Een terugblik
Voor 1940 stond de marechaussee voor de uitvoering van haar taken onder gezag van de minister van Justitie en onder beheer van de minister van Defensie. De taak van de marechaussee lag in grote delen van Zuid-, Oost- en Noord- Nederland en rondom de grote steden. Zij verrichtte de "gewone" politiediensten naast rijks- en gemeentepolitie en was daartoe in de "rijkspolitiezorg" van Nederland opgenomen. De band met het leger was gering, omdat het in 1922 opgerichte korps Politietroepen was belast met de ordehandhaving in ruime zin bij de krijgsmacht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd door de Duitse bezetting de politie gereorganiseerd en werd na 1942 het staatspolitietoezicht uitgeoefend door de samengebundelde rijksen gemeentepolitie, de gemeenteveldwachter en de marechaussee.
Na-oorlogs vervolg
De koninklijke marechausee, het oude politiekorps van Nederland dat door Koning Willem I, Soeverein Vorst van het Verenigd Koninkrijk, op 26 oktober 1814 was opgericht, werd na de oorlog niet meer op de oude en vertrouwde wijze in het politiebestel opgenomen. De marechaussee werd in hoofdzaak belast met de militaire politiezorg en de grensbewaking en dit werd vastgelegd in het Takenbesluit van 1 augustus 1945. Door allerlei ambtelijke en politieke visies was de positie van de marechaussee vervolgens met grote regelmaat onderwerp van politiek beraad en mede daardoor aan veranderingen onderhevig. De veranderingen duren tot op de dag van vandaag voort.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1992
RMU Contact | 28 Pagina's