Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pausambt onopgeefbaar voor Rome

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pausambt onopgeefbaar voor Rome

Veranderingen in Rooms-Katholieke Kerk zijn complex

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Rooms-Katholieke Kerk is na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) ingrijpend veranderd en veel opener naar de wereld en andere kerken geworden. Maar de kerk gaf haar traditie niet prijs aan het relativisme van deze tijd en hield vast aan de kerk als hiërarchisch instituut geleid door de paus. De katholieke theologie moest vooral een rooms-katholieke theologie blijven.

Dat is de conclusie van drie rooms-katholieke wetenschappers Karim Schelkens, John A. Dick en Jürgen Mettepenningen in een boek over het katholicisme van paus Gregorius XVI tot en met Benedictus XVI. De titel luidt aggiornamento, letterlijk: “bij de tijd brengen”. Deze Italiaanse term werd gebruikt als motto voor het vernieuwingsgezinde Tweede Vaticaans Concilie. De titel is echter voorzien van een vraagteken. Is de kerk werkelijk bij de tijd gebracht of is zij een bastion van traditie en orthodoxie gebleven? Want dat laatste vinden veel katholieken - tot hun grote spijt.
Het boek geeft een helder overzicht van de ontwikkelingen van de kerk sinds paus Gregorius XVI (kerkvorst tussen 1831 en 1846). Deze worstelde met de erfenis van de Verlichting. In zijn encycliek Mirari vos (1832) keerde hij zich tegen acceptatie van de moderne tijd en beperking van de kerkelijke macht.
De kerk kreeg echter steeds meer aanvallen te verduren van wetenschap en samenleving. Vooral in Frankrijk kwam er, mede onder invloed van de Romantiek, een verzet tegen de verlichte geest van de tijd. Katholieke geleerden als Louis de Bonald en Joseph de Maistre (die later Groen van Prinsterer zouden beïnvloeden) stelden dat het goddelijke gezag oorsprong van het sociale en politieke denken was.

Aanvankelijk positief
Paus Pius IX (paus van 1846 tot 1878) stond aanvankelijk positief tegenover moderne ontwikkelingen, maar veranderde snel van standpunt na de Revolutie van 1848. Hij was het die in 1854 het dogma van de onbevlekte ontvangenis van Maria (dus zonder erfzonde) afkondigde.
Tijdens zijn pontificaat vond er een geweldige opleving van de Maria-verering plaats, gekoppeld aan een politieke dimensie: het eeuwige stond boven het tijdelijke, de kerkelijke macht boven die van de staat. Er deed zich een toenemende invloed van het ultramontanisme voor: een beweging die uitging van de kerk als een onafhankelijke entiteit, geordend boven de staat. Alle wetenschap moest zich richten naar de richtlijnen van de kerk.
In deze context werd het (Eerste) Vaticaanse Concilie (1869- 1870) gehouden. In de documenten Dei filius en Pastor aeternus werd de katholieke leer uiteengezet ten aanzien van de verhouding van rede en geloof (elkaar aanvullend, respectievelijk betrekking hebbend op natuurlijke en bovennatuurlijke openbaring) en de onfeilbaarheid van de paus.
Deze onfeilbaarheid werd wel gebonden aan diverse voorwaarden, zoals de noodzaak dat de paus ex cathedra spreekt (officieel krachtens zijn ambt, dus niet zijn persoonlijke mening), verder een leer verkondigt die betrekking heeft op geloof en moraal en die door het geheel van de kerk aangehangen wordt.

Het tijdperk van de bewegingen
Tijdens het pontificaat van Pius XII (1939-1958) was er ‘het tijdperk van de bewegingen’, zo omschrijven de auteurs deze cruciale periode: de Bijbelbeweging, de liturgische beweging en de oecumenische beweging. Er ging op diverse terreinen veel veranderen, in de wetenschap, de samenleving en in de kerk.
De Bijbelbeweging bracht een intensieve studie van de Bijbel, waarbij gebruik werd gemaakt van de historisch-kritische methode, een poging om het post-Verlichtingsklimaat met de christelijke leer te verbinden.
Ten aanzien van de oecumenische beweging werd afstand genomen van de encycliek Mortalium animos (1928), waarin het protestantisme werd veroordeeld en katholieken verboden werd om deel te nemen aan de oecumenische beweging. Ware oecumenisme kon immers alleen bestaan in “een oecumenisme van terugkeer”, namelijk naar Rome.

