Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De grens van de mens… en van de techniek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De grens van de mens… en van de techniek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Peter-Paul Verbeek

De grens van de mens

Over techniek, ethiek en de menselijke natuur

Rotterdam, Leminscaat 2011

144 pagina’s

ISBN 9789047703532

Technologische ontwikkelingen vormen voor ethici een steeds interessantere uitdaging. Kon je voorheen met goed recht spreken over techniekethiek als vorm van ‘toegepaste ethiek’, dat is tegenwoordig haast niet meer mogelijk. ‘Toegepaste ethiek’ veronderstelt dat je een benadering uit de algemene ethiek kunt gebruiken bij een nieuw ethisch probleem in de techniek. Je kon gewoon werken met de ethische categorieën waaraan je gewend was. Moet je kiezen tussen het overleven van mensen of dat van robots, dan koos je uiteraard voor de mensen, want hun beschermwaardigheid is hoger dan die van machines. Maar voortschrijdende techniek stelt nieuwe vragen: wat moet je bijvoorbeeld aan met de cyborg? Half mens, half machine, hoe beschermwaardig is die? Stel dat die cyborg vervolgens dankzij de lab-on-chip technieken regelmatig een volledig overzicht kan laten maken van welke kans hij op welke ziekte heeft. Dan is hij daarmee eigenlijk niet meer ziek of gezond, maar voortdurend ‘potentieel ziek’. Hoe moeten we die toestand dan ethisch waarderen vergeleken bij gezondheid of ziekte? Zo vallen er wel meer traditionele categorieën om wanneer nieuwe technologieën in de toekomst mogelijk hun intrede doen in onze samenleving. Moeten we daar bang voor zijn? Is het erg als dit soort grensvervagingen optreden? Mogen we zo sleutelen aan de mens dat de grens met de machine vervaagt? Het boek ‘De grens van de mens’ van Peter-Paul Verbeek - een uitwerking van zijn intrederede in Twente - gaat over dit soort vragen. Verbeek werd in 2009 benoemd als hoogleraar Filosofie van mens en techniek aan de Universiteit Twente. Hij bezet ook de parttime Socrates leerstoel voor techniekfilosofie aan de Technische Universiteit Delft en is lid van de Jonge Academie van de KNAW. Verbeek begint met een voorbeeld dat voor velen herkenbaar is. Toen hij met zijn echtgenote een echoscopie lieten maken van hun ongeboren kindje, beseften ze dat ze dit wezentje ineens als een potentiele patiënt gingen zien. Bewust lieten ze geen test op het syndroom van Down doen om niet door de artsen voor de onmogelijke beslissing over leven of dood van hun kindje gesteld te worden. Tevens realiseerden ze zich dat de echoscopie hun een nieuw beeld had gegeven van hun kindje, anders dan het beeld dat ontstaat als je alleen de bewegingen van het kindje kunt voelen en de buik van de moeder geleidelijk groter ziet worden. Verbeek sluit aan bij de Amerikaanse techniekfilosoof Don Ihde, die laat zien hoe techniek op allerlei manieren als beeld-vormer werkt, letterlijk en figuurlijk. Bij traditionele technieken is er een afstand tussen mens en techniek, waardoor je van de mens als een ‘gebruiker’ van de techniek kunt spreken. Maar bij veel nieuwe technieken is de relatie tussen mens en techniek zo intens dat het woord ‘gebruiker’ daar nauwelijks meer op van toepassing is. Een bewoner van een ‘intelligent huis’ wordt omgeven door technieken die vaak niet zichtbaar zijn en aan ons gedrag ontleende beslissingen voor ons nemen. Andere technieken worden in ons lichaam ingebracht en beïnvloeden ons waarnemen of zelfs onze psychische gesteldheid (in het geval van ‘deep brain stimulation’).

Er zijn twee reacties mogelijk op deze ontwikkelingen. De eerste is die van de bioconservatieven. Zij zijn tegen dit soort ontwikkelingen omdat ze de grens van het menselijke vervagen en daarmee de waardigheid van het mens-zijn aantasten. Tegenover hen staan de transhumanisten, die menen dat deze ontwikkelingen te rechtvaardigen zijn, als logische volgende stap in het evolutionaire proces. Ons mens-zijn komt daarmee dus juist tot zijn recht. Verbeek neemt een derde positie in. Tegenover de bioconservatieven betoogt hij dat de mens altijd al met technische middelen zijn eigen grenzen verlegd heeft en dat dit dus niet in strijd is met het mens-zijn, maar juist deel ervan is. Aan de transhumanisten laat hij zien dat hun instrumentele opvatting van techniek als een middel waarmee de mens zichzelf kan versterken geen recht doet aan het feit dat diezelfde techniek het mens-zijn verandert. Je kunt een mens wel met weefseltechnieken permanent ‘repareren’ zodat hij eeuwenlang meegaat, maar wat doet dat met ons mens-zijn? Zijn wij in staat om zinvol invulling te geven aan zo’n lang leven? Van dat soort vragen wordt zich door transhumanisten, zoals bijvoorbeeld de bekende Ray Kurzweil, nauwelijks rekenschap gegeven. Voor zowel bioconservatieven als transhumanisten geldt dat zij ervan uitgaan dat het mogelijk is een techniek voor de mens ethisch te beoordelen op grond van bestaande benaderingen en categorieën. Verbeek pleit echter voor een ontwikkeling van de ethiek op basis van de verwevenheid tussen mens en techniek in plaats van op basis van de ‘gebruiker-instrument’ relatie.

