Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN DEURSEN: GESCHIEDSCHRIJVER VAN ZEVENTIENDE EEUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DEURSEN: GESCHIEDSCHRIJVER VAN ZEVENTIENDE EEUW

Nederlandse geschiedschrijving van de 19de tot de 21ste eeuw - 9

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Arie Theodorus van Deursen (1931-2011) behoort tot de grote historici van de tweede helft van de twintigste eeuw .Veelzijdig en omvangrijk is zijn oeuvre. Hij was uitgever van de vroegzeventiende-eeuwse resoluties van de Staten-Generaal, schreef biografieën van onder meer Willem van Oranje en prins Maurits, monografieën over zeventiende-eeuwse Nederlandse geschiedenis, essays over geschiedschrijving en was tevens een belangrijk cultuurcriticus.

Voor een karakteristiek van Van Deursens geschiedschrijving beperken we ons tot de zeventiende eeuw en vervolgens schetsen we kort zijn betekenis als cultuurcriticus.

Van Deursen promoveerde op Professions et métiers interdits. Un aspect de l’histore de la révocation de ‘l’édit de Nantes (1960) dat handelde over de sociaal-economische discriminatie van de Hugenoten na de herroeping (1685) van het Edict van Nantes door middel van een stelsel van Berufsverbote, een onderwerp waaraan tot dan toe vrijwel geen aandacht was besteed; een vroegtijdige illustratie van zijn vermogen tot het inslaan van nieuwe wegen.

Hierna volgden vele grotere en kleinere bijdragen over de geschiedenis van de staatsinrichting van de Republiek, haar internationale positie en haar cultuur, dit laatste opgevat in de brede betekenis van inrichting van de samenleving, van kerk, staat en maatschappij.

Een klein meesterwerk

Afzonderlijke vermelding verdient de verhandeling Honni soit qui mal pense? De Republiek tussen de mogendheden (1610-1612) (1965), een klein meesterwerk dat Van Deursen toonde als een historicus die zijn bronnenmateriaal uitstekend beheerste, een kritisch oog had voor zelfs het kleinste detail en beschikte over een groot inlevingsvermogen in mensen en situaties; meesterschap was er eveneens over de taal, een eigenschap van alle belangrijke historici.1

Vernieuwend was zijn Bavianen en slijkgeuzen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldebarnevelt (1974) waarin een beeld wordt gegeven van de vroeg-zeventiende-eeuwse gereformeerde kerk en van de godsdiensttwisten- met als centraal punt de uitverkiezing- in de provincie Holland tussen remonstranten en contra-remonstranten waarvoor de schimpnamen van respectievelijk bavianen en slijkgeuzen werden gebruikt.

De betekenis van bavianen is onduidelijk, maar slijkgeuzen werd in en om Rotterdam in 1612 gebruikt voor de contra-remonstrantse gelovigen die door weer en wind over beslijkte wegen de gastvrijheid van de dorpskerken verkozen boven de remonstrantse prediking in hun eigen woonplaats. De schimpnamen uit de volkstaal illustreren de zaak waar het Van Deursen om ging: leven en beleving van gewone lidmaten, remonstranten en contra-remonstranten, die hun strijd met grote ernst en volledige inzet hebben gevoerd.

De gedragingen en gedachten van deze gewone lidmaten, die weinig eigen getuigenissen hebben nagelaten, zijn weliswaar moeilijk te kennen, maar bronnen als kerkenraadsnotulen, classicale acta, correspondentie van overheidsorganen, papieren van de criminele justitie, pamfletten, stichtelijke lectuur, letterkundige geschriften, stads- en dorpsgeschiedenissen vormen het materiaal dat indirecte getuigenissen kan geven van levensen gedachtenvormen van gewone zeventiende-eeuwse mensen.

Invoelende hand van de historicus

Het spreekt vanzelf dat beschrijving van al dit historisch materiaal zonder meer niet volstaat voor de herschepping van het verleden. Hiertoe is nodig de ordenende en invoelende hand van de historicus die zin en betekenis aan het verleden geeft. Dit nu is wat Van Deursen, daarbij steeds vragen stellende aan zijn bronnen, argumenten en tegenargumenten aanvoerende, en recht doende aan beide partijen, hier doet. Dit boek blijft een standaardwerk.

