Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MASKERS AF !

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MASKERS AF !

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

No. II.

Utrecht, 22 Oct. 1920,

Amioc,

M'n vorige brief heeft in Bergopwaarts ©enig stof opgejaagd. En fl © Z © e u w s c h © L e e u w heeft tegen me gebruld. Wat ik uit d© polemiek van wijlen Ds. Sikkel tegen de Ethiscben aanbaalde, deed Ds'. Netelenbos schrijiVen: ' „Bah!”

Nu kunnen de smaken verschillen.

In de Theologische Studiën, 1904, blz. 440 schreef W. Lamfèrs van Sikkels boek „Troost mijn volk": ; „Dat „de Ethische richting" bierwoi-dt aangevallen en afgemaakt spreekt vanzelf. Het „Ethische bod aan hiat ongeloof" is natuurlijk verschrikkelijk. Maar dat behoeft ons niet te verontrusten. Erger is dat bier onreine appelen worden geboden op vuile schalen. Tot in de titels der hoofdstukken spreekt de zinnelijkheid, waarmede de stijl van idit boek is doortrokken. Ik wijs alleen op II, 342, en heb allerminst lust ©en lange lijist van on'kiescbe uitdrukkingen te herhalen. Men late deze twee ideelen niet slingeren in de buiskamet'. Want er is een aan alle psychiaters maar al te bekend verband tusschen zekere afdwalingen van het religieuse en van bet normaal-sexueele leven."

Waarscbijnlijk vindt Ds. Netelenbos zoo'n lage verdachtmaking van etbisclbe zijde fijh; maar biervan zeg ik nu juist: „Bah!"

En eyenzoo zeg ik „Bab!" als ik in Bergopwaarts van C. W. Coolsnia Stukjes lees als „Om de ©ere Gods" (no. , 48); want d© toon van die stukjes „is er een, die in een Chiistelijk blaid niet thuis behoort" (no. 49). En ik wenscb' er het mijne toe bij te dragen, dat D© R^eformati©, ook wat den toon betreft, zich van „Bergopwaarts" gunstig blijve onderscheiden.

Intusschen voldoe ik gaarne aan uw verzoek om de geincrimineerid© woorden van Ds. Sikkel nader toe te lichten.

'tWas in Hollands Kerkblad van 19 Nov. 1898, dat bij Dr. Gerretsen beschuldigde van verdraaiïng van bet Evangelie en van verijdeling van bet kruis van Christus, omdat 'deze de belijdenis der verzoening als voldoening aan de strafeisebende gerechtigheid Gods door het lijdten en sterven van den Zoon van God verwierp, en dat lijden en sterven van iden Heere Jezus Christus als de verdienende oorzaak van de vergeving der zonden niet erkende. In plaats echter van daar nu ook openlijk en ridderlijk voor uit te komien, redde Dr. Gerretsen den schijn, met de verzekering, dat hij wel aan de strafeischende igerecbtigbeid Gods geloofde. Uit een. nadere verklaring bleek evenwel, dat hij' die strafeiscbenide gerechtigheid Gods niet vond in bet bloed des Lams, maar.... inde be keer ing. Welnu, toen Dr. Gerretsen aldus den s c b ij n aannam van te gelooven wat bij' inderdaaid verwierp, en wegkroop voior zijh eigen overtuiging, noemide Ds. Sikkel dit een bedriegen van de onkundigen, en schreef hij, „dat de ©thische richting ook zedelijk laag staat, wanneer zij in dezen den gruwel van haar ongeloof door bedrog bedekt."

Nu waren dit zeker krasse woorden; maar toch

niet krasset idaia J).v. Professor Valeton bezigde, toeia hij in de Stemmen Yoor Waarheid en Vrede, April 1895, Dr. Hoedemaker, rubriceerde onder de „valsche pleitbezorgers Grods", en van diens lezingen tegen de moderne Schriftcritiek schreef: „De gemieente wordt hier misleid." Waartegenover Dr. Hoedeimaker toen in zijh woord van verweer achtte „niet te mogen verzwijgen op hoedanige wijze de gemieente werkelijk misleid wordt."

„De Gemieente wordt misleid, zoo dikwerf de criticus haar te verstaan geeft, dat de critiek een vrij onschuldigen arbeid verricht, wanneer zij de chronologische volgorde vaa de boeken des O. T., s wijzigt, alsof zij het schilderij intact liet, maar alleen de lijtet veranderde, waarin zij gezet is. De gemeente wordt misleid, wanneer zij met iustemm'ing eene prediking hoort, laat ons zeggen over de verzoeking van den Heilamd in de woestijn, zonder te vermoeden, dat de prediker, die zooveel schoons en waars over die verzoekingen zegt, het woord, waarmede de Christus den Saitan bestrijdt, tot driemalen toe, uit eene ondergeschoven wet laat ontleen en. De gemeente wordt m.8, .w. misleid, wanneer m; en schoone dingen zegt aangaande den Christus, maar verzwijgt, dat het „idaar staat geschreven" vaindien Christus, zijn: „wederom staat er geschreven", ev^e dwaling, eene vergissing of ho© men het noemen wil is geweest, althans een bewijls, dat de Heiland niet aan de Schriftcritiek had gedaan; daL de grepen, die deze Christus met die aanhalingen in Üe geschiedenis van Israël heeft gedaan, geen historische waarde .hebben. Dat noem i k misleiding"i (Hoedemaker, Als verleiders en nochtans waarachtigen, blz. 39 en 40).

