Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pastorale of chirsteijke counseling1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pastorale of chirsteijke counseling1

29 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Geruime tijd geleden promoveerde de syn. geref. predikant J. S. Hielema op een proefschrift onder bovenvermelde titel, waarmee hij ons in aanraking gebracht heeft met een materie waarvoor de belangstelling groeiende is. Een bredere bespreking, dan tot nu toe het geval was 2 lijkt dan ook wenselijk. Hielema confronteert ons met de counseling, zoals die momenteel in Amerika sterke uitbouw ondervindt.3 Daarom wordt in de eerste plaats nagegaan wat counseling wil zijn gevolgd door nadere informatie over de twee hoofdfiguren Hiltner en Adams; ten slotte wordt gevraagd naar Hielema's eigen standpunt in dezen.

2. Het blijkt een moeilijke zaak, het begrip counseling nauwkeurig te definiëren. Vertalingen van 'to counsel' en 'counselor' gaan in de richting van: raadgeven; in moeilijke en verwarrende situaties een verhelderende uitspraak doen; richting geven in bepaalde situaties. Het gaat bij dit begrip niet om een duidelijk omlijnde zaak, maar om iets wat - in dit geval - binnen de Amerikaanse samenleving diep verankerd is. Spreekt men daar over 'counseling', dan houdt dit zoveel in als: elkaar met raad en daad bijstaan. Deze grondtrek van counseling vindt zijn uitwerking naar allerlei kanten, waarbij de situatie invloed uitoefent op een concrete toepassing. Zo kan een zakenman 'counseling' krijgen in geval van financiële moeilijkheden in zijn bedrijf; maar ook kan een mens, die in moeiten is geraakt, 'counseling' ontvangen inzake zich voordoende persoonlijke problematiek. 'Counseling' is een begrip met meervoudige betekenis, waarbij echter alles terug te voeren is op het grondgegeven: de medemens nabij zijn. Met deze inhoud - en het is de oorspronkelijke inhoud - heeft deze counseling weinig uit te staan met de o.a. door Carl Rogers voorgestane counseling: dat is een binnen de psychiatrische setting uitgewerkte modificatie van freudiaanse opvattingen. Verwart men deze twee betekenissen, dan ontstaan ernstige misverstanden

3. Het is niet verwonderlijk dat juist het christelijk deel van de Amerikaanse samenleving teruggegrepen heeft naar de oorspronkelijke vorm van counselen, omdat men aansluitingen zag liggen met wat als christelijke levenspraktijk werd beoordeeld: de naaste nabij zijn, de naaste liefhebben. Het is tegen deze achtergronden, dat Hielema genoemde twee counselors, Hiltner en Adams, heeft willen plaatsen

4. Het is m.n. de theoloog Hiltner geweest die de aanzet heeft gegeven tot nadere bezinning op de merkwaardige situatie, dat de kerk kennelijk moeite heeft de mens te bereiken. Als-zo was zijn redenering-de kerk, de gelovige, een boodschap heeft voor deze wereld, een boodschap van verlossing, heil en rechtvaardigheid, hoe kan het dan dat er zich zulke afschuwelijke problemen voordoen, individueel en collectief? En hoe kan het dan, dat men met die problemen niet gaat naar de predikant of de ouderling? Hoe staat het eigenlijk met de christelijke boodschap: kan zij de mens nog bereiken, of is ze steriel geworden? Heeft zij misschien afgedaan? Hiltner is niet de man, die zich lichtvaardig van de zaken afmaakt; integendeel: de vragen die hij zichzelf en anderen stelt zijn pijnlijk genoeg. Hij stelt zichzelf de vragen naar wat geloof is en leven uit dat geloof; hij wil weten hoe het dan zit, verlost te zijn, en christen in deze wereld te mogen wezen. Zijn vragen gaan nog dieper: wie is God? Hoe kan de mens, die Hem niet kent, Hem toch bereiken? Hiltner tracht antwoorden te formuleren; antwoorden die niet tijdloos zijn, maar juist midden in onze tijd willen staan. Hij tracht de mens te begrijpen en te doorzien. En met die kennis gewapend tracht hij zodanig te werk te gaan, dat hij zijn naaste kan 'grijpen': Kom ga met mij en doe als ik. In de ontwikkeling van zijn denken, zijn een drietal figuren van belang.

