Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Trente als antwoord op de Reformatie (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Trente als antwoord op de Reformatie (3)

Hoe gaat de reformatie in 2017 om met de nooit herroepen anathema’s?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Concilie van Trente was het sluitstuk van een veelbewogen katholieke hervormingsbeweging, maar tevens het begin van een sterk zelfbewustzijn van Rome. Het concilie beoogde enerzijds de zuivering van zeden in hoofd en leden, anderzijds werd de geloofsschat (depositum fidei) vastgelegd in canones. Daarbij stond de afwijzing van de leer van de Reformatie centraal.

De Reformatie heeft de Katholieke Kerk zeker tot bezinning gebracht op het punt van de hervorming van de misbruiken in de kerk. Trente droeg zorg voor het verbeteren van het geloofsleven en de moraal van de kerkelijke verantwoordelijken, van hoog tot laag.
Knelpunten waren onder meer de afwezigheid van de bisschop in zijn eigen bisdom, waarbij de liturgische activiteiten zoals de mis overgelaten werden aan geestelijken die hiervoor soms nauwelijks competent waren.
De onkunde was groot, zodat Trente ernst maakte met het toerusten van priesters door onder meer seminaries te stichten, de kennis van de Bijbel te bevorderen en de prediking te stimuleren. Het humanisme en zijn oproep tot terugkeer naar de bronnen speelde hierin een belangrijke stimulerende rol.

Prediking als hoofdtaak
Zo riep Trente de bisschoppen en pastoors op om op zondagen en feestdagen voor hun eigen gemeenten te preken. De prediking was zelfs de hoofdtaak van de bisschop (praecipuum episcoporum munus). Het concilie zette de bisschop radicaal in het middelpunt, de bisschop als hoofdpastor in zijn diocees.
Het bevorderde een episcopaat dat gewijd moest zijn aan de traditionele pastorale verantwoordelijkheden, waarbij de prediking een prominente plaats innam. De bisschoppen moeten de schaapherders van hun kudden zijn, niet onderdrukkers, maar hen liefhebben als hun kinderen en broeders.
Hoe erg de situatie van de kerk was, bleek uit de toespraak van Sigismund Baumgartner, afgezant van de Hertog Albrecht V van Bavaria, gehouden tijdens een vergadering van het concilie in 1558. De overgrote meerderheid van de parochiegeestelijken was volgens hem onkundig en geïnfecteerd door “ketterij”.
Van de honderd geestelijken waren er hooguit drie of vier die niet in het geheim getrouwd waren of concubines hielden.
Baumgartners pleidooi was om geestelijken toestemming te geven om te trouwen, conform de gewoonte van de vroege kerk, aldus Baumgartner. Er was volgens hem nergens sprake van een goddelijke wet om het huwelijk te verbieden. Integendeel, een effectieve manier van prediking zou juist mogelijk zijn door getrouwde voorgangers.
De roep om hervorming klonk voortdurend in Trente. De gezanten van Ferdinand I lieten in 1562 een memorandum van gewenste hervormingen namens de keizer aan de gedelegeerden overhandigen. Die gingen onder meer over het gebruik van de volkstaal in de liturgie, de totstandkoming van een catechismus, het stichten van scholen voor het onderwijzen van de clerus, de afzwakking van het celibaat en het toekennen van de avondmaalsbeker aan de leek.

