Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

“BIJ DIE KERK WENSCHEN WIJ TE BLIJVEN TOT IN EEUWIGHEID...”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

“BIJ DIE KERK WENSCHEN WIJ TE BLIJVEN TOT IN EEUWIGHEID...”

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1834 scheurde de tot dan toe vrijwel ongedeelde kerk van de Reformatie in Nederland. Een groot aantal gemeenten en diverse predikanten besloten om het ‘Hervormd kerkgenootschap’ – de term is van ds. H.P. Scholte – te verlaten. De beslissing om te breken met de vaderlandse kerk was ingrijpend. De vraag dringt zich dan ook op, welke kerkvisie het denken gestempeld heeft van de twee belangrijke vertegenwoordigers van de Afscheiding – ds. H. de Cock uit het Groningse Ulrum, die ook wel de ‘vader van de Afscheiding’ genoemd wordt; en ds. H.P. Scholte uit het Brabantse Doeveren-Genderen-Gansoyen.

“Door Gods Geest opgewekt en door de noodzakelijkheid gedrongen, hebben wij naar de aanwijzing van Gods Woord en de leiding des Heeren eindelijk het ambt der geloovigen art. 28 ons voorgesteld, aangenomen, en ons van de Synodale Hervormde kerk afgescheiden om weder te keren tot de gronden onzer vaderen; God te dienen naar zijn woord en ons geweten.”

ds. H. de Cock

Hoewel De Cock in 1836 zijn verhouding met Scholte vergelijkt met die van David en Jonathan, en hij die ten tijde van de Afscheiding ‘ten volle van kracht’ achtte, is het maar de vraag, of die vergelijking adequaat is. Waren De Cock en Scholte wel zo eensgezind als David en Jonathan? Meer specifiek: Handelden De Cock en Scholte wel vanuit één en dezelfde visie op de kerk? Op welke wijze schreven en spraken De Cock en Scholte over de kerk en hoe verhoudt hun visie zich met de gereformeerde belijdenisgeschriften?

De kerk van de Reformatie

Met name in de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) wordt uitvoerig gesproken over de kerk. De ware kerk kenmerkt zich volgens NGB 28 door: (1) De zuivere prediking van het Evangelie; (2) de zuivere bediening van de sacramenten; (3) de Bijbelse uitoefening van de kerkelijke tucht.

Voor de gereformeerde visie op de kerk is bepalend, of het Woord van God er verkondigd en geloofd wordt. In NGB 29 wordt daarom benadrukt dat de band aan Jezus Christus, het enige Hoofd van de kerk, doorslaggevend is voor het kerk-zijn. Dat houdt tevens een binding aan Zijn Woord in.

De Afscheiding te Ulrum en Doeveren e.o.

Chronologisch is het juist om te stellen dat de Afscheiding in Ulrum begon, maar feitelijk begon zij binnen enkele weken op twee plaatsen tegelijk, namelijk in Ulrum en in Doeveren-Genderen-Gansoyen. Voor De Cock was het de afsluiting van een langdurig kerkrechtelijk proces, terwijl Scholte al bij de eerste kerkrechtelijke maatregel koos voor afscheiding.

In de ‘Acte van Afscheiding of Wederkeering’ die door de kerkenraad en de leden van Ulrum werd ondertekend, wordt duidelijk waarom de ondergetekenden zich afscheidden van het hervormd kerkgenootschap. In de Acte zijn geen donatistische, labadistische of piëtistische geluiden te horen, maar slechts naspreken van de gereformeerde belijdenis en het noemen van vele, Bijbelse bewijsplaatsen, die de juistheid van het standpunt moesten ondersteunen.

De ‘Acte van Afscheiding’ van Scholtes gemeente Doeveren-Genderen-Gansoyen is veel korter en heeft een zakelijke inslag. In vergelijking met de Acte van Ulrum geeft de Acte van Doeveren-Genderen-Gansoyen slechts beknopt weer wat men gedaan heeft. Een grondige argumentatie blijft achterwege, evenals een uitvoerige verwijzing naar de Bijbel. Het valt ook op dat in deze korte Acte niet gesproken wordt over de kenmerken van de ware kerk uit de NGB , zoals dat wel in de Acte van Ulrum onder woorden werd gebracht. Het aspect ‘wederkeer’ dat in de Ulrumse Acte nadrukkelijk wordt genoemd, ontbreekt in deze Acte geheel.

De Cock over de kerk

De eigen geschriften van De Cock zijn grotendeels polemisch van aard. Hij wijst daarin vooral aan welke dwalingen er onder predikanten en kerkvolk leven. De Cock maakt keer op keer duidelijk dat hij de gereformeerde leer, ook ten aanzien van de ware kerk, verwoord vindt in de drie Formulieren van Enigheid.

