Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOÜW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOÜW.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tegenspraak.

Onlangs braöht ik db giedenksohriften vaa graaf Witte ter spïakie, die leen boekje opendeed over mevrouw Blavatsky en met name over het tijdperk van haar leven„ waarin zij' aan de theosophie het licht heeft @eigeven< Daaruit zou niet minder mogen geconcludeerd, dan dat aan 'de geboorte dier richting een ergerlijke smet kleeft. Het was te verwachten, d^t van theosophische zijde hierop tegenspraak zou komen. EerÜjkheid'shalve vermelden we ook die. De „N. R. Ct." brengt het volgende verslag uit over eenj gehouden veiTgadering:

Naar aanleiding van opzienbare onthullingen van graaf Witte in „The D'ailey Telegnaph" heeft de Haagsche loge van de Theosofische vereeniging gis-' teravond een vergadering belegd, waarin mevrouw W. A. L. Ros—Vrijman een en ander heeft verteld over het leven en werkere ^sm. mevrouw Blavatsky. De vergadering was , zeer druk bezocht.

De bronnein; van spreekster zijn het verhaal van WievKmw B.'s leven, aooals haar luster het heeft beschreven), brieven van haai tante, gelicht uit familieiajchieven; brieven vaU' haar vriend en medestander OIoot; van een leerling; van mevrouw Annie Besant; getuigenissen vani haar particulieren secretaris en van verschillende voormannen in Engelsche kringen. Menscheïl, die haar kenden, terwijl graaf Witte nog een kind was toen zij leefde.

Haar vrouwelijke familieleden hebben geen: schijn of schaduw op haar levensg: edrag geworpen. Met eer-' bied spraken en schreven zij over haar, terwijl men toch weet, dat vrouwen elkander niet sparen, als er iete op haar .s^elijk gedrag is aan te merken.

Een kernachtig venscMl tusschen de tweeërlei bronaem , zal spreekster , nioemen. De laatsten zijn allen geen • bewonderaars van mevrouw B. Kolonel Oloot schrijft o.a dat hij haar niet één onrechtvaardigheid, aoo izwaar als eea veder, wilde aanrekenen.

Mevrouw Ros vertelde nu uitvoerig van Helene Bla.vatsky's jeugd en van haar reizen.

Een leugen is 't, dat men' niet wist, waar ^; ij was. „ ' Haar vader heeft zij steeds geschreven, maar voor haar man wilde izij 't niet weten. En dat zij kellnerin of paardrijdstex is geweest, is ook een onwaarheid. Haar reizein gaf in dien tijd stof tot lasterpraat, omdat men' haar nooit heeft begi"epen.

Zij kwam dus te'rug emi toonde baar gaven. Haar familie kende haar psychische macht. Het is dus niet juist, dat m, eni er niet van wist. Haar vader was steeds haar mediawerker. Weer is ze naar Indië gegaan, vanwaar ze terugkwam om levein in te blazen • in de religie, een dam op te werpen tegen het materialisme; om spiritisme en spiritualisme ingang te doen vinden. Haar poging om met spiritisten een beweging tot stand te brengen, moest zij, teleurgesteld, opgieven'.

In New-York is izij de gast van Oloot geweest.

Alle verlialen omtrent haar onzedelijkheid verklaarde hij als laster.

Zij was geen godin, maar ©em groot mensch met enkele kleine fouten^ zegt Olcot.

In 1891 stierf zij aan haar schrijftafel. Een leven van zwaren arbeid heeft zij geleid. Van 's morgens 5 uur tot 's nachts 1 a 2 uur schreef zei, ho< ewel haar lichaam gew^dig leed door rheumatiek en slechten bloedsomloop. Haar werk was het aantoonea van de geestejgke eenheid der menschheid, het verband tus-\ Bchen alle groot© wereldgodsdiensten en wijsbegeerte. ' Haar 'groote kennis is in haar gesohriften neergelegd.

