Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voorspelbaar en toch dynamisch

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voorspelbaar en toch dynamisch

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Joël De Ceulaer
De Ketter en de Kerkvorst
Antwerpen: De Bezige Bij, 2014
223 pagina’s
ISBN 9789085425182

In de zomer van 2014 brengt de Vlaamse journalist De Ceulaer (1964) drie dagen door in het aartsbisschoppelijk paleis in Mechelen in het gezelschap van de atheïstische filosoof Etienne Vermeersch (1934) en aartsbisschop André-Joseph Léonard (1940). De Ketter en de Kerkvorst is een integraal verslag van de gesprekken die plaatsvonden in het aartsbisschoppelijk paleis in Mechelen tussen Vermeersch en Léonard. Het is een gesprek tussen twee tegenpolen. Waar Vermeersch bijvoorbeeld in het begin van de jaren ’70 pleitte voor de legalisering van abortus en later ook de euthanasie, verzette Léonard zich tegen beide standpunten

Gedurende de dialogen worden klassieke thema’s, zoals het probleem van het lijden en het celibaat, afgewisseld met meer actuele onderwerpen, bijvoorbeeld de problematiek rondom IS alsook de kindermisbruikschandalen in de Rooms-Katholieke Kerk. Na een meer biografische uiteenzetting in het eerste hoofdstuk wordt er in het tweede hoofdstuk ingegaan op meer klassieke onderwerpen, zoals de betrouwbaarheid van de Bijbel, slavernij en het probleem van het lijden. Léonard en Vermeersch nemen in dit hoofdstuk de te verwachten posities in: Vermeersch bekritiseert de stellingen van de kerk en haar stellingname ten opzichte van slavernij, terwijl Léonard de kerk verdedigt. Deze tendens zet zich door in de daaropvolgende hoofdstukken over de kerk, homoseksualiteit, het celibaat en de kindermisbruikschandalen. Gedurende de gesprekken over meer ethische thema’s, zoals abortus, euthanasie en homoseksualiteit benadrukt Vermeersch het recht op zelfbeschikking, mits er voldaan is aan een aantal voorwaarden, terwijl de tendens van Léonards repliek is dat hij de persoon nooit veroordeelt, maar slechts de daad. In tegenstelling tot de voorafgaande hoofdstukken vinden Léonard en Vermeersch elkaar in de meer sociale kwesties, met name over de vluchtelingenproblematiek. Léonard en Vermeersch delen de visie dat de overheid zich niet gastvrijer moet opstellen dan de buurlanden, want dat zou kunnen leiden tot een massale immigratie (104). Tegelijkertijd is het de plicht van inwoners en de kerk om zich solidair op te stellen naar vluchtelingen. Deze ‘verzoening’ wordt voortgezet in de gesprekken over de neutraliteit van de staat en de rol van de islam binnen de Belgische samenleving. Ondanks de meer radicale positie van Vermeersch, zijn beide denkers het eens over de mogelijkheid en wenselijkheid van een neutrale staat, waarbij de overheid zich neutraal opstelt en tegelijkertijd meerdere cultussen erkent (129).

De polemiek tussen Léonard en Vermeersch wordt weer voortgezet in het hoofdstuk over geloof, wetenschap en atheïsme. Opvallend genoeg wordt er in dit hoofdstuk slechts summier stilgestaan bij geloof-en-wetenschapsonderwerpen, want er wordt voornamelijk gesproken over het probleem van het lijden. Het gesprek over atheïsme wordt opgevolgd door een meer biografisch hoofdstuk over gezondheidsproblemen van Léonard die hij als kind had, de rationele insteek die zowel Léonard en Vermeersch van kindsbeen af al hadden en Vermeersch bekentenis dat hij onnoemelijk lui is (196). De meer biografische insteek wordt in het laatste hoofdstuk over liefde, seks en de dood voortgezet. Na de nodige meningsverschillen over onder andere de vraag of de genade een geschenk is en de angst voor het doodgaan vinden Léonard en Vermeersch elkaar in het erkennen van de zinvolheid van elkaars leven. Ondanks het feit dat Léonard de kerk als bisschop vertegenwoordigt, geeft de atheïst Vermeersch op een respectvolle manier aan dat Léonards leven zinvol is geweest, omdat Léonard “[…] al z’n menselijke capaciteiten tot uiting [heeft] gebracht, hij [zich] heeft zich ingezet voor de medemens en daar ook geluk in [heeft] gevonden. Dat is een zinvol, waardevol leven geweest” (222). Léonard spreekt zich op eenzelfde wijze uit over Vermeersch en met dit wederzijds respect voor elkaars leven wordt het slotakkoord van De Ketter en de Kerkvorst ingezet; een afsluiting van een zeer boeiend gesprek tussen twee interessante denkers.