De Cock kan de vaderlandse kerk op den duur niet meer zien als de ware kerk. Dat blijkt al in één van zijn eerste publicaties, namelijk die tegen de collega’s Brouwer en Reddingius. Daarin vereenzelvigt De Cock de ware kerk al niet meer met de hervormde kerk. Zijn andere publicaties laten steeds scherper het geluid horen dat de volkskerk van die dagen niet meer de kenmerken van de ware kerk vertonen in prediking, sacramentsopvatting en tucht.

Volgens een strikte interpretatie van NGB 27-30 wilde De Cock niet anders dan de Hervormde kerk als valse kerk typeren. Het wordt niet duidelijk, of hij daarmee ook collega-predikanten die wel binnen de hervormde kerk bleven, na de Afscheiding nog wel als zodanig erkende. Afscheiding betekende voor hem immers geen breuk met de kerk van de Reformatie, maar de afgescheiden gemeenten vormden in zijn visie juist de wettige voortzetting ervan.

Scholte over de kerk

Scholte behoorde als kind tot de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk. Onder invloed van het Réveil en door zijn contacten met H.F. Kohlbrugge koos hij uiteindelijk voor de Nederlands Hervormde Kerk, de kerk die hij later een valse kerk zou noemen en waarvan hij zich vrijwillig afscheidde. Argumenten voor Afscheiding kon Scholte overnemen van bekende figuren binnen het Réveil.

Dichter en Réveilman Willem Bilderdijk schreef in zijn adres ‘Aan de ware Hervormden in de Gemeenten van Holland’ al over de beklagenswaardige toestand waarin de kerk verkeerde. In dat adres doet Bilderdijk een oproep tot afscheiding naar het voorbeeld van de Hersteld Lutherse Kerk, die zich in 1791 van de Evangelisch Lutherse Kerk had afgescheiden.

Aan Da Costa schrijft Bilderdijk dan: ‘Inderdaad, ik zie niet hoe een afscheiding langer te vermijden is.’ De minder strikt-kerkelijke opvatting van Scholte was gevormd door zijn contacten met het Réveil en de Zwitserse afscheidingen.

Daardoor had hij een congregationaal-independentistische inslag met betrekking tot de kerk. De ware kerk is voor Scholte een gemeenschap van ware gelovigen die bijeenkomen rond Woord en sacrament.

‘Verkerkelijkt conventikel’

Scholte schrijft veel in het blad van de afgescheiden gemeenten, De Reformatie. Uit zijn artikelen over de kerk blijkt, dat Scholte het onderscheid tussen de zichtbare gemeente en de onzichtbare kerk van Christus niet aanvaardde; die vielen voor hem samen. Van ’t Spijker typeert dit ideaal terecht als een streven naar een ‘verkerkelijkt conventikel, een ruim opgezette vriendenkring, een vroom gezelschap’.

Uit Scholtes kerkvisie vloeide ook een andere visie op de doop en het verbond voort. Hij wilde alleen kinderen dopen van ware gelovigen. J.A. Wormser typeerde deze handelwijze destijds al als ‘labadistisch en baptistisch’.

B. Wielenga noemt een concreet voorval van Scholtes weigering om een kind te dopen van een vader die ontrouw de kerkdiensten bezocht en Gods Woord naast zich neerlegde. Scholte zag het kerkelijk ideaal niet zozeer in een reformatie van de Gereformeerde Kerk, als wel in een bovenkerkelijke gemeenschap van gelovigen.

Scholte zocht voor zijn opvatting steun in de gereformeerde belijdenis. Doop, belijdenis en avondmaal betrok hij sterk op elkaar, en zijn kerkvisie werd daarom sterk bepaald door belijders die verzekerd waren van hun geloof; hij had weinig aandacht voor twijfel en aanvechting, zoals de Reformatie en de Nadere Reformatie altijd wel gehad heeft.

Op de synodes

Op de synodevergaderingen, waar grotendeels een nieuw kerkelijk leven moest worden opgebouwd, kwamen verschillen tussen de afgescheiden predikanten al snel aan het licht. Niet iedere predikant dacht hetzelfde over de kerk en de kerkorde; dat gold ook voor De Cock en Scholte, zo blijkt uit de acta van de eerste drie synodes van de afgescheidenen (1836, 1837 en 1840).