Dit gescharrel met den Bijbel — is er eerlijker woord voor? — hadden de ethische heeren echter tot op dien tijd — zooals de Transvalers zeggen; in kabinet gehouden. Maar Ds. Hulsman was 1'enfant terrible, die er mee op straat kwam.

In de Utrechts che Predikantenvergadering van 1896 had n.l. Ds. H. Zeijidner van 's-Gravenhagie, de leermeester van Ds. Hulsman, de vraag ingeleid; „Welke houding moet de Evangeliedienaar, naar het voorbeeld van den Heer J. C, aannemen ten opzichte van de Heilige Schriften des Ouden Verbonds ? "

Bij de beantwoording nu van die vraag had Ds. Zeijdner o.m. gezegd: „Jezus Christus heeft geen enkele letter schrifts nagelaten, en Zijne prediking is tot ons gekomen idoor het kanaal van een gebrekkige mensdielijke overlevering, zoodat wij nooit met wetenschappelijke zekerheid zullen kunnen zeggen: „Zóó juist en iiiet anders heeft de Heer gesproken."

Dit woord ontroerde Ds. Hulsman. Van dit oogen-, blik af tot ernstig nadenken gekomen over de beteekenis der critiek, moest hij klagen over het feit, dat hij als Evangeliedienaar geen vasten grond meer onder de voeten had. Na jarenlangen pijnlijken tweestrijd, waarin hij alles van de' critiek verwachtte, bekroop hem nu een gevoel van angst, dat deze critiek, die hij' zoo lang had vertrouwd, eindigen zou met het gansche positieve christendom geheel te vernietigen. En dien tweestrijd niet langer kunnende verdragen, achtte hij het nu zijn plicht, in de vergadering van predikanten met scherpe wapenen tegen zulk ©en critiek te protesteeren als tegen een verwoestende macht voor het geloof. Eerlijk kwam hij er voor uit, dat' de combinatie van geloof ien wetenschap zich aan hem in zijn eigen hart als een droevige onwaarheid voordeed. „Ik ben predikant", zoo zei hij, „en wensch 's Zondagsmorgens met een eerlijk hart het Evangelie te verkondigen. Ik heb 's Zondagsmorgens een „woord der waarheid" te brengen tot-mijn gemeente, en duizenden, die nooit gestudeerd hebben, hebben geloof in deze „waarheid", 's Zondagsmorgens hebben wij geen critiek en kennen wij geen critiek. En ho© kunnen wij dan in onze stuideerkamers op den duur deze critiek verdedigen, waarvan de gemeente niet mag hooren, omdat, naar hel luidt, de critische quaesti© voor de meesten ontijdig is. Is dit eerlijk? Is dit geoorloofd? Wordt zoodoende de gemeente niet bedrogen? "

In een tijd van groeten tweestrijd, toen hij waarlijk niet wist, hoe hij het Kerstverhaal moest opvatten, had Ds. Hulsman eens in Haarlem een Kerstpreek geëindigd met het woord van Allard Pierson: „Hoe liefelijk zijn de illusies, die ons door het leven dragen; mogelijk is in onze illusies onze hoogste waarde gelegen"... om daarna de droevige vraag te opperen: „Z ou m o g e 1 ij k het Kerstverhaal een illusie zijn? " Van achteren bekende Ds. Hulsman: „Ik was ©erlijk op den dag, toen ik dit zeide, maar* later had ik er berouw van, toen ik merkte, hoevele m^enschen door dit één© woord geschokt waren. Maar wat moet de gemeente denken, wanneer wij, gewone predikanten, onzen strijd verklaren en ophelderen, door tegenoviergestelde bladzijden te laten lezen uit de „Studiën" en uit de „Overdenkingen." Wat moet de gemeente denken als zij' in de „Studiën" leest: „De leis naar Bethlehem was overbodig", en in de „Overdenkingen": „Laat ons het gebeurde in Bethlehems velden eens aandachtig lezen." Nu zou ik toch durven verzekeren, dat alle vrome zielen Prof. J. J. P. Valeton voor een ouderwetech Bijbelgeloovige zouden houden bij het ihiooren van dergelijke berstpredikatiën. Laat Prof. J. J. P. Valeton nu. een oogenblik na zijn preek, eens eerlijk van den kansel aan zijn gehoor mededeelen: „Mogelijk is dit nooit zoo gebeurd", dani zouden de menschen immers steenen opnemen om' hem te verguizen. Inderdaad, dit standpunt is onhoudbaar. Het vermoordt ons waarheidsge-V o e 1. Men moet kiezen of deelen. Men moet vooruit naar het modemisme en scepticisme, of terug naar den ouden Bijbel."