4.1. Het is de filosoof Alfred Whitehead van wie Hiltner leert hoe het kennen tot stand komt. Wat is het startpunt van een kenproces? Ligt dat in een religieus, maatschappelijk of anderszins bepaald vooroordeel, of ligt dat ergens anders? De werkelijkheid, zegt Whitehead, is niet per vboroordeel te kennen, maar begint in 'the event as the ultimate unit of natural occurence';4 daar ligt 'the most concrete finite entity',5 waardoor het daarop volgende proces uitloopt op 'a unit of experience',6 een 'human experience'7: de basis voor het kennen van de werkelijkheid. Tot deze werkelijkheid behoort o.m. het geloven in God, of in bovennatuurlijke krachten. Nu is het de vraag of - en zo ja: in hoeverre - God gekend kan worden. Is de 'human experience' in meerdere of mindere mate synoniem met God of is hier sprake van twee verschillende zaken? Whitehead zegt: "God is the ultimate limitation and His existence is the ultimate irrationality. God is not concrete, but He is the ground for concrete actuality".8 Hier is sprake van een tweetal polen: enerzijds God als 'ultimate irrationality', anderzijds: 'the human experience'. De door deze twee polen in het leven geroepen spanning is voor Whitehead de grondslag voor zijn 'process philosophy'; d.i. 'a system, that stresses the idea of change'.9 En tot dat systeem behoort nu ook de religie; dat is voor hem: "the vision of something that stands beyond, behind and within the passing flux of immediate things: something which is real and yet waiting to be realised".10 God is bij Whitehead een aspect van de werkelijkheid, onderhevig aan continue verandering en progressie.

4.2. Aan de theoloog-filosoof Paul Tillich meent Hiltner veel verschuldigd te zijn, met name vanwege diens "concern for the relations of theology and culture, the sympethatic and relevant and yet always critical juctaposition of faith and actual human situation".11 Tillich is degene die deze relatie uitwerkt in de vorm van de 'correlation method'. D.w.z.: de theologie zal serieus onderzoek moeten doen inzake de cultuur waarin de mens leeft of heeft geleefd, om zodoende te komen tot een efficiënte methodiek de christelijke boodschap in eigen tijd uit te dragen en aansluiting te laten vinden bij eigentijdse mensen. Een theologie die zich baseert op een aantal oude dogmatische uitspraken is in Tillich's opvatting tijdloos en star, waarmee elke mogelijkheid mee te doen afgesneden wordt. "The ordinary theism", zegt hij, "has made God a heavenly, completely perfect person, who resides above world and mankind. The protest of atheism against such a highest person is correct." 12 God is niet wat de klassieke theologie er van gemaakt heeft, maar is slechts te kennen uit de 'ontological power of personality'. 13 Tillich heeft opgemerkt hoe het christendom een 'polar-tension' model hanteert: leer-leven, theorie-praktijk, subjectief-objectief, etc.; dit leidt tot een krampachtige houding met verstarring als gevolg. Om dit te doorbreken komt hij tot de correlatie methode, die de theologie de mogelijkheid verschaft tot "an analysis of the human situation out of which the existentional questions arise; and it demonstrates that the symbols used in the christian message are the answers to the questions".14 Het zijn de resultaten van zulk onderzoek die inzicht moeten geven in de vraag hoe de christelijke boodschap het beste bij de mens gebracht kan worden. Binnen het kader van zulk onderzoek past ook de wetenschappelijke benadering van de mens: psychologie, psychiatrie, sociologie, antropologie, existentiefilosofie en psychoanalyse. Niemand, maar zeker de theologie niet, kan het hier zonder stellen. "Theology has received tremendous gifts from existentialism and psychoanalysis; gifts not dreamed of fifty years ago. Existentialists and analysts do not need to know that they have given to theology these things. But the theologians should know it." 15 "The theology had to learn from the psychoanalytic method the meaning of grace. The word of grace which has lost any meaning has gained a new meaning by the way in which the analyst deals with his patients. He accepts him. He does not say: You are unacceptable; but he accepts him. And that is the way in which according to religious symbolism God deals with us".16 Pastorale theologie en zorg is bij Tillich dan ook door middel van de 'correlation method', waardoor wij steeds beter de mens zullen verstaan en langzamerhand vorderen op de weg ('process philosophy').

4.3. Kan men Whitehead en Tillich nog beschouwen als 'theoretici', Anton Boison - de derde figuur van belang voor Hiltner's denken - is dat beslist niet. Als psychoanalyticus komt hij in aanraking met datgene waar o.a. Tillich over heeft gedacht: den mens is nauwelijks te bereiken d.m.v. de christelijke boodschap. Voor de christen Boison is dit de pijnlijke zaak: hoezeer de mens ook in de moeite geraakt is, kennelijk is de christelijke boodschap van verlossing en bevrijding niet toereikend. Enerzijds is daar de blijde boodschap, maar anderzijds ziet Boison ook iets, wat hij noemt 'the living human document'. Hier is sprake van een tweetal grootheden, die beide even werkelijk en reëel zijn: enerzijds datgene wat mensen zijn in hun ervaren en voortbrengen van schoonheid, scheppend denken, maar ook in hun verwrongenheid, ontluistering en wanhoop; anderzijds: de stralende boodschap van het bevrijd zijn. Boison ziet bij alle verschil tussen deze twee toch een bepaalde verbinding: "I hold," zegt hij, "that there is no line of separation between valid religious experience and the abnormal mental status, which the alienist calls 'insanity'."17 "I think, there can be little question that such man as Paul of Tarsus and George Fox would fare badly before a presentday psychiatric-staff. Constantly they exhibited phenomena of abnormality. But within the abnormality there was a source of power and strength".18 Er ligt een correlatie, aldus Boison, tussen religie en 'insanity', psychische abnormaliteit. Nu is het de vraag welke eerder is: de religie of de abnormaliteit. Is de eerste primair, dan is de tweede te beschouwen als een abberatie; maar is de tweede primair, dan is elke vorm van religie een pathologisch gebeuren, waarmee aangesloten zou zijn bij Freuds opvatting. 183