Het verschil in kerkvisie tussen De Cock en Scholte bleef aanvankelijk op de achtergrond, maar kwam scherp openbaar op de synode van 1837. Op die synode werd een nieuwe kerkorde opgesteld, die afweek van de Dordtse Kerkorde. Toen tijdens de beraadslagingen bleek dat De Cock en Scholte een verschillend kerkbegrip hanteerden, kreeg De Cock het verzoek om zijn kerkvisie op papier te zetten, zodat daarover een openbaar gesprek gevoerd kon worden.

De Cock voldeed aan dat verzoek. In het document verweet hij zijn opponenten, waaronder Scholte, dat zij ‘drijven dat tot de zigtbare kerk alleen dezelfde leden behooren, als tot de onzigtbare, namelijk uitverkorenen en begenadigden.’ De Cock beroept zich ondermeer op de Hollandse oudvader Koelman, die een krachtig verweer schreef tegen de kerkvisie van de Labadisten.

De Cock erkent bekeerden en onbekeerden als lidmaten van de zichtbare gemeente, tot wie de beloften van het Evangelie komen, ‘het zij in aanbieding, het zij in toepassing.’ Scholte vatte ter synode zijn visie samen door in de richting van De Cock te zeggen: ‘Diegenen voor wien de Barmhartige Hooge Priester niet heeft willen bidden Joh.17, kunnen nooit door ons erkend worden als tot Zijne gemeente behoorende, al waren zij nog zoo letterlijk regtzinnig in de leer.’

Uit de antwoorden en de tegenvragen van De Cock wordt duidelijk dat hij vreesde voor een vereenzelviging van de zichtbare en de onzichtbare kerk, waardoor de gehele gemeente beschouwd moest worden als begenadigden. Voor De Cock was de gemeente Gods verbondsgemeente, waar de belofte van Gods genade centraal staat, die in en aan de gemeente wordt aangeboden en toegepast. Die gemeente is een samenkomst van ware gelovigen en van hen ‘die niet waarachtiglijk wedergeboren zijn, maar huichelaars, uiterlijk nogtans overeenkomende in de leere en in de ceremoniën.’

De tegenstelling tussen De Cock en Scholte beheerste de hele synode van 1837; in de concrete besluitvorming volgde de synode de lijn van Scholte. Niet alleen dogmatisch ten aanzien verbond, kerk en doop, maar ook kerkordelijk bij de wijziging van de Dordtse Kerkorde.

Op de synode van 1840 waren de rollen omgekeerd en kreeg de lijn van De Cock de overhand; Scholte zou zelfs geschorst worden.

Conclusie

Uit de geschriften en zijn spreken op de synodes blijkt dat De Cock de ecclesiologische lijn van de gereformeerde belijdenisgeschriften volgde, wanneer hij onderscheidt tussen de zichtbare en de onzichtbare kerk. Scholte neigt naar ecclesiologisch perfectionisme en week op dat punt af van de gereformeerde belijdenis. Hij stond een zuivere kerk van alleen wedergeboren gelovigen en hun kinderen voor, zo blijkt uit zijn artikelen in De Reformatie en zijn optreden op de synodes.

Scholte erkende weliswaar dat in de prediking tussen beide groepen onderscheiden moest worden, maar wilde de ‘uitwendige leden’ niet rekenen tot de kerk. In Scholtes visie strekte het verbond zich dan ook niet verder uit dan de uitverkoren en gelovige leden van de kerk.

De Cock beschouwde de kerk vanuit de belofte van het verbond, terwijl Scholtes kerkvisie het uitgangspunt nam in de vrucht van de belofte in de gelovige. De Cock sloot daarin nauw aan bij de visie van Calvijn en Koelman, terwijl Scholte neigde naar labadistische sympathieën. De Cock dacht vanuit het genadeverbond en beschouwde op die wijze de kerk, terwijl Scholte het uitgangspunt nam in de geloofsbelijdenis van de leden.

De Cock en Scholte kunnen beiden voormannen van de Afscheiding genoemd worden. Toch heeft hun verschillende visie op de kerk ervoor gezorgd dat de broze eenheid van de afgescheidenen niet lang in stand bleef. Naast andere factoren heeft het kerkbegrip daarin een belangrijke rol gespeeld.

W. van der Zwaag concludeert in één van zijn postuum verschenen boeken dan ook terecht: ‘Het is de tragiek van de Afscheiding van 1834 geweest dat deze beweging, die juist de reformatie van de kerk nastreefde, over diverse theologische en kerkrechtelijke kwesties meer onderlinge verwijdering dan geestelijke vereniging heeft gebracht. Dit heeft een krachtige en eensgezinde frontbepaling tegenover de wereld verhinderd.’