Naar opzet verwant aan Bavianen en slijkgeuzen is de serie Het kopergeld van de Gouden Eeuw (1978-1980) waarin in vier onderling verbonden monografieën de Hollandse volkscultuur van de zestiende en zeventiende eeuw, specifieker het tijdvak van de oorlog tegen Spanje, voor ons ontsloten wordt; evenals in de Bavianen is ook hier het gebied beperkt tot de provincie Holland, het grootste en belangrijkste gewest van de Republiek.2

Het eerste deel gaat over de materiële kanten van het bestaan, het dagelijks werk, immigratie, armoede en haar problemen, verlangen naar rijkdom, het tweede beschrijft het huwelijksleven, herbergbezoek, vorming in school en beroep, volkslectuur en nieuwsvoorziening, het derde heeft als thema de massa onder het gezag van haar overheid in casu van de regenten, en in het vierde deel wordt onderzocht in welke mate het algemeen volksgeloof, veelal met afstand tot de kerkelijke confessies, raakvlakken had met calvinistische, rooms-katholieke en doopsgezinde geloofsvoorstellingen, waarna vervolgens wordt ingegaan op de geloofsbeleving binnen deze drie richtingen zelf.

Godsdienstig besef

Treffend zijn Van Deursens woorden over het godsdienstig besef van de zeventiende-eeuwse mens die algemeen geloofde dat over het graf heen het vooruitzicht lag van eeuwig leven en eeuwige dood en hij zich eenmaal voor Gods rechterstoel moest verantwoorden. Tezamen met de Bavianen heeft Het kopergeld, later onder de titel Mensen van klein vermogen. Het kopergeld van de Gouden Eeuw(1991) in één band herdrukt, Van Deursens naam als grondlegger van de moderne Nederlandse cultuurgeschiedenis gevestigd.3 In het laatste deel van zijn Kopergeld schreef Van Deursen dat veel ongedrukte bronnen, in het bijzonder de locale, ongebruikt hadden moeten blijven, maar in de jaren tachtig van de vorige eeuw kon het omvangrijke archief van het Noord-Hollandse dorp Graft worden ontsloten, een archief dat grotendeels voldeed aan de eis tot aanwezigheid van bronnen als vroedschapsresoluties, kerkenraadsnotulen, protocollen van weesmeesters en notarissen, kasboeken van armenvoogden en van poldermeesters, verpondingskohieren en registers van het haardstedengeld, doop-, trouw-en begraafboeken, rechterlijke archieven en keurboeken.

Het resultaat hier was Van Deursens, Een dorp in de polder. Graft in de zeventiende eeuw (1994), terwijl zijn collega Schutte tekende voor Een Hollandse dorpssamenleving in de late achttiende eeuw. De banne Graft 1770-1810 (1989). Door minutieus bronnenonderzoek – een eigenschap die Van Deursen in hoge mate bezat – en een fijn ontwikkeld vermogen tot combinatie van velerlei en veelsoortige gegevens ontstond een sympathiek beeld van ‘een dorp van eenvoudige, vriendelijke mensen die goed op hun zaken passen zonder te streven naar de maximale winst en evenmin geplaagd worden door ambitie en geldingsdrang, als door zucht naar weelde en overdaad. Zo lijken de Grafters uit de bronnen te voorschijn te komen en zo stonden ze ook in hun tijd bekend’.4

Na Graft volgden nog Maurits van Nassau. De winnaar die faalde (2000), De last van veel geluk. De geschiedenis van Nederland1555-1702 (2004), Een hoeksteen in het verzuild bestel. De geschiedenis van de Vrije Universiteit 1880-2005 (2005), en zijn zwanenzang was In Katwijk is alles anders. Een christelijk dorp ontmoet de wereld 1940-2005 (2012).


Met fijne pen en met een invoelingsvermogen, waaraan geestelijke affiniteit niet vreemd kan zijn, beschrijft de auteur de gevoels- en geloofswereld van dertig bevindelijke vromen in de negentiende eeuw.


Liefdevol geschreven

Dit laatste is een liefdevol geschreven werk over het dorp waar hij de laatste jaren van zijn leven heeft gewoond. Vooral voor hen die enigszins vertrouwd zijn met Katwijk en zijn karakteristieke bevolking, waarin orthodoxie en authenticiteit soms een merkwaardig verbond lijken hebben gesloten, is dit toegankelijk geschreven werk boeiende lectuur.

Vanaf de jaren negentig werden tevens tientallen historische en cultuurkritische artikelen bijeengebracht in bundels als De hartslag van het leven. Studies over de Republiek der Verenigde Nederlanden (1996) en De geest is meer dan het lichaam. Opstellen over geschiedenis en cultuur (2010). De bundels bevatten vele juweeltjes, één daarvan willen we even voor het voetlicht halen. Het betreft Vreemdelingen in Mesech. Het dagelijks leven van de vromen, oorspronkelijk een bijdrage aan de bundel De stille luyden. Bevindelijk gereformeerden in de negentiende eeuw (1994).