5. Voor Hiltner is het christen-zijn fundamenteel het wetenschappelijk religieus mens-zijn. Hiltner ziet hier geen conflictsituatie, aangezien dat zou samenhangen met de verstarringsgedachte, zoals door Tillich ontwikkeld. Eerder is hier te spreken in termen van samenhang en samengaan; er is 'correlation': de motor van een geünificeerde ontwikkeling die 'process' heet, opdat de mens - de 'living human document' - zal gaan groeien in alle kenmerken behorend bij het vernieuwde mens-zijn: in waarheid, rechtvaardigheid, gerechtigheid, liefde en waardigheid. Deze situatie is nog lang niet bereikt, maar steeds weer put Hiltner nieuwe kracht uit de Bijbel: de daar getekende mensen waren boordevol van hun grote ideaal: de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, zoals bijvoorbeeld Harvey Cox daarover schrijft. Wat hen bewoog, dat wenst Hiltner ook: elkaar nabij zijn, elkaar de hand reiken, opdat wij zo mogen groeien. De tijd waarin wij leven, zo meent hij, biedt daartoe geweldige mogelijkheden; en dat geldt zeker t.a.v. de moderne menswetenschappen. Wanneer hij dan ook kritiek formuleert op deze wetenschappen, dan is dat niet vanwege principieel-dogmatische bezwaren, maar vanwege de veelal mensonwaardige praktijk die hij moet constateren: de mens wordt gedegradeerd tot een ding, tot een 'stuk hout'. En dat is, zo zegt Hiltner, een zaak onwaardig aan de christen en het christelijk bezig zijn. Waarachtige hulp is: gesprek vanuit volledige acceptatie, zonder een star stelsel van geboden en verboden. Dat is nu juist hetgeen het werkelijke christendom heeft willen samenvatten in de religieuze symbolen van verlossing, genade en vrijheid. Pastorale zorg is'bij Hiltner dan ook-niet enerzijds de pastor en anderzijds de medicus (arts, psychiater), omdat dat een polarisatie bewerkt; Hiltner wil geïntegreerde wetenschap; laat ons trachten dit te omschrijven als: het medisch-psychisch-pastoraal-theologischexistentieel- antropologisch bezig zijn. Belangrijke zaken, die Hiltner, ons hier voorhoudt; zaken, waar wij niet zomaar om heen kunnen. Hij dwingt tot nadenken, tot studeren, tot positiekeuze. En daarin kan men hem uitermate erkentelijk zijn.

6. De tweede door Hielema besproken hoofdfiguur is de theoloog Jay E. Adams. En ook bij hem vinden wij wat wij bij Hiltner aantroffen: een diepgaande bezorgdheid omtrent de kennelijke steriliteit van de christelijke boodschap en een vergane werfkracht van de kerk. Ook Adams citeert met instemming de woorden van Boison uit 1926, als deze zegt, dat de kerk verstek heeft laten gaan, juist toen de mens haar zo bitter nodig had.3 Ook bij Adams, evenals dat bij Hiltner het geval was, komen wij in aanraking met een counselor pur sang; een man die gedreven door liefde tot zijn naaste, te hulp wenst te komen in welke omstandigheid dan ook. Ook Adams is hoogst ongelukkig met de vaak geconstateerde gang van zaken in psychiatrische inrichtingen, waar de mens gedegradeerd wordt tot het vlak van manipulatie. Ondanks de overeenkomsten, is er evenwel toch ook sprake van diepgaande verschillen; zodanig zelfs, dat Hielema meende aan zijn proefschrift de titel 'Pastoral OR christian counseling' mee te moeten geven.

7. In tegenstelling tot Hiltner, gaat Adams uit van het absolute gezag van het Woord van God; dat is, zo zegt hij, door God geïnspireerd en daarom Waarheid, geldig voor alle plaatsen, tijden en omstandigheden. Het is niet slechts met autoriteit bekléédt, maar het is zélf autoriteit, en helpt de mens zicht te krijgen op de weg die hij moet gaan. Een eerste consequentie hiervan is, dat hulpverlening bij Adams niet een zaak van technisch-wetenschappelijk handelen is (dat ook wel) maar allereerst een zaak van genormeerd zijn aan en door het Woord, en de daaruit voortvloeiende leer van de christelijke kerk. En Hielema heeft dit onderscheid ons ook duidelijk mee willen geven: Hiltner, werkend vanuit een christelijke bewogenheid, bedrijft pastorale counseling; Adams, werkend vanuit de christelijke leer, streeft christelijke counseling na. Adams fundeert zijn denken in een drietal stelsels; o.a. het Calvinisme, het denken van Van Til en tenslotte dat van O. H. Mowrer.

