Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EVOLUTIE EN GELOOF GAAN NOOIT SAMEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVOLUTIE EN GELOOF GAAN NOOIT SAMEN

Van den Brink beoordeelt Gods daden naar menselijke maatstaven

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Wat betekent het precies voor het geloof wanneer de evolutietheorie juist zou zijn?’ Dat is de kernvraag waarmee prof. dr. Gijsbert van den Brink worstelde en van waaruit hij zijn inmiddels geruchtmakende boek En de aarde bracht voort. Christelijk geloof en evolutie heeft geschreven, zo schrijft hij in het Reformatorisch Dagblad van 16 augustus 2017. Mijns inziens is deze vraag een verkeerde, ook een onjuiste vraag, want evolutie en geloof gaan nooit samen. Veel belangrijker is de vraag: Wat is het effect op Bijbelgetrouwe christenen van mijn wetenschappelijk geworstel, waarmee ik scheppingsverhalen uit Genesis 1 en 2 als onjuist en als fictie typeer?

Het lijkt wel alsof Van den Brink hiermee een levensvraag stelt, die móet worden beantwoord om aan het doel, waartoe de mens is geschapen, te kunnen beantwoorden. In geestelijke zin is de vraag van Van den Brink een onjuiste vraag, gebaseerd op zijn op zichzelf integere voornemen en wens om de inhoud van Genesis 1 en de evolutie met elkaar in harmonie te brengen.

Naar mijn mening is de Bijbel geen archeologisch, geen biologisch, geen natuurhistorisch studieboek. De Bijbel bevat heilshistorie en is de geopenbaarde wil van God inzake deze heilshistorie. Paulus schrijft aan zijn geestelijke zoon Timothéüs: Al de Schrift is van God ingegeven en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is;Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust (2 Tim. 3:16,17).

Petrus geeft in zijn tweede zendbrief een duidelijke definitie over de organische inspiratie, waarvan en waarmee Bijbelschrijvers waren doortrokken en ook hebben geschreven: Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar de heilige mensen Gods, van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken (2 Petrus 1:21).

Ook al zijn dan evolutionistische elementen volgens Van den Brink onmiskenbaar aanwezig in de schepping (volgens anderen valt hierop wel af te dingen), voor een christen zijn deze van nul en gener waarde, omdat deze niet relevant zijn voor de heilshistorie.

Ook de wetenschap heeft haar grenzen. Voor een christen is die grens (zo citeert T. Ouwerkerk uit Ermelo terecht in het Reformatorisch Dagblad van 16 augustus 2017, Calvijn in zijn commentaar op Genesis 1 en 2): Het hoogste weten is niet-weten. Tevergeefs redeneert men over de schepping van de wereld, als men niet eerst door de prediking van het Evangelie is vernederd en geleerd heeft alle scherpzinnigheid van het verstand te onderwerpen aan de dwaasheid van het kruis (1 Kor. 1:21).

Doel van de mens

Wat is het doel van de mens als schepsel Gods? Te leven tot eer van zijn Maker, zijn Schepper: Gij, Heere, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid en de eer en de kracht; want Gij hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen (Openb. 4:11).

De evolutietheorie is absoluut niet relevant voor het geloof en het geloofsleven. Het geloof ziet de Bijbel als het onfeilbaar Woord van God en de gelovige leest de Bijbel op basis en met instemming van de definitie van het geloof: Het geloof nu is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet. Want door hetzelve hebben de ouden getuigenis bekomen. Door het geloof verstaan we dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden (Hebr 11: 1 t/m 3).

Van den Brink zal jongelui, die studeren, met zijn theorieën niet overtuigen. Voor velen zullen deze theorieën niet ver genoeg gaan. Bovendien is zijn visie op het ‘eerste’ mensenpaar Adam en Eva eigenlijk speculatief, een onbewezen theoretisch model. Maar als dat al speculatie en theorie is, wat moeten we dan aan met de zondeval?

Maar als de zondeval toch net anders is als Gods Woord ons beschrijft, hoe zit het dan met de beloofde Verlosser (Genesis 3:15)? De Bijbel schrijft heilshistorie.

Van den Brink betreedt met zijn boek ‘heilige grond’, met de oervraag, in het Paradijs al gesteld: Is het ook....? Is dit scherp, niet té scherp? Nee, niet te scherp, want de kern en het wezen van de Godsopenbaring wordt door Van den Brink - wellicht onbedoeld - ter discussie gesteld. De wetenschap heeft een grens, die niet straffeloos kan worden overschreden. Van den Brink neigt met zijn boek er naar deze grens te overschrijden.

