Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KONTAKTUEEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KONTAKTUEEL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het jaarthema van de RMU is dit seizoen 'medezeggenschap'. Alle leden hebben de brochure die onder verantwoordelijkheid van het hoofdbestuur is uitgegeven ontvangen. De afdelingen en secties zijn volop bezig met dit onderwerp. Op de ene plaats heeft men een spreker over dit onderwerp gevraagd en weer op een andere plaats is een combinatie gemaakt met een inleider en een forumdiscussie. Zo wordt gestalte gegeven aan één van de doelstellingen van de RMU: 'bezinning'. Bij medezeggenschap worden we al snel geconfronteerd met de vraag hoe we als mensen met elkaar omgaan, met name in de arbeidsverhoudingen. Hoe ga je als werkgever om met je werknemers en ook omgekeerd, hoe benader je als werknemer je werkgever? Bij het bezig zijn met het jaarthema komt deze vraag regelmatig aan de orde. De brochure over medezeggenschap kon er uiteraard niet omheen. Hoe je elkaar beziet in de arbeidsverhouding is veelal bepalend hoe je dan vervolgens met elkaar omgaat.

In de Bijbel is veel hierover te leren. Hoe beziet God de mens en wat is Gods bedoeling met de mens? Uiteindelijk is niet bepalend hoe u of ik erover denken, maar wat Gods Woord hierover leert. Welke plaats heeft de Schepper de mens gegeven in Zijn schepping? Is dat een plaats gelijk aan de planten en dieren? In Genesis 1 wordt duidelijk vermeld dat de mens een andere plaats gekregen heeft dan al het andere geschapene. 'En dat zij (de mens) heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.' De mens mag en moet over de dieren en de aarde heersen en deze aan zich onderwerpen. Dat is nogal wat! Dit houdt de opdracht tot arbeid voor de mens in. De arbeid is niet aan ons menszijn toegevoegd, niet op de mens geplakt, maar is met zijn mens-zijn gegeven. Voor de zondeval was deze opdracht er en bleef ook na de val. Na de val gaat zij gepaard en wordt verbonden met het zweet en de inspanning. De mens moet heersen over de dieren en de aarde, maar ontleent dit niet aan iets uit zichzelf. God blijft de Heere van deze wereld. Hij bestuurt aUe dingen. Maar de mens wordt Zijn vertegenwoordiger op aarde. Zijn onderkoning en representant. In dit 'heerschappij hebben' op de aarde gelijkt de mens op God. Om dit goed te kunnen verstaan is het goed om tevens naar Psalm 8 te luisteren. De dichter hiervan is zeer diep onder de indruk van Gods grootheid in de schepping. Bij het opzien in de maanverlichte nacht roept hij het uit in verwondering: 'O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen'. Bewondering en aanbidding klinkt hierin door. Diep onder de indruk is hij van de grootheid van God, juist in het nietige en kleine. Immers, 'uit de mond der zuigelingen en der kleine kin­ deren hebt Gij sterkte gegrondvest...' Wanneer hij dan in verwondering en stilzwijgen omhoog kijkt, zegt hij: 'Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt; Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt? En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet.'

Je kan je afvragen hoe David zo over de mens kan spreken? Weet hij dan niet van die ontzettende en diepe val van de mens uit zijn heerschappij positie? Weet hij niet van het overheerst worden door de zonde in plaats van het zelf overheersen? Zeker, David weet daarvan, dit blijft volledig overeind staan. In deze Psalm gaat het niet over de goedheid van de mens, maar over de goedheid van God, Die de mens met zo grote macht blijft bekleden, ondanks de zondeval. David spreekt hier niet over de grootheid van de mens, maar over zijn nietigheid. Hij verwondert zich erover dat de Schepper, die zoveel voortreffelijker wezens rondom Zich had, de mens kroonde met eer en heerlijkheid. 'Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt...' In deze woorden wordt de mens herinnerd aan zijn hoge komaf. Dit wijst op de schepping naar Gods beeld, naar Gods gelijkenis. Calvijn zegt in dit verband: 'De mens heeft gaven ontvangen, die niet ver bij de goddelijke luister achterblijven; uitnemende gaven, die ons als het ware tot halfgoden maken'. Hoe groot is het wonder dat de nietige mens tot zo'n hoge heerserspositie is verheven.

Is dit alles echter te rijmen met de goddeloosheid van de mens? Er is toch niemand die goed doet, ook niet tot één toe, tesamen zijn zij stinkende geworden? Sla maar een bladzijde in de Bijbel om. Daar lezen we in Psalm 14 van dezelfde dichter over de goddeloosheid van de mensen. Hoe is dit met elkaar te rijmen? Soms met elkaar in tegenspraak? Dit lijkt maar zo, beide Psalmen blijven recht overeind! In Psalm 8 wordt m het geloof gezien hoe God de mens geschapen heeft, welke uitnemende gaven hij van zijn Schepper ontvangt, terwijl in Psalm 14 het diepe bederf van de mens aan de orde komt!

Heeft dan de mens zijn leidende, heersende positie nog behouden? Zijn er nog restanten over van het beeld in de mens? In artikel 14 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis hebben de opstellers hiervan verwoord dat er nog 'kleine overblijfselen' daarover zijn. God heeft in Zijn algemene genade en goedheid nog een klein restant overgelaten. Ondanks het feit dat de mens eigen wegen is gegaan, zich los heeft gemaakt van God! Wat een wonder van genade dat Gij zijner gedenkt!

Zo blijft de mens aanspreekbaar op zijn komaf en hoge roeping, het is geen stok en blok geworden. Dit betekent volledig verantwoordelijk en aanspreekbaar, niet te verontschuldigen!

Dit alles is bepalend hoe de mensen elkaar onderling hebben te bezien en te behandelen. Beelddragers Gods. Vandaar uit bezien kan niemand zich er makkelijk meer van af maken hoe je in de arbeidsverhoudingen met elkaar omgaat. Hoe je medezeggenschap benadert. Nadrukkelijk blijft een ieder zijn verantwoordelijkheid houden, ook wat betreft de vragen die met 'gezag' te maken hebben. De Schrift is hierin alles beslissend.

Nog even terug naar Psalm 8. In het Nieuwe Testament grijpt de apostel Paulus in zijn brief aan de Hebreeën in het tweede hoofdstuk in vers 7 terug naar Psalm 8, lees maar eens zelf in de Bijbel. Het blijkt dat deze Psalm een roep IS om de komende Messias, Die Gods heerschappij over deze aarde zal uitroepen. God denkt aan de mens in Hem, Die mens geworden is: DE MENS Jezus Christus. Hebt u al leren buigen voor deze Koning? Het is nu nog het heden der genade!

'O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!'

J. W. Overeem

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorische Maatschappelijke Unie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1988

RMU Contact | 16 Pagina's

KONTAKTUEEL

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1988

RMU Contact | 16 Pagina's