Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Armoede in de wereld en de utopie van maakbaarheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Armoede in de wereld en de utopie van maakbaarheid.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Achtergrond

Enkele eeuwen geleden bestonden er geen grote verschillen in rijkdom en armoede in de wereld. Tot halverwege de achttiende eeuw was vrijwel de hele wereld arm, gemeten naar onze huidige standaarden. De levensverwachting was zeer laag (rond de veertig jaar) en kinderen stierven in grote aantallen, zowel in Europa als daarbuiten. Besmettelijke ziekten als de pest en de pokken konden de bevolking in korte tijd halveren. Als gevolg hiervan bleef de groei van de wereldbevolking beperkt. Rond 1800 leefden nog geen miljard mensen op de wereld, tegen meer dan 6 miljard nu. En vrijwel al deze mensen leefden in extreme armoede, tot op zekere hoogte vergelijkbaar met wat we nu in veel Afrikaanse landen zien.

Met de ontwikkeling van de wetenschap en de komst van de industrialisering kwam een eind aan deze situatie, eerst in Engeland, vervolgens in de VS, Australië en Europa en recent in grote delen van Azië. Maar niet overal, met name in Afrika en Zuid-Azië is de armoede nog groot en leven bijna een miljard mensen onder de extreme armoedegrens, wat betekent dat ze moeten rondkomen van minder dan één dollar per dag. Het verschil tussen de rijkste en de armste landen is groter dan ooit.

Tegen deze achtergrond werden in 2000 de Millennium Ontwikkelings Doelen (MOD) aangenomen op een internationale VN-top, die bijgewoond werd door 147 wereldleiders. De belangrijkste doelstelling betrof het halveren van de extreme armoede in 2015. Inmiddels zijn er al bijna zes jaren in het nieuwe millennium verstreken en zijn nog weinig van de ambitieuze doelstellingen gerealiseerd. Dit laatste vormde voor Jeffrey Sachs de belangrijkste aanleiding voor het schrijven van het boek The End of Poverty: How we can make it happen in a lifetime.

Boek en schrijver

Het boek van Sachs handelt over de oorzaken van armoede, mogelijke oplossingen en de rol van de rijke landen, de ‘eerste wereld’, hierin. De econoom Sachs put daarbij uit zijn jarenlange ervaringen als speciaal adviseur van Kofi Annan, de secretaris-generaal van de VN en van zijn advieswerk in meer dan 100 landen over de hele wereld. Naast zijn ruime en levendige ervaring met het armoedeprobleem maakt zijn grote betrokkenheid het boek een aanrader om te lezen. Sachs weet als geen ander het voor ons westerlingen soms abstracte probleem van armoede in de wereld weer levendig en urgent te maken

Deze betrokkenheid en compassie hebben ook hun keerzijde. Sachs is al jarenlang een onvermoeibare strijder tegen armoede en een aanklager van de afstandelijke houding van de westerse wereld ten opzichte van dit probleem. Daarnaast is hij al geruime tijd bezig fondsen te werven voor de strijd tegen aids en malaria. Kortom, Jeffrey Sachs is een man met een missie. Bij het lezen van het optimistisch getoonzette boek komt de vraag op of een zuiver objectieve analyse dan wel de wens om aan te zetten tot actie de belangrijkste drijfveer vormt voor de schrijver. Volgens Sachs kan namelijk binnen twintig jaar een eind worden gemaakt aan de extreme armoede in de wereld. Heeft hij dan de oplossing voor het wereldprobleem waarmee velen voor hem zich intensief hebben bezig gehouden en waarvoor zij zich hebben ingezet? Een kritische analyse is op zijn plaats.

Het waarom van de armoede Waarom zijn sommige landen rijk geworden terwijl andere landen arm zijn gebleven? Deze vraag is extra dringend omdat de basistechnologieën om deze armoede te verhelpen, zoals het gebruik van kunstmest of bescherming tegen malaria, weliswaar beschikbaar zijn maar niet worden gebruikt. Sachs antwoordt dat de belangrijkste oorzaak van armoede de armoede zelf is. Op de rand van overleven is er geen geld en tijd om te investeren in de toekomst. Sachs onderscheidt tal van mechanismen waardoor armoede zichzelf in stand houdt. Iemand die sterft van de honger koopt het volgende jaar geen kunstmest voor een betere oogst. Armoede onder de bevolking betekent dat de overheid nauwelijks geld via de belasting kan ophalen om bijvoorbeeld wegen en bruggen aan te leggen. Arme mensen krijgen meer kinderen (omdat het onzeker is hoeveel van die kinderen zullen overleven) maar ze hebben niet de middelen om al deze kinderen te onderhouden, laat staan onderwijs te laten volgen.