Doorbraak
Vaticanum II werd tenslotte de doorbraak van de nieuwe inzichten van al deze bewegingen. De openbaring werd gezien als een relationele zaak, verankerd in Christus en de gelovige, niet een stelsel van boven-historische waarheden die door de kanalen van Schrift en traditie meegedeeld werden. Het nieuwe was volgens de auteurs vooral dat het kerkbegrip ingevuld werd vanuit de doop. Niet de kerk als hiërarchie werd het vertrekpunt, maar kerk als gemeenschap van gedoopten. De kerk is niet in de eerste plaats een juridische, maar een sacramentele gemeenschap.
Daarmee verbonden maakte Vaticanum II ernst met het principe van collegialiteit: de kerk is een college van bisschoppen die samen de kerk vormen. Toch stroomde het pauselijk bloed waar het niet kon.
Tijdens de zitting van het concilie over de visie op de kerk voegde de paus volkomen onverwacht en eigenmachtig een pauselijke verklaring (Nota Explicativa Praevia) toe waarin stond dat bepaalde zaken van de kerkregering alleen door de paus kunnen worden beslist en niet door de bisschoppen. Het was een schokkende gebeurtenis voor veel concilievaders en waarnemers, maar een morele overwinning van de orthodoxe partij.
Toch kreeg volgens de schrijvers het vernieuwingsperspectief van Vaticanum II steeds meer grond aan de voeten alsmede de leer van de collegialiteit. De rol van de paus als zichtbaar teken van eenheid van de Katholieke Kerk (conform Vaticanum I) bleef weliswaar ongeschonden, maar de paus werd wel ingevoegd binnen het hele college van bisschoppen.
In oecumenisch opzicht kon een ‘collegiaal’ begrip van het pausschap gemakkelijker verbonden worden met een visie op het pauselijk primaat in termen van primus inter pares, zoals in Anglicaanse en Oosters-Orthodoxe kringen acceptabel was. We komen op de positie van de paus straks terug.

Crisis
Op Vaticanum II volgde een periode van crisis, waarin voor- en tegenstanders streden om de erfenis en de interpretatie van het concilie. Daarvan geeft de Italiaanse theoloog Massimo Faggioli een duidelijk overzicht. Opvallend is dat het concilie twee uiterste reacties heeft opgeleverd: enerzijds de conservatieve stroming onder kardinaal Lefebvre voor wie Vaticanum II een verraad was aan de oude roomse traditie en de zogeheten sedevecantes, die de Heilige Stoel als vacant (sede vacante, letterlijk: vacante stoel) beschouwde sinds paus Paulus VI de besluiten van Vaticanum II ondertekende (en daarmee formeel ophield te bestaan als paus).
Lefebvre zag een liberaal-protestantse samenzwering achter het concilie die zijns inziens gedreven was door de valse geest van dialoog en liberalisme. Anderzijds was er de groep van onder meer Hans Küng die sterk teleurgesteld was over de niet vervulde beloften van het concilie en vond dat de kerk in conservatief vaarwater terecht was gekomen.
Als het gaat om de twee verschillende groepen die om de interpretatie van het concilie streden, dan betreft het volgens Faggioli niet de strijd tussen liberale en progressieve katholieken, maar gaat het om twee verschillende houdingen van de kerk ten opzichte van de wereld.
Hij vat ze samen met de twee richtingen van (neo)-augustinianen en (neo)-thomisten. De eerste richting kenmerkte zich door een kritische houding ten opzichte van de wereld, vanuit de gedachte van de kerk als een zuivere gemeenschap van liefde, de tweede richting stelt zich positief en open naar de wereld op.
Paus Johannes Paulus II zou de eerste richting vertegenwoordigen, zijn opvolger Benedictus XVI de tweede. Toch was het de laatste die de discussie over de erfenis en betekenis van Vaticanum II weer aanzwengelde. Hij heeft echter wel duidelijk laten merken dat Vaticanum II in lijn is gebleven met de katholieke traditie (er is dus geen ‘voor-’ en ‘na-conciliaire kerk’), al was een openheid naar de uit44dagingen van deze tijd ook nodig.

Moderniteit
Hoe de Katholieke Kerk worstelt met de moderniteit blijkt duidelijk uit de bundel van de katholieke wetenschapper Staf Hellemans. Er is sprake van een spanning tussen enerzijds een kerk die sinds Vaticanum II heel open spreekt over niet-christelijke religies en niet-katholieke kerken, de vrijheid van godsdienst (gebaseerd op de waardigheid van de mens), een positieve waardering heeft van de schoonheid van de wereld, en anderzijds een kerk die in de moderniteit een contrageluid laat horen op het punt van ethische zaken, zoals celibaat, homoseksualiteit en vrouw in het ambt.
De Rooms-Katholieke Kerk is op zoek naar een ‘advanced modernity’, een manier van omgaan met de moderniteit waarvan ook de positieve kanten gewaardeerd worden. Dat gebeurde al direct na de Reformatie in de beweging van de Contrareformatie toen geloof en rede met elkaar verbonden werden (vooral dank zij de Jezuïeten), en dit als een reactie gezien werd op het sola fide van de Reformatie.
Vaticanum II laat volgens Hellemans zelfs een diepe overeenstemming tussen christendom en Verlichting zien, al pleit concilie- afgevaardigde en latere paus Ratzinger wel voor een bredere visie op de rede die verbonden wordt aan waarheid en christelijke openbaring. Dat laat echter onverlet dat wijsheid niet het monopolie is van het christelijk geloof, maar ook in andere religieuze en seculiere tradities aanwezig is.
De Rooms-Katholieke Kerk bevindt zich steeds meer in een crisis, zo stelt de bundel. Zij wordt volgens de auteurs steeds meer een minderheidskerk die niet meer het vermogen heeft om overtuigingen dwingend voor te schrijven. Het systeem van ‘discipline en gehoorzaamheid’ kan sinds de jaren zestig niet meer gehandhaafd worden, vanwege de toegenomen persoonlijke vrijheid, spontaneïteit en accent op authenticiteit.
Hellemans verwacht voor de komende tijd – of men dit nu wil of niet – een ‘sekte-achtige’ (minderheids) kerk die de toekomst van de Rooms-Katholieke Kerk onzeker maakt.

