Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een uit nood geboren Republiek

Bekijk het origineel

Een uit nood geboren Republiek

Statenvergadering 1572: Met welke bril kijken we? (4)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tijdens de Statenvergadering, van 19 tot 28 juli 1572 gehouden, hadden de steden ingestemd met het verzoek van de Prins tot vrijheid van godsdienst. Al eerder, 25 juni 1572, was met geuzenleider Barthold Entens van Mentheda schriftelijk overeengekomen dat geene kercken, cloosters, capellen, huysen ofte plaetsen ofte eenige toebehoorten van eenige geestelicke personen binnen deser stede ende Zuyt-Hollant in geender manieren beschadigt, gebroken, vermindert ofte te kort gedaen sal werden ende daer op scherp regard (toezicht) genomen sal werden.

Zodra de afgevaardigden Dordrecht hadden verlaten om 25 juli verder te vergaderen in Rotterdam, werden juist die dag in de Dordtse Augustijnenkerk alle beelden en altaren verwijderd: een verkapte beeldenstorm! Twee dagen later, zondag 27 juli, werd de Statenvergadering voortgezet in Delft. Die zondag vond de eerste gereformeerde kerkdienst plaats in de ‘gezuiverde’ Augustijnenkerk. De Dordtse magistraat moet zich niets aangetrokken hebben van bovenstaande besluiten en aan de gereformeerden toestemming hebben gegeven de Augustijnenkerk voor hun diensten te gebruiken! Of was het vrees voor de geuzen?
Hoewel met weinig woorden beschreven, moet er bij de roomsgezinden angst zijn geweest voor de toekomst. Bij de veerdiensten moet het een drukte zijn geweest van honderden geestelijken, monniken en roomse families die de stad wilden ontvluchten om hun heil in veiliger gebieden te zoeken. Huizen kwamen leeg te staan, onder andere dat van schout Jan van Drenckwaert, wiens huis tijdelijk werd bewoond door admiraal Lumey.

De Unie van Dordrecht en Delft
Eind 1572 waren grote delen van de Noordelijke Nederlanden in handen van Oranje. In het Zuiden werden door Alva strafexpedities gestuurd naar steden die op de hand van de Prins waren. Begin oktober werd Mechelen uitgemoord. De andere Brabantse steden die voor Willem van Oranje hadden gekozen, gaven zich zonder strijd over, hopend op genade van Alva.1 De opmars naar het Noorden was onstuitbaar. Zijn zoon Don Frederik richtte een slachting aan onder de bevolking van Zutphen en Naarden. Veel steden in Gelderland, Drenthe, Friesland en Groningen zetten hun poorten open voor het leger van Don Frederik.
Door de gemeenschappelijke strijd van Holland en Zeeland tegen Spanje ontstond er meer toenadering tussen de beide zeeprovincies, al was er veel onderlinge naijver te overwinnen, vooral van Zeeland, dat door het zoveel machtiger Holland vreesde overvleugeld te worden. 4 juni 1575 kwam in Dordrecht een verbond tot stand tussen Holland en Zeeland (de Unie van Dordrecht).
Dit verbond had slechts een tijdelijk karakter; een vaste unie tussen de beide gewesten was tot nu toe steeds tegengehouden, vooral door de tegenstand van enkele Zeeuwse steden. Nog in het begin van 1576 weigerden de steden van Walcheren te willen commen in eenich verbont ofte Societeit met die van Hollant. De magistraat van Zierikzee, die liever de centrale regering in Brussel dan Oranje steunde, was in het geheel niet te vinden voor een nauwe band met het opstandige Holland.2
Aangezien de opstand in Zeeland steeds meer bedreigd werd, zagen de Zeeuwse steden toch de noodzakelijkheid in van een nauw verbond met Holland. Volgens het ‘Tractaat van de Nadere Unie tussen Holland en Zeeland’, gesloten op 25 april 1576 tijdens de Unie van Delft, wist Willem van Oranje zijn doel te bereiken en de unie tussen Holland en Zeeland uiteindelijk tot stand te brengen.3

