Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TEGEN ELKE VORM VAN TIRANNIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TEGEN ELKE VORM VAN TIRANNIE

Conservatief populisme biedt kansen voor rechtsstaat

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het zijn roerige tijden, zowel in de politiek als op straat. Zeker sinds de populistische revolte ook in Nederland onder leiding van Pim Fortuyn bleek aan te slaan. Volgens critici wordt deze opstand gedreven door rancune en vormt ze een groot risico voor de toekomst van onze democratische rechtsstaat. Maar is het werkelijk allemaal zo erg?

Sterker nog: biedt het populisme niet juist kansen voor een versterking van diezelfde rechtsstaat tegenover aanvallen van binnen en van buiten? Mijns inziens kan dat wanneer we uitgaan van een conservatieve variant van het populisme.

Populisme

Ook al waarschuwt de Tilburgse hoogleraar Paul Dekker terecht tegen het gebruik van “populisme”, omdat deze term te vaak polemisch gebruikt wordt, en bedoeld is om anderen als rancuneus, onredelijk, zo niet gevaarlijk, te brandmerken1 – toch ben ik van mening dat de term wel degelijk ook een positieve betekenis kan hebben.

Populisme is dan een vorm van politieke vertegenwoordiging die bedoeld is om het volk stem te geven tegenover een al dan niet verondersteld establishment. Een establishment, bovendien, dat deze stem al dan niet bewust negeert of zelfs verdringt.

Populisme kan dus rechts, links en/of extreem zijn, maar is dat niet noodzakelijk. De door mij gekozen definitie focust dus niet zozeer op stijl, als op de inhoud van een politiek conflict. Het is ook niet zozeer rancune als wel een bepaald onbehagen waaraan populisten stem geven. Dat onbehagen kan, zo stelt de Franse filosoof Pierre-André Taguieff betrekking hebben op onderdrukking, sociaaleconomische ongelijkheid of bedreiging van de nationale identiteit – allemaal zaken die kennelijk ook in een representatieve democratie met haar altijd aanwezige risico op een dictatuur van de meerderheid niet per definitie oplosbaar zijn.2

Om met Frank Ankersmit te spreken in een schitterend vraaggesprek met hem dat onlangs verscheen onder de titel ‘De erfenis is op’. Waarom de Europese cultuur zich opnieuw moet uitvinden: “Wie zich zorgen maakt over het populisme moet de schuld niet zoeken bij het populisme, maar bij de lelijke fout die in de representatieve democratie als zodanig zit.”

Conservatief?

VVD-senator Sybe Schaap onderscheidt in De populistische verleiding tussen de neiging tot revolte enerzijds, en die tot revolutie anderzijds. Bij het laatste gaat het dan om een radicale omverwerping van de bestaande situatie volgens een vooropgezet plan. En dat met de bedoeling een totaal nieuwe situatie te creëren. Dat was de wijze waarop jakobijnen, communisten en nationaalsocialisten het in het verleden geprobeerd hebben. Met een terreur en tirannie tot gevolg, die erger waren dan de problemen waarvoor zij een oplossing wilden zijn.

De populistische revolte is volgens Schaap vooral nihilistisch van aard. Hij heeft daarbij het oog op de hedendaagse politieke stromingen die, naar zijn opvatting door rancune gedreven, zich keren tegen de bestaande democratische rechtsstaat. Mijns inziens is die analyse niet valide. Allereerst omdat deze populisten niet zozeer gedreven worden door rancune, maar zich eerder zorgen maken over de wijze waarop de huidige rechtsstaat functioneert. Het is ook niet (alleen) de onderbuik, maar zeker ook de bovenkamer die hier leidend is, zo stelt Merijn Oudenampsen terecht in De conservatieve revolte (over deze studie zo dadelijk meer).

De revolte als politiek verschijnsel is gericht op herstel van elementaire vrijheden. En soms vereist dat het vinden van nieuwe politieke vormen om tegemoet te komen aan deze rechten dan reeds het geval was is. Zij verdedigt die rechten tegen de tirannieke neiging van vorsten, regenten en progressieve radicalen. En dat is precies wat ik met conservatief populisme bedoel.