Paus
Een van de grote struikelblokken in de oecumene blijft het pauselijk ambt. In een goed gedocumenteerde studie laat Paul Wess zien dat de huidige kerk nog steeds vasthoudt aan het pausambt als centrum en eenheid van de kerk. Er is op dit punt geen wezenlijk verschil tussen Vaticanum I en II.
Zolang de kerk echter de opvatting niet wil loslaten dat er één persoon is die de bevoegdheid heeft om het laatste woord te spreken, zal er geen wezenlijke toenadering en overeenstemming gevonden worden, zo verwacht de schrijver. Hij doet een poging om een ‘bijbelse Petrusdienst’ te formuleren als symbool van eenheid van de kerk om zo de eenheid van de kerk te bevorderen, aangezien dat toch een Bijbelse eis is.
De schrijver knoopt aan bij de uitnodiging van paus Johannes Paulus II om tot een “broederlijke, geduldige dialoog” met de christelijke kerken over het pausschap te komen. De thematiek van het pauselijk primaat heeft volgens Wess een grote oecumenische relevantie omdat de rooms-katholieke hiërarchische kerkvisie door de meeste christelijke kerken radicaal afgewezen wordt.
Het principe en fundament van de eenheid van de kerk is niet de paus of welke andere ambtsdrager ook, maar God zelf, die de christenen tot eensgezindheid roept. Deze eenheid kan volgens Wess niet door personen, die zich als “vergoddelijkte” plaatsvervangers van Christus of God zelf verstaan, van bovenaf bewerkt worden, maar moet gemeenschappelijk gezocht worden in vertrouwen op de Heilige Geest, Die zulk een vereniging mogelijk maakt. Zo is een ‘nieuw Pinksteren’ mogelijk waar paus Johannes XXIII om gebeden heeft aan de vooravond van Vaticanum II.

Hoopgevende ontwikkelingen
De boeken laten zien hoe complex de veranderingen in de Rooms-Katholieke Kerk zijn. Enerzijds zijn er hoopgevende ontwikkelingen die meer aandacht voor de Bijbel en een meer reformatorische kijk op de kerk laten zien, anderzijds is Rome niet van plan is om water bij de wijn te doen als het gaat om de traditionele katholieke opvattingen.
Zo zijn de kerkelijke hiërarchie en de rol van de paus onopgeefbaar. Rome heeft de traditionele christelijke leer beter bewaard dan menig protestantse kerk. Dan maakt de verontrusting over bepaalde ontwikkelingen niet minder. Zolang Rome niet wezenlijk aan het pausschap – een belangrijke bron van conflictstof in 1517 – tornt, zal dialoog en ontmoeting geen wezenlijke resultaten opleveren.


Naar aanleiding van Karim Schelkens, John A. Dick & Jürgen Mettepenningen, Aggiornamento? Catholicism from Gregory XVI to Benedict XVI, Leiden 2013; 247 blz.; € 109; Massimo Faggioli, Vatican II. The Battle for Meaning; Paulis Press, New York 2012; 208 blz.; $ 14,95; Staf Hellemans, Jozef Wissink (eds.), Towards a New Catholic Church in Advanced Modernity. Transformations, Visions, Tensions; LIT Verlag, Münster 2012; 277 blz.; € 29,90; Paul Weiss, Papstamt jenseits von Hierarchie und Demokratie. Ökumenische Suche nach einem bibelgemässen Petrusdienst; mit Beiträgen von Ulrich H. J. Körtner und Grigorios Larentzakis; LIT Verlag, Münster 2012; 208 blz.; € 19,90.


Dr. K. van der Zwaag te Barneveld

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 2015

Protestants Nederland | 32 Pagina's

Pausambt onopgeefbaar voor Rome

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 2015

Protestants Nederland | 32 Pagina's