Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heidelbergse Catechismus in context

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heidelbergse Catechismus in context

Gereformeerde Reformatie in De Palts heeft lutherse wortels

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Veel aandacht is er dit jaar voor de Heidelbergse Catechismus. Enerzijds wordt betoogd dat dit document van alle tijden is. Tegelijkertijd echter zijn er plannen het geschrift zowel qua taalgebruik als inhoud beter aan te laten sluiten bij de leefwereld van deze tijd. In dit kader is het leerzaam en verrassend een blik te werpen op de context waarin het Paltse leerboek annex belijdenisgeschrift ontstaan is.

Opdrachtgever voor de catechismus keurvorst Frederik III (1515-1576) van de Palts staat bekend als een vorst die met overtuiging overging tot het calvinisme en ‘zijn’ catechismus wordt veelal beschouwd als een gereformeerd document. Maar de door Frederik ingezette zogenoemde Gereformeerde of Tweede Reformatie in de Palts, waarvan de catechismus een exponent is, kwam niet uit de lucht vallen.
Voor Frederik III koos keurvorst Frederik II (1482- 1556) al voor de (lutherse) Reformatie. Zijn opvolger en voorganger van Frederik III graaf Ottheinrich (1502-1599) vaardigde vervolgens in 1556 een nieuwe kerkorde uit waarmee hij het lutheranisme in de Palts een meer gereformeerd accent gaf.
Hij benoemde ook de gereformeerde hoogleraren Petrus Boquinus (ong. 1518-1582) en Thomas Erastus (1524-1583) uit respectievelijk Frankrijk en Zwitserland. Zij moesten samen gaan werken met gematigde en radicale lutheranen, onder welke laatste Tileman Heshusius (1527 -1588), door de keurvorst aangetrokken vanwege zijn reputatie. Verder stond Ottheinrich toe dat niet-lutherse vluchtelingen uit andere gebieden, onder wie verdreven hugenoten, hun toevlucht zochten in zijn territorium en zorgde hij ervoor dat altaren en schilderijen uit de kerken verdwenen.
Zo kon het gebeuren dat al voor Frederiks inhuldiging in 1559 naast meer of minder gematigde lutheranen (zogenoemde radicale of gnesiolutheranen) ook gereformeerden vertegenwoordigd waren op de Heidelbergse universiteit en in de kerk.

Predestinatieleer
Zij legden meer dan de lutheranen nadruk op de hervorming van kerk en maatschappij en beleden niet de lichamelijke aanwezigheid van Christus in het avondmaal, zoals de lutheranen wel deden. Ook legden de gereformeerden sterker de nadruk op de predestinatieleer, in de lutherse theologie niet zo’n aangelegen punt.
Het is in het licht van het personeel- en vluchtelingenbeleid van Ottheinrich niet verwonderlijk dat allerhande controversen het theologisch toneel beheersten toen Frederik aantrad. Met name de meningsverschillen tussen radicale lutheranen en gereformeerden over de manier waarop Christus in het avondmaal aanwezig was, laaiden hoog op. Frederik III zocht hulp bij Philipp Melanchton (1497- 1560), maar toen deze overleed, richtte hij zijn blik meer en meer op Zürich en Genève voor advies.
Toen een middenweg tussen gereformeerden en radicale lutheranen onmogelijk bleek, vaardigde Frederik een bevel uit dat de Reformatie volgens gereformeerde inzichten doorgevoerd zou worden, ontsloeg voorts alle lutherse predikanten en docenten die niet uit de voeten konden met dit decreet en stelde in hun plaats gereformeerde theologen aan.
Onder hen bevonden zich de twee Zwitsers georiënteerde theologen Caspar Olevianus (1536-1587) en Zacharias Ursinus (1534-1583), naar het oordeel van de lutherse hofrechter Erasmus von Venningen (overl. 1589) openlijke ‘sektariërs en zwinglianen’. Zij zouden evenwel een belangrijke rol krijgen bij de totstandkoming van de catechismus.