Figuren

Na zoveel definities is het natuurlijk de vraag wat we ons bij dit conservatief populisme moeten voorstellen. Ik wil me bij de beantwoording van die vraag beperken tot enkele figuren uit onze nationale geschiedenis.

Aan welke figuren moeten we dan denken? Wie waren bereid in naam van het volk in opstand te komen tegen allerlei vormen van tirannie? Er zijn vele namen te noemen, maar ik denk hier vooral aan achtereenvolgens Willem van Oranje (tegen de koning), Johan Rudolf Thorbecke (tegen de regentenoligarchie), Abraham Kuyper (tegen progressieve liberalen) en, recent, Pim Fortuyn (tegen het linkse partijenkartel).

Wie zich verbaast over het feit dat hier onze Vader des Vaderlands opgevoerd wordt als populist, zou zich eens moeten verdiepen in het Banedict dat toenmalig koning Filips II uitvaardigde. In de ogen van laatstgenoemde was de prins van Oranje oproerkraaier die de eenheid van het rijk bedreigde en het goddelijk gezag van de vorst ondermijnde.

Er zijn genoeg historici geweest die de prins daarbij verdachten van rancune tegenover Filips vanwege het feit dat diens streven naar centralisatie noodzakelijkerwijs een inperking van Oranjes eigen machtsaanspraken betekende.

Historicus Huib Klink heeft mijns inziens voldoende aangetoond dat van rancune geen sprake was, maar dat hij gedreven werd door oprecht medelijden met het volk van Nederland.3 Haar bestaande vrijheidsrechten –die volgens prof. Ankersmit hun wortels in de Middeleeuwen hadden– wogen hem minstens even zwaar als zijn eigen belangen. Zo gezien kan de strijd van Oranje gezien worden als onderdeel van opstand die “zeer beslist niet revolutionair”, ja, “in hoge mate conservatief was.”4

Tegen de regentenoligarchie

De overdracht van soevereiniteit van koning naar de volksvertegenwoordiging in de Nederlanden was weliswaar winst, maar betekende nog geen democratische vrijheid in de moderne zin van het woord. Lange tijd was de macht in handen van de zogenaamde regenten, een kliek van leden van invloedrijke families die onderling politieke baantjes verdeelden. Het volk had niets in te brengen.

De Bataafse revolutie was bedoeld om aan deze praktijk een einde te maken en het volk soeverein te verklaren. Dat volksvertegenwoordigers door het volk gekozen werden, maar dat van volkssoevereiniteit grondwettelijk gezien nooit sprake zou zijn, was grotendeels te danken aan de inspanningen van Johann Rudolph Thorbecke (1798-1872).

Vandaag de dag zijn we niet geneigd in deze staatsman een populist te zien. Maar in de strijd die plaatsvond rond de Grondwet van 1848 werd hij door het establishment als een gevaarlijke, invloedrijke hoogleraar met subversieve bedoelingen gezien. Aldus Remieg Aerts in Thorbecke wil het, de magistrale biografie die vorig jaar terecht bekroond werd met zowel de Libris Geschiedenis- als de Prinsjesboekenprijs.

Thorbecke werd aanvankelijk gevreesd om zijn scherpe kritiek op bestaande politieke praktijken. Tegelijk werd hij gezien als een conservatieve kracht, gedreven door “zoveel welbegrepen vaderlandsliefde en talent [...] zo geducht, dat geen utopist, goed of kwalijk gezind, eraan zou durven denken om met zijne dwaze of gevaarlijke plannen voor den dag te komen.”5

Tegen progressieve liberalen

Hoewel ook Groen van Prinsterer aanvankelijk uitermate sceptisch stond tegenover de Grondwet van 1848, moest hij achteraf erkennen dat daarin inderdaad precies de vrijheden geregeld werden waarvoor hij gepleit had bij zijn verdediging van de Afscheiding van 1834.6