7.1. "A study of Calvin's life shows us", zegt Hielema, "that he had but one desire: to biblically respond to the needs of his age with a frequent prayer that God might equip man to live to the glory of His name".19 "Tirelessly Calvin emphasized the fact that man's life was being nurtured 20 by Word and Spirit".21 "The Bible gives us the principles which must govern the whole of our life. It must govern all our thinking".22 Wanneer Adams stelt dat schriftgetrouwe counseling is: "1. motivated by the Scriptures; 2. founded presuppositionally upon the Scriptures; 3. structured by the goals and objectives of the Scriptures; and 4. developed systematically in terms of practices and principles modeled and enjoined in the Scriptures; (. . .) scriptural counseling is counseling that is wholly scriptural",23 dan ligt dit in het verlengde van wat Calvijn zegt: "The Word is not only food, it is also medicine which we constantly use for our spiritual health. Everything the doctor can dö to the human body (. . .), the Word of God can do for our souls".24 (. . .) "The Word of God is the instrument by means of which Gods vineyeard (. . .) is pruned and cleansed and made fruitful".25 Slechts hieruit ontstaat de christelijke levenspraktijk zoals Ef. 6 en de brief aan Jacobus daarover spreekt. "Every christian is called to the duty of selfexamination".20 "So he must discipline himself to become sensitive of his own unworthness and need of personal reformation. Unless man daily admits himself to the rule of Christ he will gradually build up a spiritual callus to all the appeal to be up and doing something for the Lord".27 Calvijn wenst een 'discipline under the Word';28 een leven dus dat beheerst wordt door het Woord van God.' Een van de gevolgen hiervan is dat "Calvin's doctrine of the church discipline (discipline ecclésiastique) must be regarded as a conditio sine qua non of christian liberty".

7.2. De tweede figuur, die op Adams sterke invloed heeft uitgeoefend is de sedert 1929 aan het Westminster Theological Seminary verbonden theoloog Cornelius van Til, waar hij apologetiek en systematische theologie doceert. "Christian apologetics", zo merkt Hielema op, "is the study of defence or vindication of the Christian faith. The object of Christian apologetics is to explain the Bible and apply it".30 Dit impliceert volgens Hielema: "Adams nouthetic counseling could well be called a Christian apologetics in the field of pastoral care".31 Van Til zegt in dit verband: "Christianity must challenge the wisdom of this world by the wisdom of God. The desperate need to day (. . .) is for living witnesses of Jesus Christ who deal with man's thinking, man's methodologies and philosophies in terms of the infallible World of God". Op grond hiervan komt Van Til tot het opstellen van een 'Christian methodology of apologetics',32 waaruit wij de volgende stellingen overnemen: 1. "(. . .) that we use the same principle in apologetics that we use in theology: the self-attesting, self-explanatory Christ of Scripture". 2. "That we no longer make an appeal to 'common notions' which Christian and non-Christian agree on, but to the 'common ground' which they actually have because man and his world are what Scriptures says they are". 4. "That (. .-.) Christianity alone is reasonable for man to hold. It is wholly irrational to hold any other position than that of Christianity. (. . .)" 5. "That we argue (. . .) by 'presuppositions'." 33 Het is o.m. met deze uitgangspunten, dat Adams o.a. naar de zijde van Hiltner front maakt; reden ook, dat wij veel van wat Van Til gezegd heeft, terug vinden in de christelijke counseling.

7.3. Waar Adams 1. op grond van de door hem aanvaarde presupposities en 2. op grond van talloze publikaties van wetenschappelijke zijde inzake de uitgangspunten van het psychiatrische deken34 stelling neemt, daar ligt het voor de hand dat, als hij aansluiting zoekt naar de kant van de wetenschap, dit niet primair zal zijn in de richting van de psychiatrie. In deze is de hoogleraar-psycholoog Herbart O. Mowrer van belang. Vanuit zijn vakgebied - de persoonlijkheidspsychologie - is Mowrer in staat een groot deel te overzien van wat de psychiatrie en de (klinische) psychologie is. Centraal in zijn denken staat het gegeven dat elke ontwikkeling, naar welke richting dan ook, beschouwd moet worden als leren, dat tot stand komt onder invloed van stimulus-response verbinding, de S-R theorie; in latere jaren door hem uitgebreid met de theorie van het samengestelde leren: 'the two-factor learning'. Nadat Mowrer met een aantal crises in eigen leven geconfronteerd is geweest, verschaft hij aan dit vrij simpele model een nadere uitdieping, namelijk naar de kant van het moreel-zedelijk handelen: alle ontwikkeling verloopt op basis van de vraag naar goed en kwaad. Aangezien het hier gaat om twee gegevenheden, gaat Mowrer ook in dezen spreken in termen van 'two-factor-learning process'. Op grond van dit gegeven ontdekt hij, dat elk toegepast psychiatrisch systeem werkt op basis van aan- en/of afleren. Voorts constateert hij, dat de mens, die adequaat (d.w.z. in overeenstemming met de binnen het gehanteerde systeem geldende voorwaarden) leert, 'genezen' verklaard wordt, maar dat de mens, die zich niet wenst aan te passen aan een bepaald systeem de diagnose 'ziek' blijft houden. En hiermee zien wij verbinding liggen met wat Szasz publiceerde, en in zijn navolging Foudraine en Laing. "Whatever else therapy may be", zegt Mowrer, "it is a teachinglearning relationship".35 Het is deze 'relationship' die door de volgelingen van Freud in latere jaren tot een 'medical-disease model' is gemaakt.