Zijn eigen standpunt ontleent Verbeek aan de Franse filosoof Michel Foucault. Deze spreekt namelijk niet over het toepassen van ethische normen door de mens, maar over de mens die zichzelf constitueert als ‘subject’ van morele codes, m.a.w. als iemand met wie zulke codes iets doen. Techniek speelt daarbij een bemiddelende rol, zoals het voorbeeld van de prenatale diagnostiek laat zien. Zo ontstaat een morele zelfpraktijk waarin de mens al experimenterend vorm geeft aan zijn subject-zijn in een technologische cultuur.

Verbeek gaat dus vooral uit van de manier waarop de mens de facto al experimenterend zijn ethische beslissingen lijkt te nemen in onze door technologie beïnvloede maatschappij. Hij neemt die praktijk van ethische oordeelsvorming als een gegeven zonder er kritiek op te hebben. Het is de vraag of dat terecht is. Die vraag kan vooral vanuit een christelijke visie geformuleerd worden, omdat tot zo’n visie de overtuiging behoort dat ethische normen niet alleen door mensen als een stuk zelfverwezenlijking gemaakt worden, maar ook het karakter hebben van iets dat ‘van boven’ komt. Zonder die kritiek van buiten de mens ontspoort de ethiek gemakkelijk. Al lezend in Verbeek kwam mij de naam van C.S. Lewis met zijn ‘Abolition of Men’ in gedachten. Lewis laat zien dat in het maakbaarheidsdenken niet allereerst de techniek middel is – ook dat –, maar dat de mens zelf tot middel kan worden. Dat is in feite een ‘afschaffing’ van de mens in zijn ware mens-zijn. Een niet-christen filosoof die daar indrukwekkend over geschreven heeft is Günther Anders (met name in zijn tweedelige ‘Antiquiertheit des Menschen’). Beide schreven vanuit hun ervaringen in de Eerste Wereldoorlog en met het oog op wat in de Tweede Wereldoorlog verwezenlijkt dreigde te worden. Alles wat daar gebeurde paste prima binnen de beschrijvingswijze van Foucault, maar leidde bepaald niet tot de ethische zorgvuldigheid die daar volgens Foucault uit voort zou moeten vloeien. Het denken van Foucault gaat namelijk in wezen ook uit van maakbaarheid.

Een kritischere houding tegenover de zelfverwerkelijking van de mens is dus op zijn plaats. Daarvoor zijn normen nodig die niet uit de mens zelf voortkomen. Een christelijke ethiek heeft daar weet van en kan suggesties aanreiken voor zulke normen. Een christelijke ethiek zal bijvoorbeeld altijd vast houden aan een niet-materialistisch mensbeeld, niet als uitkomst van zelfreflectie, maar op grond van openbaring. Aan zo’n visie kunnen misschien niet zo één-op-één grenzen ontleend worden voor wat ethisch aanvaardbaar is en wat niet, maar het houdt een alertheid actief die bewaakt dat recht gedaan wordt aan het ziel-en-lichaam karakter van de mens. In die visie zal bijvoorbeeld levensverlenging niet puur fysiek worden beoordeeld maar ook mentaal. Dan komt die vraag naar de mogelijkheid om zinvolle invulling te kunnen geven aan een door medische wetenschap in stand gehouden ‘eeuwig leven’ (hoewel de term ‘eeuwig sterven’ in die context wellicht passender zou zijn). Kortom: het is nog maar de vraag of de ethische agenda zoals die voortkomt uit de opvatting van Foucault, overgenomen door Verbeek, rijk genoeg is om recht te doen aan ons mens-zijn. Ook in een christelijke techniekethiek zijn zowel mens als techniek meer dan instrumenten. Maar boven beide staat een Schepper, die door beide gediend wil worden en voor beide heilzame normen in de werkelijkheid gelegd heeft. Hij heeft die mens zo gemaakt, dat er geen grens lijkt te zijn aan wat hij kan realiseren. God Zelf zegt van die mens in Genesis 11,6 (NBV):

“… wat ze nu doen is nog maar het begin. Alles wat ze verder nog van plan zijn, ligt nu binnen hun bereik.” Grenzeloos vermogen dus. Toch stelt God in diezelfde geschiedenis aan grens: torenbouw gericht op verheerlijking van de mens (“Dat zal ons beroemd maken”, Genesis 11,4) verstoort Hij. Het is te hopen dat wij in de technologie leren zelf grenzen te erkennen, zodat een spraakverwarring als in de vlakte van Sinear niet nodig is om ons tot bezinning te brengen. Verbeeks boek reikt veel waardevols aan om daar over na te denken vanuit de hedendaagse techniekfilosofie en -ethiek. Door die elementen in te brengen in een denken dat niet beperkt is tot de mens zelf kan een ethiek ontstaan die de grenzeloze mogelijkheden van de menselijke techniek in een goede richting leidt. Daar is de samenleving zeker bij gebaat. We hebben al te vaak de ethiek ver achter de technologie aan laten hobbelen. Het wordt tijd voor een inhaalslag.

Prof.dr. M.J. (Marc) de Vries is bijzonder hoogleraar Christelijke Filosofie en gewoon hoogleraar Science Education aan de Technische Universiteit Delft. E m.j.devries@tudelft.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Radix | 80 Pagina's

De grens van de mens… en van de techniek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Radix | 80 Pagina's