Thorbecke had bedoeld de “volkskracht” zoveel vrijheid te geven als nodig was om haar groeipotentieel tot volle ontplooiing te laten komen. Dat leidde niet alleen tot een economische bloei die Nederland sinds de Gouden Eeuw niet meer gekend had, maar ook tot politieke organisatie van minderheden die voorheen die vrijheid niet gekend hadden. Naast het openbaar onderwijs kwam er bijzonder onderwijs, tegenover progressief-liberale dominantie in het politieke en publieke leven, kwamen er levensbeschouwelijke organisaties die actief werden in de samenleving.

Belangrijke vertegenwoordigers van die ontplooiing werden Abraham Kuyper (1837-1920) en Pieter Jelles Troelstra (1860-1930). Door de liberalen werden zij echter gezien als ordinaire volksmenners. “In den wedloop om populariteit moet ieder ernstig man het toch tenslotte tegen de schreeuwers afleggen,” zo noteerde de liberaal Willem Hendrik de Beaufort destijds in zijn dagboek.7

Wat De Beaufort echter met Kuyper verbond was een diepe afkeer van volkssoevereiniteit zoals voorgestaan door een revolutionair als Troelstra. Kuyper wilde ook geen omverwerping van de bestaande orde, maar de politieke en maatschappelijke emancipatie van het orthodox-gereformeerde volksdeel.

Vergeleken met Kuyper hadden liberalen diep respect voor Groens waardige stijl van optreden. Kuyper verweten zij daarentegen schaamteloos Machiavellisme.8 Daar staat tegenover dat Groen geen staatsman was maar evangeliebelijder, terwijl van Kuyper gezegd kan worden dat hij staatsman was én evangeliebelijder.

Tegen het partijenkartel

Werd na de Franse en Bataafse revoluties kritiek op het establishment voor taboe verklaard, eenzelfde beweging zien we na de tirannieke revoluties in Rusland en, sterker nog, Nazi-Duitsland. Zo werd Pim Fortuyn bij zijn opkomst systematisch weggezet als een gevaar voor de nieuwe Adolf Hitler en een gevaar voor de democratische rechtsstaat. In de polemiek en politieke analyses werd daarbij steeds de term ‘populisme’ van stal gehaald. Zozeer dat Merijn Oudenampsen in zijn boek De conservatieve revolte meent dat de term wetenschappelijk gezien nog maar beperkte waarde heeft. Vooral omdat daarbij de meeste aandacht uitgaat naar de retorische kant van kritische interventies, en er onvoldoende oog is voor de achterliggende ideeën.

Voor een goed begrip van het huidige populisme is de studie van Oudenampsen een waardevolle bijdrage aan de reeds bestaande literatuur. Zo wordt er in verschillende analyses de nadruk gelegd op Fortuyns charisma, een breed gevoeld onbehagen onder de bevolking en het falen van de traditionele volkspartijen om aan dit onbehagen stem te geven.9

Wat Oudenampsen toevoegt aan deze waardevolle gezichtspunten is oog voor de invloed die de ideeën van conservatieven (Edmund Burke, Alexis de Tocqueville en Roger Scruton) neoliberalen (Milton Friedman en Friedrich Hayek) en neoconservatieven (Irving Kristoll, Samuel Huntington en Francis Fukuyama) gehad hebben op het huidige populistische discours. De activiteiten van deze politici, denkers en politieke adviseurs waren gericht op het doorbreken van de hegemonie van het progressief-linkse monopolie op opinievorming en politieke besluitvorming sinds de Tweede Wereldoorlog.