7.4. Wanneer wij ervan uitgaan dat Mowrer in eerste instantie een uitdieping van de 'two-factor-learning process' geeft, dan moet Adams de eer toekomen een tweede uitdieping bewerkt te hebben. Al het doen en laten verloopt op grond van leren, zegt Mowrer; leren ofwel naar goed ofwel naar kwaad. Adams nu is degene die verbanden ziet liggen met wat ons in Nederland bekend is uit bijvoorbeeld zondag 33 van de Heidelbergse Catechismus, waar gesproken wordt over de oude en de nieuwe mens: een tweetal denk-, spreek- en leefhoudingen, die elk op zichzelf ontwikkelingsmogelijkheden hebben, maar niet in elkaar kunnen overvloeien. Wat Mowrer 'foutief gedrag'36 noemt - en binnen de leer-psychologie betekent dat: het niet voldoen aan de van te voren opgestelde normering - dat noemt Adams: doen naar de oude mens, die ook niet in staat blijkt te doen overeenkomstig de normen die GOD had gesteld; evenzeer geldt dit voor 'goed gedrag' en datgene wat de nieuwe mens doet. Het binnen de leer van de psychologie uitermate bekende schema (fig. 1) wordt bij Adams fig. 2.

Binnen dit denken is uiterst relevant de vraag naar het al dan niet hebben beantwoord aan duidelijk geformuleerde normen

7.5. Wanneer de psychiatrie stelt dat het rechtstreeks waarneembare doen en laten van de mens een oorzakelijke reden vindt in het al dan niet gezond zijn van psychische functies - het medisch model - dan zegt Adams op grond van zijn affiniteit tot Calvijn en Van Til, alsook op basis van de wetenschappelijk-psychologische resultaten van Mowrer, dat dat niet kan. Het enige waar wij als christen mee te maken hebben is met datgene wat de mens doet of nalaat, waarmee hij aansluit bij o.a. Openb. 20 : 12, waar ons gesproken wordt over de beoordeling door God op grond van wat de mens gedaan heeft: 'naar hun WERKEN'. En het zijn juist deze werken waarop normen van toepassing zijn. Zij worden uiterst actueel als het gaat over doen en laten; daaruit immers wordt duidelijk welke de gezindheid van de mens is: aan zijn vruchten kent men de boom. Zowel Hiltner als Adams zijn diep bewogen met hun medemens. Maar in hun uitwerking verschillen zij nogal.

8. Dat verschil wordt onder meer openbaar in het door hen beiden voorgestane systeem van werken, namelijk de counselingsvorm. Over Hiltners pastorale counseling is niet zoveel te zeggen, aangezien er dan in herhaling getreden wordt; immers: al wat hij doet is in wezen niet anders als een samenvoegen van psychoanalytische, psychotherapeutische en 'veredelde' vormen van psychiatrische benaderingen van de mens, zoals wij die bijvoorbeeld vinden in New Esalen: het Gestalt-instituut van Fritz Perls, te Big Sur - een centrum waarover de liberale theoloog Harvey Cox schone dingen schrijft. Het is het centrum, wat als knooppunt fungeert voor wereldwijde vertakkingen van links-marxistische signatuur. Namen als die van de Indiase filosoof Aurobindo, burgemeester van de stad Auroville, en van de secretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken, Potter, zijn aan dit instituut verbonden; ook een man als Carl Rogers heeft zijn 'nascholing' in dit instituut gehad, de man van de 'actualisation' procedure, momenteel in zwang bij het onderwijs. Over Hiltner's counseling is dan ook niet meer te zeggen, dan wat reeds door anderen gezegd is over bestaande psychiatrische denksystemen. Eén van de gevolgen hiervan is echter wel, dat wij bij Hiltner de noodzaak tot toetsing van wat op het gebied van denken zich aandient, nauwelijks vinden. Hij aanvaardt alles, omdat het er immers om gaat, de mens verder te brengen. Op dit punt wil Adams volstrekt anders te werk gaan: hij toetst wèl. En het resultaat van die toetsingsarbeid heeft zijn neerslag gevonden in de christelijke counseling.