Aanbidden doen wij haar niet, eindigde spr., zelve heeft zij dat allerminst gewenscht.

Wij willen blijven werken voor de verbreiding va.n haar leer, di© voor ons is geworden de steun van ons leven, het licht op onzen weg.

Dat hiermee bet g^zaig van een man als graaf Witte is omgestooten zal wel niemand, die geen theosoof is, beweren. De argumentatie van de spreekster waisi, . vooirzoover die naar een verslag kan woiiden beoordeeld, zNvak. Vooral dat beroep op vrouwelijke familieleden is wel aan eenige bedenkirig onderhevig. Een diepgaainjd historiscih oriderzoek van onpartijdige pfersonjeln zou hier de eei).ige oplossing zijh.

Onsterfelijkheid.

Tot de leerstellingen, welke de theosophie propageert, behoort ook dfe def onsterfelijkheid. Velen hebben haar daarom begroiet ; alB een welkome hulp voor het chriisbendom. Maaï. de vorm, waarin zij! die leer vooirdraagit, doet uitroepen: non tali auxilio (van zulk ©en; halp zijn we niet gedieinld). Trouwens er woaidt inl onzen tijd heel wat over onsterfelijkheid gebazeld, waaraan teti eenenmale alle christelijke, schriftuurlijke ged'adhLe vreemd is. Ds. H. Bakker wijbt Idaarop in de „Gereformeerde Kerk":

Nu velen onzer tijdgenooten, weliswaar door scliado en schande, weer zoo wijs geworden zijn, dat zij begrijpen, dat de niensch zeer zeker niet alleen in de wereld is om het tat een garage met minstens twee luxe auto's te brengen; of tot een van de winstgevende baantjes in onze helaas I steeds groeiende ambtenaarswereld; of "tot een eigen badkamer", zooals de sociale verlossers wanschen; ik zeg, nu zij weer zoo wijs geworden zijn, hebben zij ontdekt, dat de wereld, waarin wij niet leven, onemdig dieper perspectieven heeft, dan die , , welke ons daar juist fopt."

Zoo gebeurt het, dat men tegenwoordig in letter kundige en geleerde kringen weer nadenkt over God. E, A - over eeuwige waarden.

Ook over onsterfelijkheid. Nietzsche moest immers, zijns ondanks, ook al bekennen: „tk heb u lief, o eeuwigheid, o diepe, diepe eeuwigtieid 1"

Dat men daarbij dan bewijst, hoe leelijk men in vorige tijden van de kook is geraakt, moet niemand die wat verder ziet dan zijn neus lang is, verbazen.

Hoor b.v. zulk een zoekenden mensch uit dezen modernen tijd dweepen: „Want ik beb de bloemen lief en de heesters en de hagedissen en de zonboglanste rotsen hier tot aanbiddens toe en ik voel me geheel één met hen. Ben ik daardoor al niei absoluut onsterfelijk? Vergaet den geleerde, dokter ün de medicijnen en in de lilosofie, die weinig jsucces op de wereld heeft; niaar deze, die met hem één zijn geworden, blijven over. Zelfs zijn stof wordt eenmaal zulk een heester? Zijn verlangen wordt hérboiren in den trekvogel; zijn liefde in het geluk in andere menschenziolen I"

Dat komt aus hierop neer, waarde meester droomor. Dat gij op den duur overgaat to[t stof-Maar uit dat stof zal in de toekomst een heester nieuwe levenssappen putten. En een trekvogel zal zich weer voeden met de zaadjes van dien heester. En een mensch van, , over vijftig of honderd jaar zal zich vermeien in 'de schaduw van dien heester. Zoo zal uil den dood het leven herboren worden. E; n dal .nu troost u, oi sterveling, temidden van het weinige succes, dat gij in de wereld hebt. Dat brengt u tot den zaligen jubel, dat gij absoluut onsterfelijk zijt.

Inderdaad, wel is een kinderhand spoedig gevuld. De hand van dezen modernen zoeker Iaat zich zelfs vullen met „de eeuwigheid der stof."

