Colleges van Levinas
Voor de Franse joodse filosoof Emmanuel Levinas stond de ”ander” in zijn denken centraal. Zo maakte hij ook geschiedenis als tegenwicht van de Franse filosoof Sartre die de ander(en) ooit eens ”de hel” noemde. De mens was volgens Levinas niet op zichzelf gericht maar op de naaste. Hij gaat uit van de joodse traditie van de verborgenheid van God. Deze God wordt zichtbaar in het gelaat van de lijdende ander. Over deze boeiende filosoof, die in 1995 overleed, schreef Marie-Anne Lescourret een uitvoerige biografie die niet alleen interessante informatie over Levinas geeft, maar ook over het joodse leven waarvan Levinas een belangrijke spil was.
Levinas werd geboren in 1906 in Litouwen als zoon van een joods-orthodoxe papier- en boekhandelaar. Zijn eerste kennismaking met de cultuur was die van de joodse beschaving en de Russische literatuur. De romans van Dostojewski wekten zijn belangstelling voor de filosofie en het onderzoek naar de zin van het leven. Zijn moeder was er zeer op gesteld dat hij een ‘geestelijk’ beroep zou kiezen. Bij hen thuis werd nooit over geld gesproken, zo lezen we in de biografie.
Verlichting
Levinas ging in 1923 in Straatsburg filosofie studeren en promoveerde in 1929 op een onderwerp over de fenomenologie van de joodse filosoof E. Husserl. Hij volgde in Freiburg colleges van Husserl en diens opvolger M. Heidegger, wiens denken hij later in Frankrijk introduceerde. Daama trok Levinas naar Parijs, vol vertrouwen in Frankrijk, het land van Revolutie en Verlichting. Hij werd daar in 1939 gemobiliseerd en bracht vijf jaar in krijgsgevangenschap door. Tijdens de oorlog vond zijn gehele familie de dood, maar vrouw en kind werden in een Frans klooster gered.
In 1947 trok Levinas met zijn gezin in een joods opleidingsinstituut voor Franstalige joodse leerlingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Levinas speelde een belangrijke rol in de wederopbouw van het joodse intellectuele leven in Frankrijk rond denkers als Gabriel Marcel en Jean Wahl. Aan deze denkers droeg hij zijn tweede officiële proefschrift ”De totaliteit en het Oneindige” op. Daama werd Levinas hoogleraar filosofie in achtereenvolgens Poitiers, Paris-Nanterre en aan de Sorbonne.
Hebreeuws
Tussen 1946 en 1963 kreeg zowel het jood-zijn als de filosofie van Levinas vaste vorm. Levinas hield zich blijvend bezig met de studie van het Hebreeuws, de talmoed en het joodse culturele leven. Hij participeerde in het colloquium van Franstalige joodse intellectuelen die aan de joodse noties een eigentijdse invulling wilden geven. Levinaz behoort tot degenen die een werkzaam aandeel hadden in de wederopleving van het jodendom in de diaspora. Hij wilde op die manier ook de talmoed overdragen aan geassimileerde of niet meer gelovige joden. Toen hij directeur van het genoemde instituut werd, was een van zijn eerste daden de invoering van joods onderricht gedurende zes uur per week. In die tijd waren veel joden behoorlijk geassimileerd, zodat de hele inhoud van de joodse traditie en het Hebreeuws voor velen iets nieuws was.
Levinas heeft nooit willen emigreren naar Israël, dat hij zelf als „diepgelovige jood” noch kon negeren noch veroordelen, aldus de auteur. Levinas onthield zich van iedere bodemmystiek, aldus de biografe., Alleen de thora, die schijnbaar utopische wetenschap, verzekert de mens van een plaats”. Resoluut plaatste Levinas Israël buiten de geschiedenis en de aardrijkskunde, en deze buiten-tijdelijkheid is de voorwaarde voor de universele betekenis van de lotsbestemming van het land. Hij sprak niet van het beloofde land maar van „de plek waar de profeten gesproken hebben”. Zijn messianisme koesterde immers omvattender verwachtingen.
Joodse oorsprong
Levinas is een denker die zijn joodse oorsprong nooit heeft verloochend. Hij heeft de studie van de thora niet volledig willen onderscheiden van die van de filosofie. Die komt vooral tot uiting in zijn nadruk op de relatie met de ander. Hierin onderscheidt hij zich van het Franse existentialisme, dat bij monde van Sartre de naaste als een bedreiging voor de eigen vrijheid zag. De band met de ander die zich niet tot voorstelling van de ander laat reduceren, noemde Levinas religie.