Voor Frits Bolkestein was dat zelfs reden om het bedrijfsleven vaarwel te zeggen, en de politiek in te gaan. Toen hij met zijn VVD faalde om daadwerkelijk een doorbraak te forceren, besloot Fortuyn dat het tijd was voor een nieuwe politieke partij. Toen ook die partij faalde, sprong Geert Wilders met zijn PVV in het gat op rechts. Aangezien ook hij er op zijn beurt niet in slaagde de dominantie van het bestaande ‘partijenkartel’ te doorbreken, doet Thierry Baudet via zijn Forum voor Democratie een poging om die op korte termijn via de Provinciale Statenverkiezingen van haar meerderheid in de Senaat te beroven.

Conservatief?

Wat is het dat Bolkestein, Fortuyn, Wilders, Baudet en ook iemand als Ayaan Hirsi Ali met elkaar verbindt? Hun ageren tegen wat zij ‘de linkse kerk’ noemen. Alles wat tot dan toe taboe was verklaard als ‘rechts’, ‘conservatief’ of ‘christelijk’, diende opnieuw ter sprake te worden gebracht.

Waar moeten we dan concreet aan denken?

- Dat de tijd voor ideologieën nog niet voorbij is. Sterker nog, om met prof. Ankersmit te spreken: zonder ideologie, en de daarmee gepaard gaande polarisatie, komt onze representatieve democratie tot stilstand. Nog sterker: ze verandert in een tirannie van de meerderheid.

- Dat de overheid zich dient te beperken tot een aantal kerntaken: rechtspraak, politie, leger, onderwijs, wegenbouw en het garanderen van een absoluut bestaansminimum; alle andere taken dienen te worden geprivatiseerd en te worden overgelaten aan de markt en het maatschappelijk middenveld.

- Dat een samenleving van individuen zonder besef van gemeenschappelijke normen en waarden desintegreert en/of vervalt tot decadentie. En dat een cultuur die haar wortels heeft in de joods-christelijk-humanistische traditie uiterst kritisch dient te zijn tegenover immigranten met een niet-westerse achtergrond in het algemeen, en die gelieerd aan de haar vijandige (politieke) islam in het bijzonder.

- Dat concentratie van macht leidt tot onderdrukking en corruptie. Er dient daarom oog te zijn voor de menselijke maat in publieke organisaties en blijvende bevoegdheden voor Nederland als natiestaat binnen internationale samenwerkingsverbanden. Binnen de representatieve democratie dient bovendien sprake te zijn van een scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende machten. Een extra correctiemechanisme in de vorm van het (correctief) referendum dient op zijn minst overwogen te worden.

Ten slotte: de SGP

Is er binnen dit populistische discours nog een rol weggelegd voor een traditioneel conservatief-christelijke partij als de SGP? Ideologisch is er sprake van een grote mate van overlap. Veel meer dan de partijen die deel uitmaken van het huidige kabinet heeft ze nog altijd een natuurlijke affiniteit met een zeer specifiek deel van het volk.

Toch heeft ze de neiging om afstand te nemen van het huidige populisme. Is dat uit afkeer van de stijl die het optreden van mannen als Wilders en Baudet kenmerkt? Of wantrouwt ze diep in haar hart ‘het volk’ toch meer dan populisten doorgaans geneigd zijn te doen? En is dat wantrouwen groter dan het natuurlijke wantrouwen dat conservatieve populisten hebben tegenover de politiek?

Het zijn onder andere deze vragen waarop in Theocratie en populisme antwoord wordt gegeven. In deze studie overheerst de neiging om afstand te nemen van mannen als Wilders en Baudet. Dat is, gezien de dominantie van het progressief-linkse discours in Den Haag, een gemiste kans.

Want, om met prof. Ankersmit te spreken, “de ruimte voor machtsmisbruik die onze representatieve democratie nu een keer biedt, wordt steeds vaker uitgebuit voor de dubieuze stokpaardjes van de door ons gekozen bestuurders.” Denk aan het klimaat, immigratie en Europa. En dat moeten we accepteren. “Totdat het de spuigaten uitloopt”, aldus Ankersmit.

