Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Politiek met een hart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Politiek met een hart

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met anti-revolutionair élan slingerde André Rouvoet, krap twee dagen voor de verschijning van zijn nieuwe boek, zijn mission statement voor de christelijke politiek de wereld in via de opiniepagina van NRC Handelsblad: "Tegen het relativisme de waarheid!". Een pretentieuze titel, vrij naar Groen van Prinsterer, boven een niet minder pretentieus artikel. Rouvoet signaleert een "breuklijn in de Westerse beschaving" tussen relativisme en universalisme, markeert zijn eigen positie als christelijk universalist en vuurt zijn morele pijlen af op het relativisme van hedendaagse politici. "Dat is jouw mening", zullen die gedacht hebben, maar toch meldden enkelen zich voor een geanimeerd debat in de Haagse Nieuwspoort ter gelegenheid van de presentatie van Rouvoets bundel Politiek met een hart. Het debat over de moraal is heropend. Wie bij lezing van Politiek met een hart echter hoopt op een systematische beschouwing over de functie van een christelijke moraal in een geseculariseerde samenleving, wordt teleurgesteld: dat blijkt niet de ambitie. Rouvoet heeft Kamerbijdragen en kranteartikelen gebundeld en biedt een aardig kijkje in zijn politieke keuken. Het boek is goed toegankelijk, maar het debat over de moraal blijft voorlopig, in de woorden van Bolkestein, 'onvoldragen'. Rouvoets betoog is, kort samengevat: politiek is een zaak van morele keuzes betreffende de samenleving. Iedere politicus brengt daarbij onvermijdelijk zijn eigen morele overtuigingen in. Een christen-politicus baseert zijn moraal op Gods openbaring. Seculiere politici verzwijgen hun diepste beweegredenen gewoonlijk, en ten onrechte. Rouvoet onderneemt telkens pogingen om zowel ministers als collega-kamerleden uit hun morele tent te lokken. Hij stuit hierbij op twee weerbarstige, en sterk met elkaar samenhangende reacties: "de overheid moet niet moraliseren" en "er is geen andere grond voor moraal dan de uitkomsten van het maatschappelijk debat daarover".

