maar behoren zonder uitzondering tot de categorie van de zogenaamde apocrieve boeken van het Nieuwe Testament.
De late Middeleeuwen toonden een pausdom in verval: corrupt, spilziek, vol uiterlijk vertoon. De rol van de paus als wereldlijk vorst, zijn strijd om controle in Rome en de Kerkelijke Staat, en zijn aanspraken als leider van Europa, maakten dat de paus constant geld nodig had en een grote staat aan zijn hof moest voeren. Intussen groeiden de pauselijke pretenties.

Plaatsvervanger van Christus
Bernard van Clairveaux noemde de paus “het vlees van zijn (Christus) vlees”. Vanaf Eugenius III doet de term “plaatsvervanger van Christus” zijn intrede. Sinds de veertiende eeuw circuleerden uitspraken als “het levende beeld van Christus op aarde”, of: “De gelovige die de paus met de ogen van het geloof beschouwt, ziet Christus in persoon.”
Het streven van de gregoriaanse hervorming in de twaalfde eeuw om onkunde en allerlei misbruiken aan te pakken werkte als een boemerang op de curie.
De vergrote kennis van geestelijken en leken, door preken en tractaten, verhoogden de normen en verwachtingen over een ‘zuivere’ clerus.
Maar een fundamentele aanpak van de curie op het punt van pracht en praal, luxe en verwereldlijking, bleef uit. De hervorming van de kerk in “hoofd en leden” leek gedoemd tot mislukken. De conciliaire beweging in de veertiende eeuw die de rechten van de paus aan een concilie wilde binden, kreeg geen kans.
De curie had zich in die tijd ontwikkeld tot een enorm bureaucratisch ambtenarenapparaat ten behoeve van het versterken van de pauselijke macht en het verruimen van de geldmiddelen, met alle gevolgen van dien voor nepotisme, corruptie en machtsmisbruik.
Het Concilie van Trente (1545-1563) liet het aanpakken van de misstanden aan het pausdom over. “Nieuwe bezems vegen schoon, maar niet van bovenaf”, aldus Guido de Bruin.
Met name de renaissancepausen leefden op een materialistische, cynische en immorele wijze. “De meesten trokken zich van het celibaat niets aan, gaven zich over aan zingenot met vrouwen en jongens, maakten geen geheim van onwettige kinderen en deelden kwistig kerkelijke ambten, titels, landgoederen en inkomsten aan hen uit; minderjarige familieleden werden onbekommerd tot kardinaal aangesteld.”

Renaissance-pausen
De renaissance-pausen hadden geen oog voor het hervormingsstreven eind vijftiende eeuw, met name in Noord-Europa. Het paradoxale van de ontwikkeling in de tijd van de Reformatie was dat het hervormingsstreven zich concentreerde op het pausdom, dat een dam wilde opwerpen tegen de vloedgolf van de Reformatie.
Zonder dat het pausdom in vijftig jaar wezenlijk was veranderd, werd het de spil van de katholieke reformatie en het middelpunt van de contrareformatie.
De contrareformatie, zoals zichtbaar in het Concilie van Trente, werd sterk bepaald door hervormingsgezinde krachten in Italië en Spanje die nooit met protestantse minderheden van belang waren geconfronteerd en daarom afkerig waren van compromissen.
Als reactie op de protestantse doctrines werden de katholieke leerstellingen in Trente zo scherp mogelijk geformuleerd. De drie sola’s werden afgewezen, evenals de predestinatie, het priesterschap van alle gelovigen, en rechtstreekse goddelijke genade (de mens ontving de genade via de zeven sacramenten).
Guido de Bruin: “De leerstellingen van de katholieke kerk verloren vanwege de begeerte deze zo scherp mogelijk te omgrenzen tegenover het protestantisme, met instemming van het pausdom, hun flexibel en polyinterpretabel karakter; zij verstarden en veranderden na 1563 niet wezenlijk meer. Ook niet op het Tweede Vaticaanse Concilie.”

