Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De weg vooruit tussen nostalgie en utopie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De weg vooruit tussen nostalgie en utopie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rutger Bregman

De geschiedenis van de vooruitgang

Amsterdam: De Bezige Bij 2013

413 pagina’s

ISBN 9789023477549

‘Gaan we nog een beetje vooruit?’ Deze vraag stelde ik aan het einde van de zomer aan een groep havoleerlingen na een korte inleiding over de toekomstverwachting die mensen hadden aan het begin van de twintigste eeuw Van de dertig leerlingen waren er slechts twee of drie van mening dat zij het inderdaad beter zouden krijgen dan hun ouders. Zij wezen vooral op technologische ontwikkelingen. Waarom dat gebrek aan enthousiasme? Is dat het product van opgroeien in de ‘crisisjaren’? Wellicht. Anderen betoogden dat het leven makkelijker is geworden, maar beter? Immers: ‘Toen schreef je elkaar nog brieven en dat is toch veel romantischer’. Het is precies deze nostalgische hang naar het verleden en de vraag of die terecht is die centraal staat in De geschiedenis van de vooruitgang, geschreven door de historicus Rutger Bregman (1988).

Nu lijkt anno 2013 de vraag of de mensheid wel vooruitgang heeft geboekt niet geheel overbodig na een vluchtige blik op de voorbije twintigste eeuw, gekenmerkt door wereldoorlogen en genociden. Toevallig las ik De geschiedenis van de vooruitgang net na het overzichtswerk De Tweede Wereldoorlog (Antony Beevor). Om na dit toonbeeld van ellende een boek te lezen met zo’n optimistische titel voelt bijna wrang.

Volgens Bregman hebben we ook veel reden om optimistisch te zijn. We zijn het vaak niet, ondanks alle hoge scores op gelukslijstjes. En dat terwijl er geen reden is om terug te verlangen naar vroeger. We hebben het relatief gezien beter dan ooit: we zijn rijker, kunnen meer eten dan goed voor ons is en het aantal democratieën is gestegen, om maar enkele voorbeelden te noemen. Bovendien: geen enkele beschaving kan zonder vooruitgangsgeloof.

Om te laten zien dat de geschiedenis gekenmerkt wordt door vooruitgang pakt Bregman het groots aan, waarbij hij gebruik maakt van tal van disciplines. Beginnend bij de oerknal schildert hij het ontstaan van het heelal, meercellige organismen en de eerste mensachtigen. Vanaf het moment dat de eerste ‘oermens’ zo’n 60.000 jaar geleden in Afrika zijn medemensen op superieure wijze de baas werd, begint het verhaal van de menselijke geschiedenis. In het eerste deel van het boek wordt deze getekend als een voortdurende botsing van beschavingen. Vervolgens gaat Bregman in het tweede deel na hoe in de geschiedenis over de geschiedenis is gedacht. In het derde deel van het boek probeert hij de vraag te beantwoorden die al het hele boek op de achtergrond meezingt: bestaat er nu vooruitgang of niet? Na de diagnose wordt in het laatste vierde deel een aanzet gegeven voor de toekomst.

Een dergelijk veelomvattend project kan niet anders dan in grote stappen ondernomen worden. Niet voor niets wordt het boek genoemd in de traditie van Bill Bryson’s A short history of nearly everything. Zelf rechtvaardigt de auteur zijn ‘zevenmijlslaarzen’-methode met de constatering dat de wereldgeschiedenis niet voor muggenzifters is. Dit komt onder andere tot uiting in een zeer bescheiden bibliografische verantwoording. Liever vertelt hij als een ‘historicus aan de borreltafel’ een groot verhaal. In die opzet is Bregman zeker geslaagd. Als verteller rijgt hij met behulp van anekdotes de geschiedenis aan elkaar en dat maakt het een vermakelijk boek om te lezen. Dat wordt nog eens versterkt door de ironische manier waarop het geschreven is. Daarnaast is het ook verfrissend dat hij het aandurft om een ‘ouderwets’ groot verhaal (dat bij voorbaat onvolledig is) te presenteren!