Blijvend schisma
Is Trente het harde antwoord op de Reformatie? Het had, als we het boek van O’Malley lezen, erger gekund. In Trente werden volgens hem voor het eerst niet personen veroordeeld, in dit geval Luther en zijn volgelingen, maar hun opvattingen. Dat was in het verleden wel anders, toen Arius en Hus met name werden genoemd.
Ook werden in Trente protestantse vertegenwoordigers toegelaten om hun opvattingen toe te lichten en kregen zij daarbij vrijgeleide en aftocht. De schrik rond Jan Hus op het Concilie van Konstanz zat er nog goed in: Hus werd toen ook een vrijgeleide beloofd, maar zijn aanwezigheid liep uit op een veroordeling tot de brandstapel.
De inbreng van de protestanten had echter nauwelijks effect. De protestanten die uit Duitsland afgevaardigd waren, kregen op het concilie gelegenheid om hun posities te verdedigen, maar Leonhard Badorn, gezant van Maurits van Saksen, slingerde tijdens de tweede zittingsperiode in 1552 de meest scherpe veroordelingen richting de afgevaardigden toe.
Trente was geen “algemeen, vrij en christelijk” concilie en had al vele ernstige dwalingen in de leer verkondigd door diverse uitspraken. De protestanten eisten dat het concilie zijn eigen voorzitter moest kiezen en dat ook de paus onderworpen zou worden aan de besluiten. Pas dan zou het concilie een echt concilie zijn.
Deze episode maakt volgens O’Malley duidelijk dat 35 jaar na het uitbreken van de Reformatie, het probleem niet langer onenigheid was over deze of gene leerstelling. De protestanten hadden hun eigen doctrine ontwikkeld die haaks stond op die van de bisschoppen en theologen van Trente. Er was geen mogelijkheid meer dat beide partijen concessies zouden doen naar elkaar. Karel V zag daarom met lede ogen aan dat zijn doelstelling van vrede en verzoening niet gehaald zou worden.
In de loop van de zestiende eeuw verhardden de godsdienstige en kerkelijke verhoudingen. De hoop op het voorkomen van een blijvend schisma ging steeds meer in rook op. Dat gold ook voor degenen die de oude kerk trouw wilden blijven. Het Concilie van Trente was een teleurstelling voor de erasmiaanse vleugel van de kerk die hoopte op een oecumenisch concilie.

Scheidslijnen steeds duidelijker
De scheidslijnen met de protestanten werden duidelijk getrokken. Volgens J. J. Woltjer werd het katholicisme door de decreten van Trente en vooral door de uitwerking daarvan in de volgende decennia langzamerhand meer homogeen dan het ooit was geweest. “Allerlei opvattingen die in 1500 nog geaccepteerd waren, werden nu als ketters beschouwd, zeker als zij in protestantse zin geïnterpreteerd konden worden.”1
Volgens O’Malley speelden de theologen een cruciale rol op het concilie. Velen echter hadden relatief weinig directe kennis van de geschriften van de hervormers. Zij konden geen Duits lezen en lazen de werken van de hervormers bij voorbaat met “onsympathieke ogen”.
Toch waren er enkele uitzonderingen, zoals leden van de Augustijner Orde, onder wie de priorgeneraal Girolamo Seripando. Zij vonden dat de lutheranen niet alleen maar dwaalden in zaken als erfzonde en rechtvaardiging. Kardinaal Reginald Pole deed een pleidooi om deze kwesties met een open blik te bestuderen.
De boeken van “onze tegenstanders” moeten met een even groot verlangen om de waarheid te vinden bestudeerd worden als andere boeken. De bisschoppen moeten niet concluderen dat “Luther heeft het gezegd, daarom is het verkeerd.” Ketterijen bevatten altijd elementen van waarheid.
O’Malley constateert een onenigheid tussen bisschoppen en theologen. Deze laatste groep was gestempeld door de scholastiek en toonde zich meestal onwillig om maar ook enige waarde toe te kennen aan de positie van Luther.
Een belangrijke uitzondering was genoemde Seripando, die ervan overtuigd was dat het decreet over de rechtvaardiging scholastieke onderscheidingen moest vermijden en het belang van de religieuze ervaring moest verdisconteren. Deze ervaring was immers het startpunt voor het onderwijs van Luther.
Omdat Trente een lange periode omvatte (achttien jaar!), betekende dit dat er verschillende pausen zijn geweest die soms uiteenlopende visies hadden op het concilie.
Zo was paus Paulus IV (1555-1559) ontstemd over het feit dat protestanten gelegenheid kregen om op het concilie te verschijnen.
Hij zag het concilie als een buitengewone verkwisting van tijd. Áls er dan een concilie zou moeten zijn, dan meer direct onder controle van de paus. De paus blies de roomse inquisitie nieuw leven in en publiceerde in 1559 de eerste pauselijke Index van verboden boeken.