9. De uitdrukking: christelijke counseling verschijnt bij Adams onder diverse benamingen, zoals: nouthetisch counselen en nouthetisch confronteren. Hoewel ze in de uitwerking veelal grotendeels overeenkomen, zijn ze in hun eigen betekenis toch te onderscheiden. Adams wil uitgaan bij zijn werk van niet voor meerdere interpretaties vatbare normen. Die normen, het is het Woord Gods, zegt hij, zijn duidelijk. Elke christen zal zijn denken, spreken en handelen hebben te toetsen aan die normen, waardoor aan het licht zal komen wat goed was (naar uitwijzen van de normen) en wat verkeerd was (wat afweek van die normen). Er moet bij wijze van spreken een stand van zaken opgemaakt worden. En dat kan niet anders, dan dat de mens zichzelf confronteert met deze normen. Dat is de procedure van de nouthetische confrontatie. En naar aanleiding van deze confrontatie kan de counselingsaktiviteit ingezet worden, die verandering beoogt te bewerken in de richting van de normen. Essentieel binnen deze zaken is de nouthese.

10. Dit woord is te onderscheiden in nous en thetein. Wanneer de Schrift spreekt over nous, dan gaat het over de geest, over het denken van de mens. Zo spreekt bijvoorbeeld Rom. 12 : 2 over vernieuwd worden in ons denken, in onze geest (nous). Thetein betekent zoveel als: met kracht en gezag richting geven; zoals een menner met kracht en gezag zijn paarden bestuurt in de door hem gewenste richting. Binnen het combinatiebegrip nouthese - het met kracht en gezag richting geven aan de geest, het denken van de mens - zijn een aantal elementen van belang. In de eerste plaats worden wij, zegt Hielema, herinnerd aan Coll. 3 : 16: het Woord van Christus wone rijkelijk in u. Adams, de Berkeleyvertaling volgend, geeft aan de Griekse tekst ('teaching and admonishing') de volgende betekenis: 'confront one another nouthetically'. 37 "Teaching ( = didasko) simply suggests the communication of data ( . . . ) ; it reflects exclusively to the activity of the instructor".38 "Admonishing focuses on both confronter and the one confronted. It presupposes the need for a change in the person confronted; (. . .) there is a problem in his life that needs to be solved (. . .).39 Nouthetic confrontation arises out of a condition in the counselee that God wants to be changed".40 "The fundamental purpose (. . .) is to effect personality and behavioral change".41 Het tweede element wordt gevormd door de wijze waarop veranderingen worden bewerkt. In tegenstelling tot vele vormen van therapie, werkt de counseling slechts langs verbale weg; dus geen lichamelijke aanraking. Het gesproken Woord dient echter wèl ontdekkend te zijn; waarmee Adams mede in het verlengde staat van de 'realitytherapy' van Mowrer, Glasser, c.s. 10. Dit woord is te onderscheiden in nous en thetein. Wanneer de Schrift spreekt over nous, dan gaat het over de geest, over het denken van de mens. Zo spreekt bijvoorbeeld Rom. 12 : 2 over vernieuwd worden in ons denken, in onze geest (nous). Thetein betekent zoveel als: met kracht en gezag richting geven; zoals een menner met kracht en gezag zijn paarden bestuurt in de door hem gewenste richting. Binnen het combinatiebegrip nouthese - het met kracht en gezag richting geven aan de geest, het denken van de mens - zijn een aantal elementen van belang. In de eerste plaats worden wij, zegt Hielema, herinnerd aan Coll. 3 : 16: het Woord van Christus wone rijkelijk in u. Adams, de Berkeleyvertaling volgend, geeft aan de Griekse tekst ('teaching and admonishing') de volgende betekenis: 'confront one another nouthetically'. 37 "Teaching ( = didasko) simply suggests the communication of data ( . . . ) ; it reflects exclusively to the activity of the instructor".38 "Admonishing focuses on both confronter and the one confronted. It presupposes the need for a change in the person confronted; (. . .) there is a problem in his life that needs to be solved (. . .).39 Nouthetic confrontation arises out of a condition in the counselee that God wants to be changed".40 "The fundamental purpose (. . .) is to effect personality and behavioral change".41 Het tweede element wordt gevormd door de wijze waarop veranderingen worden bewerkt. In tegenstelling tot vele vormen van therapie, werkt de counseling slechts langs verbale weg; dus geen lichamelijke aanraking. Het gesproken Woord dient echter wèl ontdekkend te zijn; waarmee Adams mede in het verlengde staat van de 'realitytherapy' van Mowrer, Glasser, c.s.