Mijn vrijheid komt zelfs van de ander in plaats van door hem beperkt te worden. De ander is geen object waarover ik kan heersen, ook met mijn denken niet, maar onthult zich in de kwetsbaarheid van zijn gelaat. De ander dringt zich aan mij op als degene voor wie ik verantwoordelijk ben. Die ander overkomt mij, dringt zich aan mij op als iemand die ik als vreemdeling en gast in het huis van mijn leven moet aanvaarden. Het verschijnen van die ander gaat vooraf aan alle kennis. Niet het bewustzijn, maar het geweten, niet de waarheid maar de gerechtigheid staat centraal in het denken van Levinas.
De waarde van Levinas is dat hij een samenleving beschrijft waarin niet de autonomie of de zelfbeschikking de grondslag is maar de ethische relatie tot de ander. Tegenover de westerse traditie, die sinds Descartes de autonomie van het subject als uitgangspunt nam, vroeg Levinas aandacht voor de heteronomie. Zijn fundamentele boodschap was „de zin van alle ervaringen terug te brengen tot de ethische relatie tussen de mensen”. Hij leest die boodschap in de Schrift die ook doorwerkt in de filosofie. Deze ethiek krijgt vanuit haar joodse inspiratie ook messiaanse trekken.
Christendom
Het is interessant om te lezen hoe Levinas het christendom zag. Zijn naamsbekendheid heeft hij voor een groot deel te danken aan geëngageerde christenen. Eens werd hem gevraagd, toen hij -zoals hij gewoon was- het lijden van de joden op één lijn stelde met dat van Christus, waarom hij dan zelf geen christen was. De vragensteller „legde daarmee de vinger op een van de meest aangrijpende trekken van het denken van Levinas”, stelt de biografe. Helaas voor de lezer is deze kwestie volgens de auteur te „diep-ernstig” om behandeld te kunnen worden. „De noties van gijzelaarschap, offer en naastenliefde in het denken van Levinas vormen, samen met zijn geregelde verwijzingen naar de Bijbel, evenzovele attracties en tekenen van verstandhouding voor het christendom”.
Overigens, hoe kende hij de christenen? Levinas groeide op in een gebied waarin de joden een minderheid vormden. Het christendom sprak hem in zijn jeugd aan als een volstrekt gesloten wereld waarvan niets goeds te verwachten viel. Het eerste wat hij las over de geschiedenis waren verhalen over de Inquisitie, het lijden van de maranen in Spanje en de kruistochten. Levinas stond in een ambivalente spanningsverhouding tot het christendom, aldus de biografe. Enerzijds kwam hij op voor zijn joods-zijn ten tijde van de pogroms, anderzijds koesterde hij diepe eerbied voor de instellingen en de cultuur van zijn vervolgers. Hij had begrip voor de persoon van Christus, maar het ergste bleef dat die vreselijke dingen van Inquisitie en kruistochten verbonden waren met het teken van Christus. „Dat deed onbegrijpelijk aan en eiste verklaring. Daar komt bij dat de wereld eigenlijk niet veranderd bleek door het christelijke offer. Dat was zelfs het belangrijkste”. In de verschillende instanties van dialoog probeerde Levinas wel een brug te slaan tussen de confessies.
Levinas was helemaal jood, en dat op een positieve, rustige wijze, onderscheiden van, het filosofische volkje met z’n uitgesproken hang naar atheïsme”. Hij was een geheel andere persoonlijkheid dan Martin Buber, de briljante liberale joodse denker die als mens niet veel te maken had „met Levinas met zijn overjarige Hebreeuws, zijn soms kribbige onhandigheid in gezelschap, zijn diepgaande kennis van de Schrift, zijn trouw aan de rituelen, aan synagogebezoek en aan koosjer eten als beproefde vormen van het jodendom”.
Colleges
Levinas schrijft moeilijk en compact. Om kennis te maken met zijn schrijfstijl en zijn wijze van denken, verwijzen we naar de Sorbonne-colleges die hij hield over de dood, de tijd. God en de ”onto-theo-logie” (het ter sprake brengen van God vanuit de ethiek). Het eerste deel van deze colleges bevat een analyse van toonaangevende denkers over de dood en de tijd, in het tweede deel komt vooral de eigen opvatting naar voren.
Het gaat om colleges die gegeven zijn in 1975 en 1976. Het is pittige lectuur, gelukkig voorafgegaan door uitvoerige inleidingen die de colleges inhoudelijk samenvatten in begrijpelijke taal. Leest de biografie als een spannend verslag van de speurtocht van Levinas, de colleges zijn echt voor de liefhebbers die beschikken over een flinke dosis doorzettingsvermogen. Degenen die meer willen weten over het denken van Levinas kunnen echter om deze beide boeken niet heen.
N.a.v. ”Emmanuel Levinas; een biografie”, door Marie- Anne Lescourret; vertaald door Ab Kalshoven; uitg. Ambo, Baarn, 1996; 357 blz.; ƒ 59,50; en ”Emmanuel Levinas, God, de dood en de tijd”; Sorbonne- colleges, ingeleid, vertaald en geannoteerd door Constan
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's