Het traditionele Rome
Wie Trente als geheel beschouwt, ziet hoe consequent het concilie de traditionele leerstellingen van Rome heeft verwoord. Dat blijkt overduidelijk uit de Tridentijnse Belijdenis van het Geloof (Professio Fidei Tridentinae), verschenen in 1564, het jaar na de definitieve afsluiting van Trente, afgekondigd door de bul van Pius IV, Iniunctum Nobis.
Daarin wordt onvoorwaardelijk trouw beloofd aan de interpretatie van de “heilige moederkerk” van de Heilige Schrift, met inachtneming van alle apostolische en kerkelijke tradities en de bepalingen en constituties van de kerk.
De overtuigingen die verwoord worden, betreffen de roomse leringen van de eucharistie, de mis als een waar en werkelijk offer, de transsubstantiatie, het vagevuur, de noodzaak van voorbede door de heiligen, het vereren van beelden, en het plechtig zweren van gehoorzaamheid aan de bisschop van Rome, de opvolger van Petrus, “prins van de apostelen en stedehouder van Jezus Christus”.
Ook de Catechismus van het Concilie van Trente (of de Roomse Catechismus), opgesteld door paus Pius V in 1566, was vast gefundeerd in het concilie. Onderstreept werd het offer-karakter van de mis en de oproep tot frequente communie, al gaf het geloofsdocument geen universele regel aan. In het algemeen kwam volgens O’Malley het katholicisme na het concilie te voorschijn als nog nooit zo sacramenteel als te voren.
O’Malley concludeert dat het voor beide partijen te laat was om elkaar in Trente te vinden en voor elkaar concessies doen. De standpunten waren over en weer uitgekristalliseerd. De benadering van de theologen leed op Trente aan twee systematische zwakheden.
In de eerste plaats was er de neiging om teksten van hun tegenstanders als bewijsmateriaal te lezen en de ideeën van de protestantse hervormers uit hun context te lichten. Volgens O’Malley het resultaat van een onderontwikkeld vermogen in tekstuele analyse die kenmerkend was voor het scholasticisme.

Historische kritiek
Een tweede zwakheid was een onderontwikkelde zin voor historische kritiek, ook kenmerkend voor de scholastiek. Die kwam tot uiting in het traceren van een apostolische oorsprong van geloofsvoorstellingen en praktijken die er niet waren. Die historische kritiek was er wel bij de humanisten. Als hun invloed er meer geweest zou zijn in Trente, zou het concilie meer gefundeerd zijn in zijn beweringen.
Ten aanzien van de brandende kwestie van de macht van de paus, “de hervorming van het hoofd”, deden volgens O’Malley de pausen van Paulus III tot Pius IV er alles aan om hun macht uit de handen van het concilie te houden.
Geen institutie in het katholicisme kwam in die tijd tijdens en na Trente zo prominent en onderscheidend naar boven als het pausschap, waarvoor geen tegenhanger was in de andere confessies.
Toch werd het klimaat van de kerk volgens O’Malley wel veranderd na Trente. De aandacht voor de misbruiken was onontkoombaar, de behoefte werd gevoeld aan een vroom, persoonlijk leven, dat toewijding impliceerde aan de pastorale verantwoordelijkheden van de kerkelijke gezagsdragers.
Tegelijkertijd werd de scheiding tussen katholieken en de rest van de kerk absoluter dan voorheen door het scherpe formuleren van de katholieke leerstellingen. Er was geen concilie vóór Trente dat zo vaak en expliciet de nadruk legde op de continuïteit van zijn leer met het ‘authentieke’ christelijke verleden. Trente hielp daarom het katholieke denken voortaan aan een ingewortelde afkeer om verandering toe te staan in de loop van de kerkgeschiedenis.