Tot zoo vier Ds. Hulsman.

En de woorden die ik van Ds. Sikkel aanhaalde, komen hiermee slechts overeen. Dat de ethischen feitelijk de Schrift loslaten en prijsgeven aam de critiek, terwijl zij op den kansel zegenende handen over de Schrift uitbreidden en vaak als teedere, fijne, warme predikers boeiden, dat noerade ook Ds. Sikkel, (Hollandia 934) „een gruwelijk spel van onwaarheid"; niet de pTediking der ethischen, maar hun dubbelzinnige houding tegenover de Schrift op den kajisel en in het studeervertrek. En hij was er dankbaar voor, toen er omstreeks 1906 een eind© kwam aan d©zen leugenstandl op den kansel, doordat de Haagsche predüjant Dr Cramer nu onomwonden verklaarde, dat hij het gezag der Heilige Schrift verwierp, terwijl zijn ambtgenoot. Dr. Gerretsen, zich daarbij' openlijk aan zijn zijde schaarde.

Dr. Cramer en Dr. Gerretsen kwamen toen zelf tot de erkentenis, dat hun houding en verhouding onwaar en onw, aardig was. Zij' oordeelden, dat hier een o n e e r 1 ij k s p e 1 gespeeld yverd, waaraan ©en einde moest komen. Dit was het oneerlijke spel, dat men eenerzijds als „eerlijke critici" zich één verklaard© met de ongeloovige critici, en anderzijds als „eerlijke geloovigen" zich één verklaard© met de Gemeente in haar geloof. De Gemeente waande, len vertrouwde, dat instemming met haar geloof ook mstemming met haar erkenning van ld e Heilige Schrift insloot. Zij werd misleid; zij werd bedrogen. En aan dat b e-d r o g maakten mannen als Dr. Cramer en Dr; . Gerretsen nu ©en einde. Zij' wilden van nu af open kaart spelen. En dit waardeerde Ds. Sikkel toen in hen (no. 936) als een eerlijke daad, i die boven het „vroom bedrog" uitging. Nu traden deze Haagsche doctoren op „zonder masker" (no. 937).

Volkomen terecht zeiden zij ook, dat, gelijk zij thans spraken, reeds sedert vele jaren gesproken en geleerd werd aan de Hoogescholen. Met name hadden de hoogleeraren Valeton te Utrecht en Wildeboer te Groningen een breede reeks vanleerlingen aan de Universiteiten geheel naar dezen regel gevormd inzake het Oude Testament, en sinds het optreden van prof; Baljon werd ook door dezen hoogleeraar bij de studie van het Nieuwe Testament geen andere regel gevormd.

Nu deed Ds. Sikkel van deze mannen als menschen niets af. Hij geloofde, dat velen van hen te goeder trouw waren. Mannen als de oudere Ethischen, de oude Chantepie en Gunning, stonden bij hem hoog. En de bekoring, waarmee Valeton te Utrecht de harten stal, kende ook hij. „Maar de beginselen der Ethisch© richting, bepaald der jongere Ethischen", zoo schreef hij (no. 1196) „zijn wat de Godsopenbaring zoowel als wat de Schriftcritiek aangaat, zuiver modem. En ook wat de leer der waarheid betreft, al draalt hier bij velen de consequentie." „De Ethische richting is in haar eigenlijk beginsel en consequentie de vernietiging der gemeente van Christus als Gemeente van Christus, en de vernietiging van het christelijk geloof als het christelijk geloof, gelijk zij de vernietiging van de Heilige Schrift als de Heilige Schrift is. Wij weten zeer wel, dat geloovige zielen, ook van mannen van studie, in de strikken eener zoodanige richting gevangen kunnen zijn, en dat zelfs de Gemeente van Christus over een breed oppervlak een tijid lang omder de bekoring van zulke mannen geheel te goeder trouw kan verkeeren. Ach, ook de allerheiligsten, zoolang ze in dit leven zijn, kunnen in allerlei diepten vallen en onder allerlei bekoring gevangen worden. De genade en de waarheid van het Christelijk geloof kunnen daarom zeer wel het eigendom der ziel der Ethische theologen zijn, 'en ware leden der Gemeente van Christus kunnen zeer wel ©en tijd lang meedweepen met een richting, die met de genade en de waarheidi in strijd is. Maar zulke theologen kunnen toch niet de betrouwbare gidsen der Gemeente van Christus gerekend worden, en zulke geloovigen mogen, door wie de trouw des geloofs kent, niet met rust gelaten worden. Integendeel. De leugen moet worden ontmaskerd en de blinddoek moet worden afgerukt, ook vooral waar het menschen geldt, di© wij om hun persoonlijkheid ©eren en liefhebben." (no. 941).

Dit, amicei I ter toelichting van de gedncrimineerde woorden.

Later D. V. nog iets ovet onze roeping in deze.

Met vriendelijk© groeten, t.t.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1920

De Reformatie | 8 Pagina's

MASKERS AF !

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1920

De Reformatie | 8 Pagina's