En dan? Lijdzaam toezien? Daarin ziet de SGP geen heil. Blijven hopen op een herleving van het dualisme tussen kabinet en parlement? Dat lijkt er al meer op. Daarnaast opteren voor een correctief referendum? De meeste stemmen binnen de partij zijn vooralsnog faliekant tegen. Maar wat als van dat dualisme toch onverhoopt niets terecht komt? En de voortekenen zijn in dit opzicht al decennialang niet erg gunstig. Wat dan?

Een conservatief populist zal in dat geval toch eerder nadenken over mogelijkheden voor een referendum. Alles beter dan, al dan niet in gele hesjes, de barricaden op te moeten.


Mede naar aanleiding van:
Merijn Oudenampsen, De conservatieve revolte. Een ideeëngeschiedenis van de Fortuyn-opstand, uitg. Vantilt, Nijmegen, 2018; 384 blz.; € 24,50.
Sybe Schaap, De populistische verleiding. De keerzijde van de identiteitsillusie, uitg. Damon, Budel, 2017; 272 blz.; € 19,90.
Leonie Wolters, Frank Ankersmit: ‘De erfenis is op. Waarom de Europese cultuur zich opnieuw moet uitvinden, Internationale School voor Wijsbegeerte te Leusden, 2018; 416 blz.; € 24,95.
Koos-jan de Jager (red.), Theocratie en populisme. Staatkundig gereformeerden en de stem van het volk, uitg. De Banier, Apeldoorn, 2019; 256 blz.; € 17,95.
Remieg Aerts, Thorbecke wil het. Biografie van een staatsman, uitg. Prometheus, Amsterdam, 2018; 885 blz.; € 49,99.


Noten

1 O.a. in: ‘Maatschappelijk en politiek onbehagen en een beetje rancune: een empirische benadering,’ in Rien Rouw, Pieter Vos & Johan Roeland (red.), Op rancuneuze gronden. Onbehagen en populisme in de Lage Landen (Amsterdam 2012), pp. 29-30

2 L’Illusion populiste. De l’archaïque au médiatique (Paris 2002), p. 31.

3 Opstand, politiek en religie bij Willem van Oranje, 1559-1568 (Heerenveen 1997), pp. 314-319.

4 E.H. Kossmann, ‘Volkssoevereiniteit aan het begin van het Nederlandse ancien régime,’ in Politieke theorie en geschiedenis (Amsterdam 1987), p. 83.

5 H. Box, ‘Herziening der Grondwet,’ in Algemeen Handelsblad 15 oktober 1839. Herdrukt in G.J. Hooykaas (red.), De briefwisseling van J.R. Thorbecke III (Den Haag 1988), pp. 518-521; voor een visie op Thorbecke als historisch denkend politicus: Kossmann, ‘Thorbecke en het historisme,’ in Politieke theorie en geschiedenis (Amsterdam 1987), pp. 306-347.

6 J.T. van den Berg, ‘Groen van Prinsterer en de Grondwet van 1848,’ in D.J.H. van Dijk & H.F. Massink (red.), Groen en de grondwet (Heerenveen 1998), pp. 59-75; R. Kuiper, ‘Groen van Prinsterer en het revolutiejaar van 1848,’ in J. de Bruin & G. Harinck (red.), Groen van Prinsterer in Europese context (Hilversum 2004), pp. 101-106.

7 Dagboeken en aantekeningen 1874-1918 I (Den Haag 1993), p. 111.

8 Henk te Velde, Van regentenmentaliteit tot populisme. Politieke tradities in Nederland (Amsterdam 2010), pp. 253-254.

9 Dick Pels, De geest van Pim. Het gedachtegoed van een politieke dandy (Amsterdam 2003); Wim Couwenberg, Opstand der burgers. De Fortuyn-revolte en het demasqué van de oude politiek (Rotterdam 2004); Hans Wansink, De erfenis van Fortuyn (Amsterdam 2004) en De populistische revolutie (Amsterdam 2017).

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2019

Protestants Nederland | 28 Pagina's

TEGEN ELKE VORM VAN TIRANNIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2019

Protestants Nederland | 28 Pagina's