Abstracts
Discriminerende godsdienstige uitlatingen en de Nederlandse rechtsorde. Een analyse van de zaak-Van Dijke
Geert Jan Spijker
Dit artikel gaat over de interpretatie van de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, en bescherming tegen discriminerende beledigingen in hun onderlinge verhouding en tegen de achtergrond van zowel nationale als internationale regelgeving. Aan de hand van de zaak-Van Dijke – waarin politicus Leen van Dijke werd beschuldigd van het beledigen van homoseksuelen – wordt nagegaan wanneer er in de Nederlandse rechtsorde sprake is van discriminerende, en dus strafbare godsdienstige uitlatingen. De uitspraak in de zaak-Van Dijke heeft gevolgen voor de mogelijkheid van religieuze minderheidsgroeperingen om hun overtuiging niet alleen te koesteren maar ook te uiten. Betoogd wordt dat de rechterlijke uitspraken in deze zaak getuigen van een voldoende mate van verdraagzaamheid ten opzichte van godsdienstige uitlatingen. De rechter beschouwt de godsdienstige belijdenis als een uitingsvorm die een bijzondere, zij het niet onbeperkte, bescherming verdient. Waakzaamheid blijft echter geboden omdat het geldingsbereik van de verschillende grondrechten in belangrijke mate wordt bepaald door het in de samenleving toonaangevende godsdienstig-zedelijke beoordelingspatroon.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2003
Radix | 60 Pagina's