11. Hoewel het proefschrift meer uitermate interessante zaken biedt, moet hier beperkt worden door over te gaan naar het derde punt, namelijk welke Hielema's eigen visie op een en ander is. Nu is dit op grond van zijn dissertatie niet gemakkelijk uit te maken. Hoewel hij begonnen is met ons voor te houden dat het gaat over pastorale OF christelijke counseling, merkt Hielema aan het eind van zijn dissertatie op: "We come face to face here with the work of the Holy Spirit. Just as there is something mysterious about every human existence, so we can speak of the mysterious work of the Spirit (. . .). It is by means of this mysterious work and the fruitation of the knowledge of God in Jesus Christ that pastoral counseling" (Hiltner J.S.) "becomes christian counseling"-45 (Adams, J.S.). Deze gedachte doet wat vreemd aan: de liberaal-vrijzinnige counseling van Hiltner kan volgens Hielema worden tot de orthodoxe counseling van Adams; eerst een óf-óf situatie, naar Hielema's oordeel, maar nu een èn-èn situatie.

12. De op dit punt ontstane moeiten vinden hun verklaring, wanneer wij beseffen dat Hielema afkomstig is uit de friese christelijk-gereformeerde kerken. Vanuit de periode dat er tussen de gereformeerde en de christelijkgereformeerde kerken samensprekingen werden gevoerd, is nog wel bekend dat er moeiten ontstonden juist op het punt van plaats en werk des Geestes. De Gereformeerde kerken zeiden: IN en MET het Woord komt de Geest mede; geen Geest zonder Woord, geen Woord zonder Geest. Hoewel de christelijk-gereformeerde kerken grotendeels akkoord gingen, wilde men daar de grenzen toch ruimer trekken: de Geest blaast uiteindelijk waarheen Hij wil. Wil de mens tot werkelijke bekering komen, dan dient hij een 'gegrepene' te worden; pas dan en pas zo wordt de mens tot levend wezen. Deze gedachte heeft m.n. in de friese christelijk-gereformeerde kerken tot gevolg gehad dat er 'bevindelijke' prediking behoorde te zijn; iets daarvan vinden wij terug in stelling X van de dissertatie. Het is tegen deze achtergrond dat Hielema tot een aantal normen komt, vanwaaruit hij èn Hiltner èn Adams wil beoordelen. Welke die normen zijn, wordt niet duidelijk, behalve dan dat de Geest het moet doen. En het is op basis van deze normen, dat Hielema een groot aantal zaken bij Hiltner wil afwijzen, maar ook bij Adams; het is op grond van deze normen, dat hij bij Adams veel vindt van grote waarde, maar eveneens bij Hiltner

13. Maar, het is dan ook deze achtergrond, die de waarde van Hielema's kritiek op Adams sterk doet verminderen. Als wij in stelling IV lezen: "Vanwege een methodistische en doperse tendens doet de 'nouthetische counseling' methode tekort aan de kosmologische betekenis van het begrip Waarheid" - een zaak die nader uitgewerkt wordt in stelling V: "De Bijbel mag niet beschouwd worden als een 'textbook for counseling' " - dan is zulks zonder verdere informatie volkomen juist; maar tegen de achtergrond van Hielema's christelijk-gereformeerde afkomst worden dit zwaar geladen zaken, die ons doen herinneren aan de reacties van christelijk- gereformeerde zijde, toen anderen meenden hun roeping te moeten volgen door onderwijs en politiek naar uitwijzen van het Woord des Heeren te moeten gaan doen. Toen mocht men zien hoezeer het Woord - zonder dat te degraderen tot een handleiding voor onderwijskunde of politicologie -onsvoorgaat in deze dingen. De reactie, ook van christelijk-gereformeerde zijde, evenwel was dat men dit wilde beoordelen als wetticisme, als drijverij en dopers. Wij vrezen, dat Hielema ons in aanraking gebracht heeft met zijn eigen christelijk-gereformeerde visie op Adams EN Hiltner. Kenmerkend voor zulk een denken - en ook dat is bekend uit voorgaande jaren - is dat het een nogal schuifbaar begrippenapparaat blijkt te hebben. Wij horen Hielema zeggen, dat Adams methodistisch en dopers is, althans in een aantal trekken; daarbij schijnt hij te refereren aan een tweetal geestesstromingen uit vorige eeuwen: het Methodisme en het Doperdom, verwant aan elkaar op het punt van een dualistische levens- en wereldbeschouwing. Uit de replieken tijdens de verdediging van zijn proefschrift bleek echter volstrekt iets anders: de psychologie kan via het psychologisme verworden tot psychologistisch bezig zijn, en de theologie kan via het theologisme corrumperen tot theologistisch gepraat; zo ziet hij de methode via het methodisme verworden tot methodistisch werken. Zo stelt Hielema zich de gang van zaken bij Adams voor. Maar dan zijn wij niet terechtgekomen bij een geestesstroming uit vorige tijden, maar bij een binnen het christelijkgereformeerde denken over de uitwerking van het Woord in de concrete situatie heel gemakkelijk te plaatsen beoordeling in termen van aktivisme en drijverij. Hielema's denken blijkt niet zo nauwkeurig gestructureerd als wel gewenst zou zijn; maar dat is van minder belang als men stelt: het is de Geest die het zal moeten doen. Op grond van deze gedachte is Hielema's beoordeling van wat de wetenschap nastreeft en denkt ook niet bijzonder nauwkeurig, waarmee hij evenwel - of hij dat wil of niet - meer aansluit bij Hiltner dan bij Adams. Wij vrc/.en dat niet bij Adams, maar bij Hielema een 'doperse tendens' is te signaleren. Een van de kenmerken van zulk een denken was immers, dat het gehanteerde begrippenapparaat nogal 'rekkelijk' van aard was. Hoewel hij het woord 'methodistisch' hanteert (maar dan in gewijzigde vorm) blijkt hij volgens stelling IV toch wel grondig onderscheid te maken tussen een en ander wat betreft het woord methode en methodisch.