Als dat nu een troost voor den mensch dezer twintigste eeuw is, beide in het leven en in het sterven, dan kan ik nog heel wat troosfcgrond.effi voor hem opduiken. Laat hij dan maar eens naar het Waterlooplein gaan en het oud-roest dat daar uitgestald ügt, bekijken en zich daar zelf mee vergelijken, en hij kan getroost zijn. Of naar het Uddelermeer fietsen en daar een bad nemen en al zwemmende de golfjes klieven, en bij de gedachte dat de natuur hém moet dienen kan hij getroost zijn. Of zijn kleerkast opendoen en zijn 'winterjas bekijken, die zóó wollig als hij aanvoelt eenmaal op den ru, g van een schaap zat, dat weer zijn voedsel genoot van een bodem, die vrucl.'lbaar werd gemaakt door het stol van menscvhen. 01.... maar de zaak waarover ik het heb, is immers te teeder dan dat ik zou spotten.

Men Avii vastigheid en troost.

Men zoekt die in de eeuwige dingen.

Maar men is (blijkt het niet uit de daar.ivan afgesciireven bespiegeling over de onsteif'jlijkneid ? ) nog in Lari en nieren materialist. Door de stof eeuwif^ te verklaren en den naam God of geest te scbiijven op alles wat is, denkt men uit de impasse to geraken waarin men met zijn materialisme gekomen is,

In plaats van zich ervan los te maken. )Lia zich neer te buigen, niet voor den pantheïstischen God, dien men in zich zelven en in alle dingen meent ie ontdekken, maar voor den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus.

De Oorsprong van het Leven.

Niet alleen inzake de ons'terfelijkbeid, maar ook wat het vraagstuk van éem oorsprong van het leven aangaat ite men van onigeloovige zijde niet ZO'O zeker meei* als voorheen. Openhartig is in deze de bekentenis van deni physiologischeto. mede^verker van die „Haagische Post":

In mijn vorigen brief heb ik geschreven, dat naar onze vaste ervaring, leven slechts uit leven voort kan komen. Elk levend wezen, hetzij plant, dier ol mensch, is ontstaan ujt een ander dergelijk wezen: omne vivans e vivo. Het geslacht der wetenschappelijke menschen, • dat voor een halve eeuw nog meende, dat men levende bacillen uit een mengsel van stO'ffen in oea fleschje kan doen groeien, is , uitgestorven. Men heeft overtuigend bewezen, dat in de gevallen, waarin ©r schijnbaar levende wezens ontstaan waren, deze , door oen kunstfout van buitenaf in het fleschje waren geraakt oi er van te voren al in waren. Heeft men alle „kiemen" van te voren gedood (door koken!)' en zorgt men er vooir, dat gleen kiemen van buiten in het buisje of fleschje kunnen doordringen („stof" uit de atmosfeer bevat duizenderlei levende kiemen), dan blijft het mengsel ^oor goed „steriel", dus zonder dat er zich leven in vertoont. Niemand heeft oO'it gezien, dat iets levends zich uit doode stof ontwikkeld heeft. Niemand gelooft meer aan jgeneratio spontanea of generatio alquivoca of abiogen 6 s i s of met welke mooie woorden men het wonder van het ontstaan van leven uit het levenlooze ook wil aanduiden.'