Verscherping kloof
We kunnen concluderen dat Trente de drie sola’s van de Reformatie heeft afgewezen en daarmee feitelijk de kloof tussen Rome en Reformatie heeft verscherpt. Berkouwer stelt terecht dat Trente de deformatie van Rome wel onomwonden toegeeft, maar slechts in haar praktisch en periferisch karakter.
Ze valt binnen de grenzen van de onaantastbaar en onfeilbaar geleide kerk. Er was wel een schuldbelijden, maar niet een principiële, dat wil zeggen met betrekking tot het wezen van Rome. “Trente was er niet bewijs van, dat de Reformatie overbodig was.
Integendeel: Trente heeft de Reformatie veroordeeld en haar leer verworpen.”2
Ook de hedendaagse rooms-katholieke theoloog Hans Küng stelt in een recent werk dat in Trente geen proces van rehabilitatie begon, maar van reactie. “Op de theologische eisen van de Reformatie reageerde dit concilie met tientallen veroordelingen (anathema’s) en eisen tot excommunicatie. Van een opheffing van sancties tegen de reformatoren en verzoening geen spoor.”
Het ging Trente om een echte tegenreformatie: “middeleeuwse geest in contrareformatorisch gewaad!” Dat bleek vooral uit de “reanimatie” van de scholastieke theologie en de restauratie van de middeleeuwse mis, die weliswaar van de ergste woekeringen werd bevrijd maar geheel op de priester toegesneden.
Dit alles kwam tot uitdrukking in “pontificale” missen met een sacraal theater van grote stijl. Ja, dit “particulier-confessionele concilie” stond geheel in dienst van de herkatholisering van Europa, met politieke en desnoods met militaire middelen.3

Contra-reformatie
De Rooms-Katholieke Kerk heeft zich na het Concilie van Trente geprofileerd als een kerk die eenzijdig de traditionele leerstellingen aanscherpte. Er was sprake van een contrareformatie, een versteviging van het instituut van het pausdom en de macht van Rome. Er loopt daarom een directe lijn van Trente naar Vaticanum I (1869/1870), waar de onfeilbaarheid van de paus werd vastgelegd.
Interessant is dat de afgetreden paus Benedictus XVI de (Latijnse) Tridentijnse mis weer heeft ingevoerd als alternatief naast de zogenaamde ‘Nieuwe Mis’ van 1970 in de volkstaal. Hij deed dat uit respect voor de vier eeuwen oude ritus en uit pastoraal mededogen voor de gelovigen die dat graag wilden. Hij zag beide varianten van de mis als simpelweg twee uitingsvormen van de “ene Romeinse ritus”.
Het is eigen aan de Rooms-Katholieke Kerk om een concilie nooit te herroepen. Rome gaat immers uit van een traditie die in ontwikkeling is en die tot voortschrijdend inzicht in de openbaring komt.
De documenten van Vaticanum I en Vaticanum II (1962-1965), alsmede de gezaghebbende (wereldwijde) Catechismus van de Katholieke Kerk (1997), citeren regelmatig uit Trente. In deze documenten en de catechismus zijn de anathema’s nooit herroepen.
We zijn daarom ook benieuwd hoe de kerken van de Reformatie zullen omgaan met hun eigen veroordelingen als in 2017 gezamenlijk met Rome de Reformatie wordt herdacht.


1) J. J. Woltjer, Op weg naar tachtig jaar oorlog. Het verhaal van de eeuw waarin ons land ontstond; Amsterdam 2011, p. 266.

2) G. C. Berkouwer, Conflict met Rome. Kampen 1948, p. 88.

3) Hans Küng, Is de kerk nog te redden?, Utrecht 2011, p. 114, 115.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013

Protestants Nederland | 40 Pagina's

Trente als antwoord op de Reformatie (3)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013

Protestants Nederland | 40 Pagina's