Volgens deze hoogleraar zijn er jonge en aanstaande geleerden, die op het scheppingsverhaal afhaken en de religie vaarwel zeggen. Voor hen wil hij bruggen bouwen. Dat is een keus, maar wel een verkeerde keus. Want voor enkele jongeren wil Van den Brink een brug bouwen, maar daarmee schept hij voor velen een kloof, omdat hij de geloofwaardigheid van - een deel van - de Bijbel ter discussie stelt.

Pseudobrug

Ook uit het oogpunt van communicatie is deze brug een pseudobrug. We geloven de Bijbel als de geopenbaarde wil van God aangaande onze zaligheid, of we geloven deze niet. Zo scherp ligt dit en het boek van Van den Brink zal mensen over die brug jagen naar - uiteindelijk - het ongeloof.

Want als we de Bijbel niet meer kunnen lezen als betrouwbaar en gezaghebbend, en we hebben boeken als die van Van den Brink nodig om deze goed te verstaan, dan is de Bijbel niet meer de Godsopenbaring, zoals 500 jaar geleden Maarten Luther deze zag en zoals even later Johannes Calvijn deze - op de Bijbelboeken Ezechiël en Openbaring na - uitlegde en verklaarde, in commentaren die heden ten dage nog niets aan actualiteit hebben ingeboet.

Het is voor mij de vraag of Van den Brink de kwalijke gevolgen van zijn boek wel voldoende heeft overdacht. Ik zie parallellen met het rapport God met ons. Over de aard van het Schriftgezag uit de jaren 70 van de vorige eeuw, door de synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland als ‘leeswijzer’ voor de Bijbel aanvaard. De aanvaarding van dit geschrift heeft geweldige consequenties gehad voor het gereformeerde kerkvolk, met een ontzagwekkende kerkverlating in korte tijd van het gereformeerde volksdeel als resultaat.

Het gevaar is beslist niet denkbeeldig dat het boek van Van den Brink eenzelfde effect zal hebben (God verhoede dat!!), immers de hoogleraar zet twee hoofdstukken van de Bijbel buiten haken, althans concludeert dat dit geen feiten, maar fictie zijn. Natuurlijk is dan de vervolgvraag: als deze hoofdstukken geen feiten bevatten, welke dan wel? Wanneer komt hierop het vervolg met - bijvoorbeeld - de wonderen van de Heere Jezus? Of gaan we vragen stellen bij de predestinatie, bij de verzoening door voldoening?

Mijn hoofdbezwaar tegen het boek van Van den Brink is eigenlijk dat hij God en Zijn daden afmeet naar maatstaven van hemzelf en van anderen, dus menselijke maatstaven, en daaruit concludeert dat God niet voldoet aan die maatstaf. Hij trekt als het ware God in onze eindige, begrensde menselijke denkwereld. En dat terwijl onze God oneindig uitstijgt boven wat Zijn schepselen ook maar kunnen bedenken. Is Hij met Zijn onmededeelbare eigenschappen niet de gans Andere?

Mensjes uit het stof

Hoe kunnen wij, mensjes uit het stof, eindige schepselen van God, ook al zijn we begiftigd met een groot verstand, Zijn Almacht, Zijn Onafhankelijkheid, Zijn Onveranderlijkheid, Zijn Alomtegenwoordigheid, Zijn Eeuwigheid in al wat God doet en gedaan heeft ook maar enigszins bevatten, doorgronden en beoordelen? Nee, zegt Van den Brink, maar toch beoordelen wij de Eeuwige niet op Zijn Openbaring, maar op materie, aardse materie.

Dit streven is gedoemd te mislukken en leidt òf tot een - misschien wel religieus - atheïsme, òf tot het besef dat we verboden terrein hebben betreden en dus de paradijszonde begaan. Alle verdere symposia, discussies, debatten over dit onderwerp zijn heilloos.

We geloven de Bijbel als de Godsopenbaring van de heilshistorie, òf we geloven deze niet en willen deze in details van het totaal doorgronden. Ik voor mij kies met heel mijn hart, met heel mijn verstand, met mijn wil èn met mijn gevoel voor het eerste. Dat kost soms strijd, maar toch.... Verder ben ik ervan overtuigd dat we alles na dezen...., dus na dit leven zullen verstaan en - als het goed is - zullen bewonderen, loven en prijzen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 2017

Protestants Nederland | 32 Pagina's

EVOLUTIE EN GELOOF GAAN NOOIT SAMEN

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 2017

Protestants Nederland | 32 Pagina's