14. Waar Hiltner ons een subjectivering van het Woord Gods voorhoudt, maar Adams daarentegen uitgaat van het onfeilbaar karakter van het Woord, daar ziet Hielema een tussenpositie liggen. Daarmee ondervindt evenwel de 'operationaliteit' van het Woord voor ons leven een subjectivering, met als gevolg dat èn kerk èn gelovige uiteindelijk ontbloot zal worden van de wapenrusting Gods, waardoor het mensvormige denken hand over hand zal toenemen. Anderzijds moet gezegd worden, dat hij ons op goed geïnformeerde wijze kennis heeft laten maken met een zaak, die onze aandacht zeker verdient.

1 Pastoral or Christian Counseling; a confrontation with the American pastoral theology, in particular Sewart Hiltner and Jay E. Adams; Utrecht, 1975.

2 Voorzover ons bekend: C. Trimp: Pastor en Medicus; De Reformatie, jrg. 50, nrs. 13-17; J. Rebel: Doen psychiater en pastor hetzelfde?; Friesch Dagblad, 22.1.77.

3 O.a. Jay Adams in verband van het Christian Counseling and Educational Foundation, Philidelphia, die vanuit de 'invalshoek' theologie werkt; en: Phyllip Brewer, die in Fresno een christelijk counselingsinstituut heeft; hij werkt vanuit de 'invalshoek' van de (clinische) psychologie.

4 Hielema, p. 13.

5 a.w., p. 13.

6 a.w., p. 13.

7 a.w., p. 13.

8 a.w., p. 14.

9 d.w., p. 13.

10 a.w., p. 13.

11 a.w., p. 15.

12 d.w., p. 19.

13 d.w., p. 19.

14 d.w., p. 21.

15 a.w., p. 22.

16 a.w., p. 23.

17 a.w., p. 29.

18 a.w., p. 30.

18a. O.a. Freud: Die Zukunft einer Illusion.

19 a.w., p. 170.

20 De psycholoog-counselor Brewer verbindt het woord 'nurture' (verzorgen) aan 'nourishing' (voeden). Er zijn, zegt hij, twee denkwijzen: 'the nourishing think', die opbouwt, voedt, verzorgt, gezond maakt; anderzijds: 'the toxic think', die afbreekt, vergiftigt. Zij hangen samen met een tweetal instellingen van de mens: respectievelijk 'the Christ mind' (overeenkomend met de nieuwe mens) en 'the world mind' (overeenkomend met de oude mens); vgl. ook punt 7.4.

21 a.w., p. 170.

22 a.w., p. 171.

23 o.w., p. 171.

24 a.w., p. 171.

25 a.w., p. 171.

26 a.w., p. 172; A. Janse maakt in dit verband onderscheid tussen de zelfbeproeving (welke een normering veronderstelt, en toetsing impliceert) en de zelfbeschouwing (welke niet meer is als een journalistiek verslag van de mens omtrent zichzelf).

27 a.w., p. 172/173.

28 a.w., p. 173.

29 a.w., p. 173.

30 a.w., p. 115.

31 a.w., p. 115.

32 a.w., p. 115.

33 a.w., p. 116.

34 In: Sigmund Freud and the Jewish Mystical Tradition toont David Bakan aan hoezeer de uitgangspunten van het psychiatrisch denken berusten op de joodsmystieke voorstellingen inzake God, zonde en verlossing. Nadere uitwerking hiervan vindt men bij Charles Poncé: Kaballah.

35 Hielema, p. 137.

36 Oorspronkelijk is de term 'gedrag' (behavior) afkomstig uit de behavioristische psychologie (Pavlov, Skinner, Thorndike), maar is in latere jaren sterk in betekenis uitgebreid; een parallel gebeuren is te constateren met het begrip 'geestesziekte

37 Hielema, p. 118.

38 a.w., p. 119.

40 a.w., p. 119.

41 a.w., p. 119.

42 a.w., p. 121.

43 a.w., p. 121.

44 a.w., p. 121.

45 a.w.. p. 263.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

Radix | 84 Pagina's

Pastorale of chirsteijke counseling1

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

Radix | 84 Pagina's