N.a.v. “Bij die Kerk wenschen wij te blijven tot in eeuwigheid...” - Een onderzoek naar de kerkvisie van ds. H. de Cock en ds. H.P. Scholte, twee ‘vaders’ van de Afscheiding in 1834. (Scriptie ter afronding van de bachelor theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, 2016). Een digitaal exemplaar van deze scriptie is per mail op te vragen bij de auteur: wj.vangent@outlook.com)


Literatuuropgave

- Commissie Herdenkingen 1834-1886-1892, Handelingen en verslagen van de Algemene Synoden van de Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk (1836-1869), met stukken betreffende de synode van 1843, bijlagen en registers, (Houten/Utrecht: Den Hertog B.V., 1984).

- Bosch, J., Figuren en aspecten uit de eeuw der Afscheiding, (Goes: Oosterbaan & Le Cointre N.V., 1952).

- Cock, Hel. de, Hendrik de Cock – Eerste Afgescheiden Predikant in Nederland beschouwd in Leven en Werkzaamheid (deel 1 & 2), (Kampen: S. van Velzen jr., 1860/1864).

- Cock, H. de, Verzamelde Geschriften voorzien van inleidingen en aantekeningen (deel I & II), (Houten: Den Hertog B.V., 1984/1986).

- Deddens, D. (e.a.), Afscheiding – Wederkeer, opstellen over de Afscheiding van 1834, (Haarlem: Vijlbrief, 1984).

- Does, J.C. van der, De Afscheiding in haar wording en beginperiode, (Delft: W.D. Weinema N.V., 1933).

- Geels, J.W. (e.a.), Gedenkboek bij de herdenking van het eeuwjaar der Afscheiding 1834-1934, (Dordrecht: D.J. van Brummen, 1934).

- Golverdingen, M., Kleine geschiedenis van de gereformeerde gezindte – een ontwikkeling in hoofdlijnen, (Heerenveen: uitgeverij Groen, 2006).

- Kamphuis, J., Isaäc da Costa en de Afscheiding van 1834, (Groningen: uitgeverij De Vuurbaak, 1975).

- Keizer, G., De Afscheiding van 1834 – haar aanleiding, naar authentieke brieven en bescheiden beschreven, (Kampen: J.H. Kok N.V., 1934).

- Praamsma, L., Het dwaze Gods – geschiedenis der Gereformeerde Kerken in Nederland sinds het begin der 19de eeuw, (Wageningen: N.V. Gebr. Zomer & Keunings Uitgeversmaatschappij, 1950).

- Rullman, J.C., De Afscheiding in de Nederlandsch Hervormde Kerk der XIXe eeuw, (Kampen: J.H. Kok N.V., 1930).

- Scholte, H.P. (e.a.), De Reformatie – Tijdschrift voor de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland (serie I, deel 1-7), (Amsterdam: H. Höveker, 1837-1840).

- Scholte, H.P. (e.a.), Kompleete uitgave van de officiëele stukken betreffende den uitgang uit het Nederl. Herv. Kerkgenootschap van de leeraren H.P. Scholte, A. Brummelkamp, S. van Velzen, G.F. Gezelle Meerburg en dr. A.C. van Raalte, (Kampen: S. van Velzen jr., 1863).

- Spijker, W. van ‘t, De Kerk bij Hendrik de Cock – Apeldoornse Studie nr. 21, (Kampen: J.H. Kok, 1985).

- Veldman, H., Hendrik de Cock, afgescheiden en toch betrokken, (Bedum: Cedrus Uitgeverij, 2004).

- Veldman, H., Hendrik de Cock (1801-1842) op de breuklijnen in theologie en kerk in Nederland (diss.), (Kampen: Uitgeverij Kok, 2009).

- Wielenga, B., De Reformatie van ‘34, (Kampen: J.H. Kok N.V., 1934).

- Wormser, J.A., Een schat in aarden vaten (deel II) – “Door kwaad gerucht en goed gerucht” – het leven van Hendrik Peter Scholte, (Nijverdal: E.J. Bosch Jbzn., 1915).

- Wormser, J.A., Een schat in aarden vaten (deel III) – “Werken zoolang het dag is” – het leven van Hendrik de Cock, (Nijverdal: E.J. Bosch Jbzn., 1915).

- Zwaag, W. van der, Maar wij hoorden niet! – Het leven en de prediking van ds. Reinier Kok (1890-1982) in historisch perspectief, (z.p.: K. van der Zwaag, 2015).


Door W.J. van Gent te Ede

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2018

Protestants Nederland | 28 Pagina's

“BIJ DIE KERK WENSCHEN WIJ TE BLIJVEN TOT IN EEUWIGHEID...”

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2018

Protestants Nederland | 28 Pagina's