Rouvoet's belangrijkste argument in de strijd is, dat de overheid per definitie zedenmeestert. Hij wijst daarbij op het Wetboek van Strafrecht, "een catalogus van handelingen en keuzen waarvan we in meerderheid hebben vastgesteld dat we die niet kunnen — of liever gezegd: niet willen — tolereren" (44). "Keer op keer moet de individuele keuzevrijheid wijken voor zwaarderwegende belangen als de bescherming van de zwakkere, de volksgezondheid, de culturele traditie, het groepsbelang bij wetenschappelijk onderzoek, enzovoort" (45). Hij stelt dan ook dat christen-politici zich "niet in het moraliseren, maar in de inhoud en de fundering van de moraal" onderscheiden van hun collega's. Dit wordt in een interview in de bundel ontkend door één van die collega's. Tom de Graaf (D66) stelt: "De overheid mag geen zedenmeester zijn" (30) en "ik heb geen principieel verweer tegen een samenleving die zichzelf te gronde richt" (33). Zijn verweer tegen Rouvoets stelling is, dat een regering zonder maatschappelijk draagvlak voor haar morele overtuigingen de bevolking haar normen niet zal kunnen opleggen. De wetgever moet daarom de uitkomsten van maatschappelijke discussies afwachten. Rouvoet antwoordt daarop dat een regering zonder moreel draagvlak volgens de democratische controle ten val zal komen. "Maar de regering behoort zich niet afhankelijk te maken van de volkswil" (33). Overigens zegt Rouvoet verderop: "Waarom staat iets in de wet? Dat is omdat de publieke moraal dat wil. Wetgeving is de afronding van een proces waarin de publieke moraal wordt vastgelegd" (101). Dit roept de vraag op hoe de regering, als zij zich niet afhankelijk behoort te maken van de volkswil, haar keuzes in een democratisch staatsbestel kan legitimeren. Als een overheidsstandpunt haar legitimatie uiteindelijk ontleent aan de morele juistheid ervan, zoals Rouvoet stelt, mag de overheid dan ook haar (zwaard-) macht aanwenden om deze waarheid "in te voeren"? Kortom, hoe verhoudt Rouvoet's visie zich met de 'democratische spelregels', waaraan hij zich, zoals hij herhaaldelijk opmerkt, wil houden? Burgers mogen elkaar opvoeden en overtuigen, maar niet rechtens binden. Aangezien de overheid als enige die zwaardmacht wel heeft, brengt dat haar in conflict. Rouvoet schetst in zijn boek wat er gebeurt als de RPF vijfenzeventig procent van de stemmen zou krijgen: "De RPF doet niet aan gewetensdwang [...]. Wij zouden dan de zondagsrust en de openbare eerbaarheid herstellen, aanstootgevende reclame uit het straatbeeld bannen, optreden tegen seks en geweld op de publieke omroep en aanstootgevend materiaal in etalages van seksshops verbieden" (103). Inhoudelijk verschilt dit Reformatorische overheidsoptreden hemelsbreed van het Paarse, maar niet in termen van democratisch 'zedenmeesterschap'. Immers, het RPF-kabinet is verzekerd van parlementair draagvlak voor haar morele program. Het antwoord op de vraag van Charles Colson — wiens zeden meestert de overheid? — blijft dus: de zeden der kiezers. De RPF-kiezers accepteren evenzeer als het reformatorische kabinet dat Gods Woord uitgangspunt is voor dc publieke moraal van het land. Maar zou zo'n regering het niet knap lastig krijgen als onder de ogen van haar bijbelgetrouw electoraat een moskee wordt geopend? Rouvoet spreekt elders over de aanwending van het vermogen van de overheid om de publieke moraal te beïnvloeden. Hij pleit voor werk "aan het herstel van de publieke moraal" (19), maar constateert ook het conflict met de zwaardmacht: "Wanneer het draagvlak voor een inhoudsvolle publieke moraal in het geding is, is de rol van de overheid beperkt" (24). Rouvoet pleit in dit verband voor ondersteuning en erkenning van de eigen verantwoordelijkheid van gemeenschapsverbanden. Daarnaast zou overheidsvoorlichting moeten worden ingezet, evenals handhaving van publieke omroepen gebaseerd op geestelijke stromingen. De RPF-regering zou echter geen gecensureerde staatscultuur produceren. Lost Rouvoet daarmee de vraag naar de legitimiteit van de zedenmeesterende regering op? Stel dat hij de Paarse regering zover krijgt dat zij een eigen 'moreel kader' vastlegt, geeft zij dan haar keuzes voldoende legitimatie? — nee, want in Rouvoets overtuiging zijn alleen Gods normen in zichzelf gelegitimeerd. Met een beroep op de goddelijke oorsprong van het overheidsgezag komen we er kennelijk toch niet helemaal, want de overheid heeft juist tot taak de gewetensvrijheid van burgers te beschermen. Het blijft dus de vraag of het reformatorische kabinet uiteindelijk niet precies dezelfde democratische legitimatie behoeft voor haar beleid als het Paarse, wil zij niet vervallen in een theocratie. Maar waarin verschilt de visie op de publieke moraal tussen de seculiere partijen en die van de christelijke politicus dan wél? Ik ben van mening dat er niet zozeer sprake is van een botsing tussen seculier relativisme en christelijk universalisme, als wel van een kloof tussen een gemeenschappelijke en een geindividualiseerde moraal. In de christelijke en de klassiek-liberale staatsvisie houdt de overheid de individuele verantwoordelijkheid en vrijheid hoog, maar wel ten dienste van een hogere waarde, respectievelijk de eer van God of de gemeenschap. Deze staatsvisie geeft de overheid een moraliserende en zedenmeesterende rol: zij mag en moet het (democratisch gelegitimeerde) vingertje heffen. De libertaire staatsvisie daarentegen, dominant in de hedendaagse politieke cultuur, verfoeit dit vingertje en weigert te spreken over een gemeenschappelijke of publieke moraal. Het heeft als hogere waarde de individuele vrijheid. De overheid heeft in die visie slechts aan twee publieke beginselen de hand te houden: 'gij zult elkaar tolereren', en 'gij zult eikaars vrijheid niet schenden'. Rouvoets aanval is daarom gedoemd als water op vet af te glijden: libertaire of libertijnse politici streven geen publieke moraal na. De ethiek is gedemocratiseerd, al betekent dat niet dat zij volledig is geprivatiseerd. 