Philipp Melanchthon
Frederik wilde ondertussen wel trouw blijven aan het door Philipp Melanchthon in 1530 opgestelde lutherse belijdenisgeschrift: de Augsburgse Confessie. Tijdens een conferentie van lutherse vorsten in Naumburg in 1561 voerde hij daarom een pleidooi voor de door Melanchthon zelf in 1540 gewijzigde versie van de Augsburgse Confessie (de zogenoemde Variata), die voor de gereformeerden een meer acceptabele verwoording ten aanzien van Christus’ presentie in het avondmaal bevatte.
De vorsten besloten echter de onveranderde confessie te ondertekenen, maar accepteerden wel een interpretatie van deze confessie volgens de Variata. De Paltse gereformeerden konden nu staande houden dat de gereformeerde visie op het avondmaal in lijn was met de Augsburgse Confessie. Met dit laatste werd het calvinisme-zwinglianisme getolereerd als een vorm van lutheranisme en was de deur opengezet voor de Heidelbergse Catechismus.
Na ‘Naumburg’ voerde Frederik de Reformatie in gereformeerde zin door. Niet alleen verdwenen beelden, doopstenen, altaren en crucifixen uit de kerken, werden muurschilderingen ‘gewit’ en zouden tot 1655 de orgels in de Palts zwijgen, maar nam Frederik ook de opvoeding in de gereformeerde leer van zijn onderdanen ter hand.
Het was zijn wens om gestalte te geven aan uniform godsdienstonderwijs door middel van het gebruik van één leerboek. Hij gaf opdracht aan een commissie om een nieuwe kerkorde annex catechismus op te stellen. In 1563 was de catechismus een feit.

Tweeledig doel
Blijkens Frederiks voorrede voor de catechismus had hij met het ene leerboek een tweeledig doel voor ogen: het verschaffen van een middel om de jeugd te onderwijzen en van een gids voor predikanten bij het instrueren van de gemeente. In zijn voorwoord spreekt Frederik in dit kader in algemene termen over het onderwijzen in de ‘christelijke leer’.
Het ontbreken van theologische labels wordt veelal gezien als een signaal dat hij met de nieuwe catechismus niet uit was op polarisering van standpunten, maar eenheid zocht binnen de mogelijkheden die de Variata-versie van de lutherse Augsburgse Confessie bood. De anoniem verschenen en (sinds 1644) aan het koppel Ursinus en Olevianus toegeschreven catechismus kreeg een plaats tussen doop- en avondmaalsformulier in de kerkorde van de Palts en werd in korte tijd in veel Duitse en Nederlandse kerken ingevoerd.
De gematigde toon van de voorrede ten spijt, stuitte het nieuwe leerboek op heftige tegenstand bij de gnesio-lutheranen. Beschuldigd van verraad aan de Augsburgse Confessie, zag Frederik zich in 1566 op de Rijksdag te Augsburg genoodzaakt ‘zijn’ catechismus ten overstaan van de keizer en lutherse en katholieke vorsten te verdedigen.
De keizer en de meeste vorsten met hem eisten dat de keurvorst zijn calvinisme en catechismus af zou zweren, maar in een gloedvol betoog beargumenteerde hij dat het geschrift niet in tegenspraak was met de Augsburgse Confessie en al helemaal niet met de Schrift zelf. De vorst kreeg zoveel bijval dat besloten werd dat het gereformeerde protestantisme onder de vrede van Augsburg zou vallen, waar in 1555 op de Rijksdag besloten was dat de vorst de religie van zijn gebied mocht bepalen.

Onoverkomelijke meningsverschillen
Ondanks onoverkomelijke meningsverschillen tussen radicale lutheranen en gereformeerden is de Gereformeerde Reformatie in Duitsland veel minder een breuk met de eraan voorafgaande periode dan in andere delen van Europa en is ze gestempeld door het lutheranisme als Vorlage. Het is tegen de achtergrond van deze Reformatie dat de catechismus en zijn theologische oriëntatie gezien moeten worden.
Het overkoepelende thema van de troost geeft meteen al blijk van het lutheranisme als herkomst. Met de vraag naar ‘onze troost’ als inzet, heeft het Paltse leerboek een praktische insteek die vraagt naar het nut die de christelijke doctrinae hebben voor de mens. Een groot aantal van de vragen en antwoorden is te herleiden tot het voordeel, de troost, de baat of de verzekering die de christelijke leer biedt voor de gelovige.
Hoewel het thema van de troost voorlopers heeft in andere catechismi, is deze inzet als structuurbepalend voor het hele boekje uniek; zo heeft Calvijns invloedrijke Geneefse Catechismus uit 1542 bij voorbeeld als inzet het kennen van God. De inzet van de catechismus met de menselijke dimensie van de geloofswerkelijkheid kan beschouwd worden als kenmerkend voor de lutherse theologie.
Het menselijke ervaringselement is overigens wel nauw verbonden met de objectieve geloofswerkelijkheid en de onzekerheid ten aanzien van het heil voor de gelovige, die katholieke catechismi kenmerkte, wordt evenals in andere protestantse catechismi omgebogen in zekere kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid tegenover God.