Problemen in Dordrecht en Zierikzee
Vanwege een nieuw Spaans offensief in 1575 ontstond in de steden van Holland en Zeeland grote onrust. Onder de bevolking nam de oorlogsmoeheid onrustbarende vormen aan. In Dordrecht, bedreigd door in de Alblasserwaard rondtrekkende Spaanse soldaten, waren, volgens Willem van Oranje, de bewoners hem zo vijandig gezind, dat hij zich nauwelijks op straat durfde vertonen en ter wille van zijn veiligheid in een schip ging slapen.4 In Zierikzee drong de schutterij aan op overgave aan de Spaanse belegeraars.
Zelfs de Staten van Holland zochten in 1576, buiten de Prins om, via de uit Dordrecht afkomstige Willem Oem Hermansz, contact met de Spaanse baron van Hierges in Utrecht, om te handelen over vrede. De Staten verdedigden hun eigengereide besluit tegenover de Prins, door te zeggen dat de onderhandelingen bestemd waren om het volk, dat naar vrede verlangde, ‘enige genoegdoening te verschaffen’.
Ondanks de overgang van veel steden naar het kamp van de Prins werden veel magistraatsleden verdacht van een verstandhouding met Spanje. September 1576 werd een bode van Requesens op weg naar Utrecht door de geuzen overvallen en van de brieven, die hij bij zich had, beroofd. Deze brieven werden direct doorgezonden naar de Prins, die zich op dat moment in Dordrecht bevond.
Tot zijn ontsteltenis las hij, dat veel vooraanstaande burgers, zowel in Dordrecht als in Zierikzee in het geheim samenspanden om deze steden aan de centrale regering in Brussel over te leveren. In de brieven stonden de namen van de samenzweerders vermeld, onder wie diverse Dordtse magistraatspersonen.
Oranje liet tijdens een vergadering van de Dordtse magistraat de brieven voorlezen, waarna hij de magistraat te kennen gaf dat hij met veel kosten en grote moeite en arbeid Holland wilde verdedigen en beschermen tegen die ongoddelycke ende onverdrachgelicke regieringhe der uythemschen ende Albanisse tyrannie, maar als zij hem niet begeerden en vertrouwden, hij bereid was direct uit Holland te vertrekken. De magistraat koos eieren voor zijn geld en de samenzweerders werden, zowel in Dordrecht als in Zierikzee, afgezet en gevangengenomen.5

Het ‘Placcaet van Verlatinghe’
Na de Unie van Dordrecht op 4 juni 1575 speelde Dordrecht zo goed als geen rol meer in de Opstand. Wel werden, onder meer in Breda en Keulen, pogingen ondernomen tot overeenstemming te komen met Filips, die echter op niets uitliepen. Met het Placcaet van Verlatinghe op 26 juli 1581 besloten de Staten-Generaal Filips II, koning van Spanje, te verlaten door hem van zijn rechten als wettig Heer der Nederlanden vervallen te verklaren.
Het plakkaat was gebaseerd op keuren van de gewesten, waarin de rechten, vrijheden en privilegiën van de steden en gewesten waren opgesomd. De Staten verklaarden dat hun vorst, Filips II, deze vrijheden en rechten had geschonden en verklaarden hem vervallen van de troon. Zijn troon werd verlaten verklaard.
In de praktijk kwam het plakkaat neer op een onafhankelijkheidsveklaring. Dit was de eerste keer in de Tachtigjarige Oorlog dat de Noordelijke Nederlanden expliciet tegen de koning in opstand kwamen. Voorheen werd, in het Wilhelmus, de Pacificatie van Gent en nog in de Unie van Utrecht, altijd gezegd dat men de koning trouw bleef en enkel de Spaanse bezetting bevocht.
Ondanks dat het plakkaat Filips als vorst afwees, was het ondenkbaar dat de Nederlanden geen vorst meer zouden hebben, maar, zoals in het Plakkaat staat, een ander machtigh ende goedertieren Prince, om de voorsz. landen te helpen beschermen en voor te staen, te versoecken.
Zo bood de Staten-Generaal de hertog van Anjou, koning Hendrik III van Frankrijk en koningin Elizabeth van Engeland de troon aan. De eerste stierf voor hij die kon aanvaarden en Hendrik III bedankte om politieke redenen voor de eer. Elizabeth weigerde de Nederlandse koningstitel, maar stuurde wel een leger van 6.000 man, aangevoerd door Robert Dudley, graaf van Leicester (1532-1588), om de Spaanse opmars tegen te gaan. 4 februari 1586 werd hij benoemd tot gouverneur-generaal.
De komst van de graaf was echter geen succes; diverse steden gingen voor de opstandelingen verloren. Na het bekend worden dat hij op last van Elizabeth de Staten moest overhalen tot vredesonderhandelingen met Spanje, werd hij 4 december 1587 gedwongen de Nederlanden te verlaten.6 Dordrecht, waar hij steeds zeer uitbundig en feestelijk werd ingehaald, bleef hem echter tot het laatst trouw en zond zelfs enkele afgevaardigden naar Vlissingen om afscheid van hem te nemen en hem met wijn te vereren.7
Het was nu volkomen duidelijk dat geen enkele Europese vorst de leiding in de opstandige gebieden wilde aanvaarden. Ten slotte besloot de Staten-Generaal zichzelf uit te roepen tot ‘staatshoofd’. De Noordelijke Nederlanden werden in 1588 een uit nood geboren republiek: Republiek van Zeven Verenigde Gewesten.

Herman A. van Duinen te Dordrecht


Noten
1) Mörke, pag. 174.

2) A. van Hulzen, Van opstand tot oorog, Middelburg 2005, pag 109.

3) NA: Staten van Holland - inv. 24.

4) Schelven, pg. 224.

5) Hulzen, pag. 108, 109

6) A. en H. Algra, Dispereert niet, Franeker z.j., deel 1, pag. 429.

7) G.D.J. Schotel, Het klooster, het hof en de kerk der Augustijnen te Dordrecht, Dordrecht 1861.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2014

Protestants Nederland | 24 Pagina's

Een uit nood geboren Republiek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2014

Protestants Nederland | 24 Pagina's