'Democratische' waarden als vrijheid en gelijkheid hebben vandaag wel degelijk publieke gelding. Vanwege deze 'democratische' waarden is voor fundamentalisten of racisten geen plaats, zoals Rouvoet herhaaldelijk met — naar ik aanneem retorische — verbazing opmerkt. Daarom kan GroenLinks-Karnerlid Halsema ook onomwonden stellen dat wat haar betreft polygamie mogelijk moet zijn, mits er geen sprake is van onderdrukking van één der drie individuen. De kreet dat dit amorele politiek is of dat de democraten eens het achterste van hun morele tong moeten laten zien, sluit niet aan — en keert als een boomerang terug — als blijkt dat de privé-overtuigingen nog meer 'van God los' zijn dan gevreesd. De winst van Rouvoets betoog ligt elders: hij creëert met zijn uitdaging aan het adres van de regering de gelegenheid explicieter over de onderliggende normen en waarden te discussiëren. In zijn begrotingsbij dragen maakt hij in dit verband melding van vooruitgang: het kabinet lijkt ervan te leren. Maar de confrontatie wordt pas echt interessant als de vraag zou worden beantwoord of een individualistische, libertaire moraal de samenleving een toekomst kan bieden, of dat een gemeenschappelijke moraal noodzakelijk is. Er zijn duidelijke signalen in de maatschappelijke werkelijkheid, dat de samenleving het met 'vrijheid en gelijkheid' alleen niet redt. Zo valt hier en daar de roep om eerherstel van de 'broederschap' te horen. Het gaat daarbij niet het broederschap van het socialisme en communisme — "ieder voor zich, de overheid voor ons allen" — maar om waarden als onderlinge betrokkenheid en verantwoordelijkheid. Dat zal Rouvoet als muziek in de oren klinken, al zijn we daarmee nog niet bij het hoogste ideaal aangekomen: de bijbelse gerechtigheid. Uit de reacties op Rouvoets NPvC-artikel valt op te maken dat er wel degelijk brede ondersteuning is voor zijn roep om herstel van een gemeenschappelijke publieke moraal. Niet-christenen haken echter af als de christelijke aap uit de mouw komt: er is maar één waarheid en dat is de onze. Die uitspraak past bij een kerk, niet bij een politieke partij. Want eenstemmigheid over het enig juiste beginsel blijkt geen garantie te bieden voor politieke overeenstemming (zie de verschillen tussen christelijke partijen), noch voor de enige juiste politiek. Relativisme is niet gewenst, maar enige bescheidenheid over het eigen waarheidsinzicht wel. Al met al heeft Rouvoet met zijn knuppel in het hoenderhok vooral bereikt dat verscheidene politici en intelligentsia zich uitlaten over de noodzaak tot herstel van een publieke moraal. Dat is pure winst. Maar nu is het tijd voor de volgende stap: het formuleren van noodzakelijke en gemeenschappelijk normen en waarden die de samenleving de gewenste vorm en kleur geven. Daaruit vloeit voor christelijke politici de belangrijke uitdaging voort in verstaanbaar Nederlands uit te leggen hoe onze maatschappij gediend is met de 'bijbelse gerechtigheid' en te schetsen hoe gehoorzaamheid aan God de samenleving tot bloei zou brengen. Tot slot nog enkele opmerkingen over de stijl en toonzetting waarmee Rouvoet de barricade is opgegaan. De stelligheid en vastberadenheid waarmee hij zijn boodschap voor het voetlicht weet te brengen, is in principe sympathiek, maar wekt bij de luisteraar ook een zekere terughoudendheid op, wellicht zelfs wrevel. Zijn afgepaste en compromisloze betoog geeft politieke tegenvoeters weinig ruimte voor dialoog. In een politiek debat is dat prima, maar in een intellectuele discussie moet ruimte zijn om punten van overeenstemming te identificeren. Door sterk in te zetten op de waarheidsclaim doet hij althans met dit boek geen poging om bruggen te slaan. Het betoog is luid en duidelijk, maar wie niet voor is, moet blijkbaar tegen zijn.


Besproken literatuur
André Rouvoet, Politiek met een hart. Beschouwingen over politiek en moraal. Kampen: Kok, 2000.
120 pagina's, ISBN 9043502944, fl. 24,90.

Noot van de auteur
Reinier Koppelaar is beleidsmedewerker voor de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie (RPF/GPV) te Den Haag.
Hij schreef deze bespreking op persoonlijke titel. Correspondentie richten aan: R. Koppelaar, Ankaradreef 162,
3564 VR Utrecht. Elektronische post: reinierkoppelaar@hetnet.nl.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2000

Radix | 100 Pagina's

Politiek met een hart

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2000

Radix | 100 Pagina's