Driedeling
Ook de driedeling waarin de catechismus in vraag en antwoord 2 de troost voor de gelovige onderbrengt, geeft blijk van lutherse wortels. Een voorbeeld ervan is te vinden in de in 1558 te Heidelberg herdrukte lutherse Regensburger Catechismus uit 1547 1. Deze catechismus kent de driedeling wet- evangelie- goede werken.
Opvallend is dat de Heidelbergse Catechismus de volgorde van de lutherse catechismi overneemt; het leerboek begint met de wet als detector van zonden, waarna de verlossing zoals die geopenbaard is in het evangelie en samengevat in de Apostolische Geloofsbelijdenis volgt.
De Heidelberger wijkt ook hiermee af van de Geneefse Catechismus van Calvijn, waarin de geloofsartikelen voorafgaand aan de wet worden behandeld en de wet nadrukkelijker geldt als leefregel voor de gelovige. Daarmee geeft het Heidelbergse geschrift blijk van een luthers wet-evangelie schema, dat een zekere verzelfstandiging van de (kennis van) ellende ten opzichte van de (kennis van) verlossing lijkt te impliceren. Nieuw in de Heidelberger Catechismus is wel dat de driedeling niet alleen in de tekst verschijnt, maar ook expliciet per ‘stuk’ als opschrift boven de onderdelen.
Anders dan in lutherse catechismi, komt de wet in de Heidelbergse Catechismus ook en zelfs uitgebreider voor in het ‘stuk’ der dankbaarheid, waar de afzonderlijke geboden van de Decaloog besproken worden. Hiermee geldt de wet behalve als zondendetector evenzeer als aansporing voor het doen van goede werken en norm voor een leven in dankbaarheid (het zogenoemde tertium usus of derde gebruik van de wet), zoals aan te treffen in Calvijns catechismus.

Typisch calvinistisch
De notie van de wet als regel voor het leven van de gelovige staat te boek als typisch calvinistisch en lijkt de lutherse tweespalt tussen wet en evangelie te temperen en zo de ‘stukken’ van de catechismus ‘bij elkaar te houden’.
Opmerkelijk in de behandeling van de wet in het derde onderdeel van de catechismus is ondertussen wel dat er van een leven in gehoorzaamheid aan de geboden bij de gelovige slechts in beperkte mate sprake is, getuige vraag en antwoord 114, die van een klein begin spreken. Daarbij is het eveneens frappant dat de geboden, volgens vraag en antwoord 115, ook in het ‘stuk’ van de dankbaarheid functioneren als ontdekker van zonde, het zogenoemde tweede gebruik van het tertium usus van de wet.
Een dergelijk gebruik van de wet is niet aan te treffen bij Calvijn en voor het eerst te vinden bij Melanchthon. De elementen van de bespreking van de wet in het derde ‘stuk’ laten eveneens zien dat – ondanks de calvinistische aansporing tot goede werken – de lutherse component duidelijk aanwezig is.
Ook het ontbreken van een nadrukkelijke verkiezingsleer in de ‘Heidelberger’ wordt wel gezien als een aanwijzing voor zijn lutherse herkomst, al kunnen hier ook pedagogische motieven een rol gespeeld hebben. Het mag in ieder geval duidelijk zijn dat de catechismus sporen vertoont van de context van de Gereformeerde Reformatie in de Palts, waarvan de diepste wortels in de Lutherse Reformatie liggen.
Volgens Ursinus’ biograaf Derk Visser is het vanwege Ursinus’ catechismusverklaring (in Nederland bekend als het Schatboek) , die duidelijker gereformeerde accenten heeft, dat de Dordtse synode de catechismus zelf ook als calvinistisch document accepteerde.2 Voor de samenstellers van een nieuwe catechismus een spannende opdracht om de confessionele grenzen vast te stellen in het kerkelijke landschap van deze tijd.


1) Ein Kurze Ordentliche Summa der Rechten Waren Lehre Unsers… Glaubens. De Gnesio-Lutheraan Nicolaus Gallus (1516-1570) gaf het geschrift in 1558 opnieuw uit.

2) D. Visser, “Zacharias Ursinus (1534-1585), Melanchthons Geist im Heidelberger Katecismus”, in: H. Scheible, Melanchthon in Seinen Schülern (Wiesbaden: Harrassowitz Verlag, 1997), 389

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013

Protestants Nederland | 40 Pagina's

Heidelbergse Catechismus in context

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013

Protestants Nederland | 40 Pagina's