De conclusie van Sachs is daarom dat armoedebestrijding noodzakelijk is voor economische ontwikkeling en niet omgekeerd. Daarmee draait hij de volgorde van armoedebestrijding die vaak door de Wereldbank en vooral het Internationale Monetaire Fonds wordt gevolgd - de armoede te bestrijden door economische ontwikkeling te stimuleren - om. Overigens blijft Sachs econoom genoeg om te benadrukken dat hulp met name moet worden gegeven in de vorm van investeringen. Arme landen en hun bevolking moeten in staat worden gesteld zichzelf op termijn te bedruipen. Hulp van het Westen kan zich beperken tot het eerste zetje naar economische ontwikkeling, daarna kan het land op eigen voeten verder gaan.

Sachs gebruikt hierbij de analogie van de trap en de treden. De armste landen zitten in een zogenoemde armoedeval en zijn daardoor niet in staat de eerste trede van de ladder van economische ontwikkeling te bereiken. Als de eerste trede bereikt is kan de trap verder zelf worden beklommen. Tijdelijke steun aan boeren in de vorm van gratis kunstmest leidt tot hogere oogsten, waarvan in de toekomst de kunstmest zelf betaald kan worden. De toegenomen levensverwachting leidt tot lagere geboortecijfers, waardoor ouders beter in staat zijn de kinderen die ze hebben voedsel en onderwijs te bieden. Hogere economische groei resulteert in een toename van belastinginkomsten voor de overheid, die ingezet kunnen worden voor de aanleg van wegen en bruggen en het bouwen van ziekenhuizen.

Sachs beseft dat zijn theorie van de armoedeveroorzakende armoede niet kan verklaren waarom de huidige rijke landen zich wel aan de armoede hebben weten te ontworstelen. Hij voert daarom ook de geografische situatie van landen (ongunstig klimaat, bergachtig, niet grenzend aan zee) aan als oorzaak van armoede. Dat neemt niet weg dat hij meent dat ieder land in staat is op basis van de huidige technologieën en met een steuntje in de rug van het rijke westen de weg naar de welvaart te vinden.

Van analyse naar beleid

Dit roept de vraag op waarom al de ontwikkelingshulp die in de afgelopen vijftig jaar is gegeven niet heeft geleid tot economische ontwikkeling. Sachs geeft hiervoor vier redenen. Ten eerste is de hulp van het IMF en de Wereldbank te sterk gericht geweest op economische ontwikkeling volgens westers recept en te weinig op de structurele bestrijding van armoede en ziekte. Omdat in de visie van Sachs armoede en ziekte niet alleen het gevolg maar ook de oorzaak zijn van een achterblijvende economische ontwikkeling, schiet deze benadering tekort. Ten tweede was de hulp in het verleden vooral gericht op het kwijtschelden van schulden en noodhulp in de vorm van voedsel. Al dit geld is dus niet ten goede gekomen van structurele investeringen in het bestrijden van ziekte en armoede. Ten derde is de hulp versnipperd. Binnen elk ontwikkelingsland zijn talrijke donoren en ontwikkelingsorganisaties actief, die hun financiering en activiteit niet of nauwelijks op elkaar afstemmen. En tot slot hebben ontwikkelde landen te weinig financiële middelen beschikbaar gesteld om armoede en ziekte echt effectief te kunnen bestrijden

Het voorstel van Sachs om een eind te maken aan de extreme armoede vloeit logisch voort uit zijn probleemanalyse. Voor elk ontwikkelingsland zou bepaald moeten worden welke investeringen nodig zijn en wat het land hiervan zelf kan opbrengen. Het verschil tussen de behoefte en de noodzaak zou bijgepast moeten worden door de rijke landen. Met de beschikbare middelen dient een integrale en grootschalige aanpak gerealiseerd te worden onder de regie en supervisie van de VN. Dit betekent dat de verschillende donoren en ontwikkelingsorganisaties hun geld in één grote pot stoppen en op basis van deze middelen een gecoördineerde inspanning leveren in de bestrijding van armoede. Dat zou moeten leiden tot het elimineren van de extreme armoede in 2025.

Tussen droom en daad

Sachs lijkt een wonder te beloven. Tegen beperkte kosten, namelijk 0,7 procent van het nationaal product van de rijke landen kan binnen 20 jaar een eind gemaakt worden aan de extreme armoede. Naar Nederlandse begrippen vertaald zou voor één euro per persoon per dag in een halve generatie een eind gemaakt kunnen worden aan de meest schrijnende armoede. De investering is bovendien van tijdelijke aard, want zodra een arm land zich ontworsteld heeft aan de armoedeval kan het zich op eigen kracht verder ontwikkelen.

De vraag dient zich aan in hoeverre een dergelijk optimistisch plaatje reëel is en of ontwikkelingslanden in staat zijn een dergelijke massale hulp te kunnen absorberen. Uit de receptie van Sachs’ boek onder ontwikkelingseconomen blijkt dat deze vraag niet zonder meer bevestigend beantwoord kan worden. De belangrijkste en meest prominente opponent van Sachs onder deze ontwikkelingseconomen is zonder twijfel William Easterly2.