Met fijne pen en met een invoelingsvermogen, waaraan geestelijke affiniteit niet vreemd kan zijn, beschrijft de auteur de gevoels- en geloofswereld van dertig bevindelijke vromen in de negentiende eeuw, van deze pelgrims die het ging om grotere dingen dan de aardse: ‘Als ze strijd gekend hebben, en wanhoop, en verslagenheid, was het niet om de zorg voor het dagelijks brood. Zij keken over de drempel van dood en leven heen, de blik gericht op de eeuwigheid. Hun reisdoel lag buiten deze wereld. Ze zagen hun leven zoals eens John Bunyan het gedaan had, als een pelgrimstocht naar het hemelse vaderland. Daar hoorden ze thuis, hier op aarde waren ze alleen maar onderweg’.5

Cultuurcriticus van formaat

In de laatste decennia van zijn leven toonde Van Deursen, in deze verwant aan Huizinga, zich een cultuurcriticus van formaat die in talloze bijdragen, gekenmerkt door een glasheldere argumentatie en een trefzekere stijl, blijk gaf van zijn diepe bezorgdheid over het verlies van christelijke waarden en normen, over de verdwijning van een transcendente fundering van de moraal.

Heel duidelijk kwam dit tot uiting in zijn befaamd geworden Huizinga-lezing Huizinga en de geest der eeuw (1994) waarin een vergelijking werd getrokken tussen de cultuurkritiek van Da Costa in diens Bezwaren tegen den geest der eeuw (1823) en die van Huizinga in In de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden van onzen tijd (1935) en Geschonden wereld. Een beschouwing over kansen op herstel van onze beschaving (1943).

Boeiend en overtuigend beschrijft Van Deursen de wezenlijke inhoudelijke overeenkomst tussen de felle aanklacht van de vijfentwintigjarige boeteprofeet Da Costa, die door zijn tijdgenoten met grote hoon werd overladen, en de bezonken diagnose van de gelauwerde en beroemde historicus. Beiden geloofden dat een cultuur zonder metafysisch fundament – en voor hen kon dat niet anders dan het christendom zijn – en zonder de weg van radicale ommekeer van hart en ziel tot ondergang is gedoemd en het zal niet bevreemden dat Van Deursen zich hierbij aansloot.

Scherpe analyse

De lezing is een fraai staaltje van historische vergelijking en eigentijdse cultuurkritiek, maar wel rijst de vraag of Van Deursen Huizinga voldoende recht heeft gedaan. Naar aanleiding van de slotwoorden van Geschonden wereld waarin Huizinga zijn hoop vestigt op de miljoenen mensen die overal ter wereld gereedstaan om te strijden voor recht en vrijheid, rede en goede zeden, de mensen van goede wille die in de Kerstnacht het vrede op aarde werd toegezongen, schrijft hij namelijk dat Huizinga met deze woorden zijn lezers, na hen eerst te hebben voorgehouden dat de cultuur ongeneeslijk ziek is, ineens nog een tweede weg toeschrijft: ‘er is al veel gewonnen als we elkaar maar een zalig kerstfeest toewensen. En zo is dan de beschaving gered’.6

Deze ironie,een stijlmiddel dat de nodige terughoudendheid vergt, miskent het zuiver idealisme van Huizinga en doet bovendien afbreuk aan de ernst en diepgang van het eigen betoog. Niettemin blijft de Huizinga-lezing een scherpe analyse van een onchristelijk geworden samenleving. Van Deursen zal blijven voortleven als een historicus die nieuwe wegen in de geschiedschrijving heeft ingeslagen en tot de vooraanstaande cultuurcritici van zijn tijd heeft behoord.


Van Deursen zal blijven voortleven als een historicus die nieuwe wegen in de geschiedschrijving heeft ingeslagen en tot de vooraanstaande cultuurcritici van zijn tijd heeft behoord.


Noten

1. G. Schutte, ‘Van Deursen: ‘mijn theologische ligging is niet in het geding’, in: Een gereformeerde jongen. Arie Theodorus van Deursen (1931-2011). Een bundel opstellen met een biografie en een volledige bibliografie. Onder redactie van Fred van Lieburg en Joke Roelevink. Amsterdam 2012, 70-71.

2. A.Th. van Deursen, Het kopergeld van de Gouden Eeuw IV. Hel en hemel. Assen 1980, 1-2.

3. Schutte, ‘Van Deursen’, 71.

4. A.Th. van Deursen, Een dorp in de polder. Graft in de zeventiende eeuw. Amsterdam 1994,318.

5. A.Th. van Deursen, ‘Vreemdelingen in Mesech ‘in: A. Th. van Deursen, In gemeenschap met de tijd. Amsterdam 1997, 61.

6. A.Th. van Deursen, ‘Huizinga en de geest der eeuw ‘, in: A. Th. van Deursen, In gemeenschap, 259.


Door dr. O.W. Dubois te Berkenwoude

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2017

Protestants Nederland | 32 Pagina's

VAN DEURSEN: GESCHIEDSCHRIJVER VAN ZEVENTIENDE EEUW

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2017

Protestants Nederland | 32 Pagina's