Onfeilbare paus
In de negentiende eeuw verloor het pausschap het wereldlijk grondgebied in Italië tijdens de strijd om de Italiaanse eenwording (1860-1871). Het was de oorzaak van een herdefiniëring en heruitvinding van de rol van het pausschap, leidend tot de ‘onfeilbare’ paus als antwoord op de felle strijd om de scheiding van kerk en staat. De paus werd het voorwerp van een van de grootste en langdurigste massabewegingen van die tijd en zijn morele autoriteit steeg. Peter Raedts spreekt ervan dat het pausschap als een feniks uit de as is herrezen.
De paus begon zijn oren te lenen aan romantische dromers die eenheid, harmonie en pauselijk gezag in al hun Middeleeuwse glorie wilden herstellen. Vanaf 1850 werd volgens Raedts de hele kerk met harde hand van boven tot onder georganiseerd. De vernieuwing werd gedrapeerd in het kleed van de Middeleeuwen.
“Nooit tevoren waren de pausen zo machtig geweest en hadden zij zo diep kunnen ingrijpen in het persoonlijk leven van alle gelovigen.” Het rooms-katholicisme van de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw staat te boek als ultramontanisme, afkomstig van het Italiaanse woord “ultramontana”, aan de andere kant van de bergen, over de Alpen. Het was een katholicisme dat erop uit was om het primaat van de paus binnen de Katholieke Kerk te herstellen en het gezag te bevestigen tegenover de Verlichting, de Franse Revolutie en de kapitalistische markteconomie.
In de twintigste eeuw stond Rome gaandeweg meer open voor de wereld. De paradoxale uitkomst van het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) was echter dat het pausschap eerder versterkt dan verzwakt uit de strijd kwam. Na het concilie verscherpte zich de polarisatie in beide richtingen.

Progressieve lente?
De ideologische interpretatie van het concilie als een progressieve lente geknakt door conservatieve pausen klopt echter volgens Lantink niet. De pausen Paulus VI, Johannes Paulus II en Benedictus XVI waren zeer verbonden met het concilie. Wel veroorzaakten de hoge verwachtingen een eigen dynamiek en werden verhevigd door maatschappelijke ontwikkelingen in de jaren zestig die niet voorzien waren.
Vaticanum II was een teken van leven, gezien de rijkdom aan theologische debatten en documenten. “Een hard oordeel zou kunnen zijn dat de huidige katholieke kerk niet meer tot een Vaticanum II in staat is. De rijke theologische spankracht schijnt te zijn verdord.”
We zien in dit boek hoe cruciaal het pausdom is in de geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk. Het vormt als het ware de bodem onder de leer van Rome, waarvan de kern is de apostolische successie. Bij het pausschap gaat het om een “organische traditieontwikkeling”, geleid door Gods Geest, stelde bisschop Gerard de Korte ooit. Hij hoopt op meer ruimte voor de erkenning van de paus in een van zijn mooiste titels “dienaar van de dienaren Gods” (servus servorum dei).
Uit het boek blijkt weinig van de dienende functie van de paus. In de wereld van de oecumene is het Petrusambt veeleer een twistpunt en struikelblok. De bekende rooms-katholieke oecumenicus Walter Kasper stelt dat men de oude polemiek over het Petrus-ambt in de oecumenische gesprekken met luthersen, anglicanen en methodisten weliswaar heeft overstegen, maar dat “volledige consensus” “nog lang” niet in zicht is.
Ik denk dat er maar weinigen zijn die hem op dit punt tegenspreken. In ieder geval zal dit boek de bezwaren tegen het pausschap alleen maar meer doen toenemen. We zien hier hoe de traditie van fundamentele invloed is geweest op de doctrine van een ‘onfeilbare’ paus. Het onderstreept ook het belang van goed historisch onderzoek om juist dergelijke mythen te ontmaskeren.


Mede n.a.v. De paus en de wereld. Geschiedenis van een instituut; door Frans Willem Lantink en Jeroen Koch (red.). Uitgave van Uitgeverij Boom, Amsterdam. 2012. ISBN 978 94 6105 357 2. 512 Blz.; prijs € 29,90.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2013

Protestants Nederland | 24 Pagina's

Over de opvolger van Petrus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2013

Protestants Nederland | 24 Pagina's