Easterly wijst er op dat de ideeën van Sachs voortborduren op gedachtegoed uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. In de jaren zestig verscheen de bestseller The stages of economic growth van Walt Rostow, die beargumenteerde dat arme landen zich duurzaam konden onttrekken aan economische stagnatie door een met ontwikkelingsgeld gefinancierde investeringsagenda. Over de afgelopen vijfenveertig jaar hebben veel ontwikkelingseconomen deze ideeën als te simplistisch terzijde gelegd, vanuit het besef dat economische ontwikkeling het resultaat is van complexe interacties tussen markten, politiek, sociale normen, instituties, overheidsbeleid en micro-economische interventies. He stimuleren van ontwikkelingseconomieën is verre van eenvoudig. De empirie van de afgelopen vijfenveertig jaar over de effecten van ontwikkelingshulp op economische groei is dan ook niet bemoedigend; over het algemeen wordt er geen verband gevonden tussen ontwikkelingshulp en duurzame economische groei.

Een tweede punt van kritiek van Easterly is dat Sachs het belang van een goede overheid en goed bestuur relativeert. Sachs beweert dat de claim dat Afrika’s corruptie de belangrijkste bron van het armoedeprobleem vormt, in tegenspraak is met praktische ervaring en serieus onderzoek. Toch is er een uitgebreide literatuur die erop wijst dat slecht bestuur, zowel op centraal als op lokaal niveau, op zijn minst voor een niet te verwaarlozen deel de oorzaak van armoede en achterblijvende groei is. Uit een aantal studies in landen als Guinea, Kameroen, Oeganda en Tanzania blijkt bijvoorbeeld dat 30 tot 70 procent van door de centrale overheid beschikbaar gestelde medicijnen in landen als Guinea, Kameroen, Oeganda en Tanzania is verdwenen voordat ze bij de patiënt terechtkwamen. Als corruptie en slecht bestuur een belangrijke oorzaak vormen van blijvende armoede, dan wordt het geven van ontwikkelingshulp vele malen complexer (en duurder) dan Sachs veronderstelt. Een beter begrip van de politieke economie en de oorzaken van slecht bestuur zijn noodzakelijk voor een uitgebalanceerde vormgeving van ontwikkelingshulp.

Kernpunt van de kritiek van Easterly op Sachs is dat hij een wereld van goede wil veronderstelt, waardoor armoede en ontwikkelingshulp worden gedefinieerd als een in wezen technisch probleem dat met een gecoördineerde aanpak en voldoende financiële middelen kan worden aangepakt. De sociale en culturele dimensies van het armoedeprobleem blijven hierdoor grotendeels onbenoemd, terwijl deze van wezenlijk belang zijn voor de vormgeving en effectiviteit van ontwikkelingshulp.

Misschien kan hier een inzichtelijke parallel getrokken worden met de armoedeproblematiek in Nederland. Ook in een rijk land als Nederland zijn er nog mensen die geen aansluiting vinden bij de maatschappij. Problemen als gebrekkige opleiding, werkloosheid, schulden, verslaving en wonen in slechte buurten zijn geconcentreerd bij een beperkte groep mensen. Uiteraard kan een technisch investeringsprogramma, zoals het creëren van werkgelegenheid, schuldhulpverlening, betere sociale zekerheid, bijscholing en het opknappen van oude buurten, een belangrijke bijdrage leveren aan het verlichten van de problemen. Tegelijk geldt dat een politieke partij die beweert met een dergelijk programma de problemen volledig en voorgoed op te kunnen lossen zich buiten de grenzen van het geloofwaardige begeeft. En dat geldt zeker als dit programma niet expliciet waarborgt dat misbruik en oneigenlijk gebruik worden tegengegaan en dat tegenover het recht op hulp ook de plicht tot inzet van de betrokkenen wordt zeker gesteld.

Conclusie

Het boek The End of Poverty is zowel een buitengewoon waardevolle als dringende oproep aan rijke landen om zich scherper bewust te zijn van het probleem van armoede in de wereld en hierop actie te ondernemen. In de praktijk zal het terugdringen van de armoede echter moeilijker zijn dan Sachs suggereert. Zijn wens de geesten te mobiliseren en steun te verwerven voor de strijd tegen armoede lijkt te prevaleren boven het objectief schetsen van de complexiteit van de armoedeproblematiek en de reikwijdte van ontwikkelingshulp. Dit doet echter niets af aan de noodzaak en de morele plicht van het rijke deel van de wereld om de schrijnende armoede waarin één op de zes medemensen leeft te bestrijden.

Noten

1 Essay naar aanleiding van: Jeffrey Sachs. 2005. The End of Poverty: how we can make it happen in our lifetime. London: Penguin.

2 Zie o.a.: William Easterly. 2006. ‘The Big Push Déjà Vu’. Journal of Economic Literature 44 (1).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Radix | 112 Pagina's

Armoede in de wereld en de utopie van maakbaarheid.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Radix | 112 Pagina's