Welk groot verhaal wordt er in De geschiedenis van de vooruitgang verteld? Dat is in de eerste plaats het verhaal van de vooruitgang van de mensheid. Die ging niet bepaald over rozen, maar eerder over lijken. Zo besteedt Bregman veel aandacht aan de gewelddadige ondergang van de Nieuwe Wereld. Past dat dan wel bij vooruitgang? Ja, want de geschiedenis van de vooruitgang wordt gekenmerkt door allerlei ‘vooruitgangsvallen’. Naarmate de vooruitgang een beschaving op een hoger niveau brengt, ontstaan er nieuwe problemen (29).

In het verleden bestond die val vooral in het voeren van bloedige oorlogen. Inmiddels hebben we de wapens wereldwijd wel zo neergelegd dat vandaag de dag de vooruitgangsval niet langer meer wordt gekenmerkt door oorlog, maar door de gevolgen van de welvaart (denk aan de ‘obesitas-boom’). Vooral in de laatste duizend jaar is de vooruitgang (in het perspectief van een miljarden jaren oud heelal) enorm hard gegaan. Pogingen om deze te stoppen (bijvoorbeeld vanwege de hoge prijs die hij soms kost) hebben geen zin. Je kunt de vooruitgang hoogstens bijsturen.

Na deze uiteenzetting van de geschiedenis van de vooruitgang stapt Bregman over naar het denken over geschiedenis. Dat begon bij het cyclische denken, waarin vooruitgang nauwelijks plaats kreeg. Nietzsche is een voorbeeld van een navolger van dit Griekse denken. Een grote verandering is de opkomst van het lineaire denken in het christendom, gekoppeld aan de naam van Augustinus. Bregman had nog wat verder terug kunnen denken aan de Joodse profeten die wezen op de komende verlossing van Israël. Deze vooruitgang is echter wel ‘onaards’. Gedurende de middeleeuwen zijn er mensen geweest, zoals Jan van Leyden, die het hiernamaals naar het hiernumaals hebben willen halen. Vanaf de vroege verlichting werd de christelijke toekomstverwachting definitief naar de aarde gehaald. Hier en nu moet die gestalte krijgen. Met name de Franse traditie, denk aan Rousseau en Comte, heeft een sterk utopisch karakter gehad. Ook Marx en Hegel zijn vertegenwoordigers van deze traditie. Bregman plaatst deze tegenover de Angelsaksische traditie die uitgaat van het individu en de markt als motor van vooruitgang ziet. Maar het grootste verschil is dat deze geen einddoel heeft, zoals de Franse traditie. Dit einddoel is in het verleden omgezet in een soort blauwdruk voor de samenleving. Dat dit principe vernietigende gevolgen kan hebben laten het communisme en nazisme zien. Het Angelsaksische model heeft echter in de vorm van het kapitalisme en het (neo)liberalisme in de afgelopen eeuwen veel vooruitgang en welvaart opgeleverd. Minpuntje is wel dat dit kapitalisme enige morele sturing nodig heeft en dat het daar de laatste decennia aan heeft ontbroken. Afgezien daarvan is de menselijke vooruitgang met behulp van de liberale democratie zo ver gevorderd dat Fukuyama deze na de Val van de Muur als voltooid beschouwde. Zover wil Bregman niet gaan, omdat ook nu weer vooruitgang gepaard gaat met ‘vooruitgangsvallen’: ecologische bedreigingen, het gebrekkig functioneren van democratieën en wereldwijde inkomensongelijkheid, om er enkele te noemen.