Het is een uitdaging om te reflecteren op de rijkdom aan gedachten, gespreksstof en onderwerpen in De Ketter en de Kerkvorst. Als boek voor een breder publiek biedt het meer dan voldoende diepgang en daagt het de lezer uit om zelf na te denken over de bediscussieerde onderwerpen. Daarnaast is de rol van De Ceulaer prijzenswaardig. Hij toont zich gedurende het gesprek een bekwame journalist en gespreksleider. Op het juiste moment worden de juiste vragen gesteld en tegelijkertijd geeft hij Léonard en Vermeersch de ruimte om op elkaar te reageren. Door De Ceulaers bekwaamheid ontstaat er geen ellenlange dialoog, maar voeren Léonard en Vermeersch een dynamisch gesprek over klassieke en actuele onderwerpen, hetgeen zorgt voor een prettige leeservaring.

Ondanks deze dynamiek tussen Léonard en Vermeersch zal de kritische lezer al vrij snel de ietwat eentonige en voorspelbare antwoorden tijdens het gesprek opmerken. Gedurende het boek is de tendens als volgt: Vermeersch voert argumenten aan tegen de kerk en haar leerstellingen, terwijl de bisschop zijn kerk verdedigt. Vermeersch slaat overigens de spijker op zijn kop als hij zijn redenen geeft voor dit continue conflict tussen ‘de atheïst’ en ‘de bisschop’, namelijk: “[…] de ultieme conclusie die wij trekken uit de beschikbare gegevens is totaal verschillend. Wij respecteren elkaar en zien een aantal zaken op dezelfde manier, maar we hebben een andere levensgeschiedenis en de laatste appreciatie is en blijft toch persoonlijk. Dat is nu eenmaal zo” (51).

Hoewel het gesprek doorgaans voorspelbaar verloopt, kunnen de antwoorden van Léonard en Vermeersch op De Ceulaers vragen zo nu en dan tussen de regels door verrassen, met name als het gaat om de meer actuele onderwerpen. Zo geeft Léonard aan dat christenen een voorbeeld moeten nemen aan moslims in hun geloof in het voortzetten van het leven (121). Vermeersch daarentegen vindt overbevolking juist een groot probleem en geeft zelfs te kennen dat hij een voorstander was van de eenkindpolitiek na het tijdperk van Mao (139). Overigens hoeft de filosofisch of theologisch geschoolde lezer niet te veel diepgang te verwachten. Aangezien De Ketter en de Kerkvorst voor een breder publiek is geschreven blijft de diepgang in de dialogen tussen Léonard en Vermeersch met enige regelmaat achterwege. De nadruk tijdens de gesprekken lijkt niet zozeer te liggen op een academische verhandeling; De Ceulaer geeft de voorkeur aan een meer biografisch uiteenzetting.

Er is slechts één hoofdstuk waarin De Ceulaer de plank lijkt mis te slaan, namelijk het hoofdstuk over geloof, wetenschap en atheïsme. Hoewel geloof-en-wetenschapsthema’s worden aangestipt, ontbreekt het aan een uiteenzetting van argumenten door zowel Léonard als Vermeersch en lijkt het alsof de vragen over geloof en wetenschap functioneren als een springplank naar de theodicee. Na een discussie over de verhouding tussen de erfzonde en evolutietheorie beweegt het gesprek zich namelijk al vrij vlot naar het probleem van het lijden, zonder in te gaan op andere thema’s uit het spanningsveld tussen geloof en wetenschap. In de afsluitende alinea’s passeren de natuurwetten, de kwantummechanica en de multiversumhypothese de revue, maar deze discussie gaat dan voornamelijk over de teleologie en intelligibiliteit van de wereld. Dat is jammer, want mijn verwachting was dat – gezien de atheïstische achtergrond van Vermeersch – juist in dit hoofdstuk het debat op het scherpst van de snede zou worden gevoerd.

Ondanks de ietwat eentonige en voorspelbare tendens zorgen de spanning tussen ‘de atheïst’ en ‘de bisschop’ alsmede de afwisseling tussen klassieke en actuele thema’s voor een mooie dynamiek in De Ceulaers integraal verslag. De beperkte diepgang zal de academisch geschoolde filosoof of theoloog minder aanspreken, maar door de afwisselende en toegankelijke thematiek is De Ketter en de Kerkvorst warm aan te bevelen aan geïnteresseerden in het Vlaamse debat over klassieke en actuele theologische onderwerpen.

S.B. (Sander) Klaasse, MSc is promovendus aan de School of Divinity van The University of Edinburgh en research visitor aan de John J. Reilly Center / History and Philosophy of Science Department van de University of Notre Dame. E s.b.klaasse@gmail.com

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2015

Radix | 80 Pagina's

Voorspelbaar en toch dynamisch

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2015

Radix | 80 Pagina's