Een logische vraag die opdoemt bij het lezen is hoe je vooruitgang kunt meten en wat de aard van die vooruitgang is. Bregman toetst in de beantwoording van de vraag geen uitgewerkt concept van vooruitgang, maar hanteert een ‘common sense’-aanpak. Dit doet hij door een indrukwekkend aantal gegevens naar boven te halen over rijkdom en armoede, wetenschappelijke ontwikkelingen, luchtvervuiling, criminaliteit, levensverwachting, voedselproductie en tal van andere thema’s. Het beeld dat hieruit ontstaat is dat ‘nu’ eenvoudig beter is dan ‘vroeger’. Allerlei bezwaren weet Bregman te pareren. Zo ‘relativeert’ hij de gewelddadigheid van de twintigste eeuw door te laten zien wat voorgaande eeuwen voor schade hebben opgeleverd. Conclusie: als we deze gegevens ‘nuchter’ op een rijtje zetten, willen we geen seconde ruilen met onze voorouders en is heimwee naar het verleden dwaas.

Tegelijkertijd past bescheidenheid, we kunnen vooruitgang niet gelijkstellen aan morele vooruitgang. Bovendien stelt Bregman zich terecht de vraag of we met de vooruitgang ook gelukkiger zijn geworden. Volgens hem een lastige vraag, aangezien geluk niet een product is, maar een gevolg van een zinvol leven. En daar heeft Bregman nog wel het een en ander op aan te merken. Om maar iets te noemen: we maken onszelf drukker dan ooit, zijn teveel met project ‘IK’ bezig, verdwalen in de vrijheid om te kiezen, meten alles in economische efficiëntie en zijn extreem veeleisend. Het ‘einde van de geschiedenis’ heeft ons leeg achtergelaten: we zijn niet meer in staat om idealen te creëren. Het begrip vrijheid is vervallen tot zoiets als doen waar je zin in hebt.

Aan het einde van zijn boek gekomen sluit Bregman af met een fraaie preek. Hij roept de lezers op om het verdwenen vooruitgangsgeloof weer ter hand te nemen. Maar dan niet in de vorm van geloof in oneindig groeiende materiële welvaart. We moeten daarentegen voorzichtig en zoekend weer idealen formuleren om zinvol te leven. Dus niet zwelgen in nostalgie, maar vooruit. Maar niet te stellig, anders lopen we het risico in de bewezen val van ‘blauwdrukdenken’ te lopen.

De geschiedenis van de vooruitgang is een lichtvoetig en lezenswaardig boek. Het corrigeert een nostalgisch vluchten in het verleden op een vermakelijke manier. Soms heeft het iets weg van een queeste, dan weer van een politiek pamflet. Never a dull moment. Niettemin had het een stuk dunner gekund. Zo is de wijdlopige schrijfstijl zo nu en dan storend. Een teveel aan meningen over actuele vraagstukken is daar een voorbeeld van. Het is knap dat de auteur in enkele pennenstreken grote maatschappelijke problemen weet op te lossen en denkstromingen afserveert, maar hij neemt de bochten wel erg kort. Overigens doet hij dit laatste in het geval van het postmodernisme op vermakelijke wijze.

Ten slotte is voor christenen zinvol om over hun omgang met de geschiedenis na te denken en na te gaan of de christelijke hoop voor de toekomst hun leven stempelt. Niet als wereldmijders en luchtfietsers, maar hoopvol met beide benen op de grond. Daarbij mogen we best lijden aan alles wat zich in de geschiedenis niet verdraagt met de wetten van het Koninkrijk. En ondertussen? ‘Tel uw zegeningen’! Mocht dat dankbaar tellen u wat lastig afgaan, heeft u in De geschiedenis van de vooruitgang een prima hulpmiddel.

W.L.W. (Willem) Kater MA MSc studeerde geschiedenis en bestuurskunde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en is werkzaam als leraar geschiedenis in het voortgezet onderwijs. E willemkater@hotmail.com

1 Zie voor een analyse van de christelijke toekomstverwachting en de secularisatie hiervan K. Löwith, Meaning in history (Chicago 1949).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2013

Radix | 84 Pagina's

De weg vooruit tussen nostalgie en utopie

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2013

Radix | 84 Pagina's