Toch kan ook hijl er kiiet toe komen toe te geven, dat de christelijke scheppingsleer hier de eenige uitfco'mlst biedlt. Dit staat voor hem vast: eens heeft de aarde in een| ïtoestand verkeerid, dat leven op of in haar ornnogelijK was. De fheoxie, dat het leven door meteoorsteenen uit andere wereldlichar men op onzie planeet is overgebracht, debiteeirt volgenis hemi een onwaarschijinlijkhieid'. Bovendien verplaatist zijl slech'bs het 'problee'm'. Want hoe is het leven dam elders ontstaan? Helaas begaat hij de inkoaisekwentie van aain te nemen, dat het in de ontwikke'lingSjgeschiedenis te eeniger tijd is moigelijk geweest^ dat uit een Mjiaondere vermenging en binding, van eenige scheilnmdige elementen levend eiwit is ontstaan. Daannee wordt hij' dus aan zijin uitgangspunt: het levende kan niet zijn voortgekomen uit het Iievenlooze, opitrouw. Wel is hij gedwong'en er nogj aan toe te voegen: „Maar hoe dait mogelijk is geweöst, daarover' bestaan slechts geleerde fantasieën, die ik' mijn lezers sparen wil".

Niet terug.

Men ziet hieruit weer, hoe wij apologetisch bijzonder sterk staan. Moest vooral de apologe'tiekonider onfe niet meer worden beoefend. AVie den stand van heden vergelijkt miet dien van twintig, dertig jaar geleden, tasit het vefeohil. Daarom stelt onze tijd zoo geheel 'andere eischen. Wij kunnen en mogen niet terug. Wat we alleen noodig hebben is de leiding van Gods Geest, die ons den! nood onzer tijlden doe verstaan en ons het juiste woord leere tep^ek'ön. Terecht !zegt Ds. v. d. L(inden) in de^ „Geref. "|K!b. voor 's-Gravenhage":

Niet terug. Maar naar boven; naar Gods veirborgenheidalle'en. In het geestelij'ke. Maai"... dit geldt ook ons kerk el lijk leven. Het eene sluit heit andere in.

Er zijn in vroeger dagen kostelijke woo'rden gesproken en geschreven. Ik .zou ze Uit-beide tijdperken, dat der Scheiding, en dat der Doleantie kunnen aanhialen, , woorden om nooit te vei^eteïi'. Maar ze kunnen ons zelfs geen oogenblik dienen, als we er niet in leven.

En izijn we er, d.w..z. komen we tot de verborgenheid Gods, wordt de Heilige Geest onze Leidsman, dan-spreken we gielijfc onze vaderen het deden. O, 't gaat in de geschiedenis der kerk om de eer© des Hei'ligen Geestes. Hem mis-'kennen wij, bedroeven wij, doen wij smarten aan. DaaixMn — zeigt Jesaja —• is Hij in een vijand "verkeerd. Mijne bro'éders, hier ligt onze fout, onze jammer, de VTUchteilO'0, sheid van ons werk.

Ik geloof in dqn Heiligen Geest, dat is voor de kerk, niet bet minst dezer tijden, een ontzaggelijk leerstuk. Geen beroep ook op den uitnemendsten van onze ma-nnen kan „in deze dagen van afval en verwaj'ringi, van ontevredenheid eh critielc aan d© één© zijde en van fanatiek conservatisme aan den anderen kant" (Aalders) ons heil brengen. Maar alléén een beroep op den Heiligen Gei est. Hij is het, die onze dorre plaatsen bevochtigt, die onze diepste nooden peilt, die ook de dienaren gordt en zalft, die ze ten, volle inleidt in hun geheel éénige taaJi: . Zij arbeiden voor twee werelden. Wie is bekwaam tot dit werk, tot een verantwoordelijkheid zóó overstelpend dan de man alleen, die des Geestes leiding en leering geniet? TUent, geleerdheid, welsprekendheid, diepten van gedachteni een liefelijke voordracht, dat alles brengt geen ware vrucht zonder zalving des H. Geestes.

Maar is daze er, dan gaat het aan op den boUw, . de stichting, den wasdom en bloei der kerk.

Dan geschiedt' e'r re'formatorische arbeid. Dart wijkt alle verwarring, komt er vastheid, orde, éénheid.

Neen, we beho'even niet terug naar een vroegere perio'de. Geen: „Och, ol ik ware als in de dagen van ouds", past op onize lippen. Maar onzer zij een eenparig, ootmoedig, diep afhankelijk en geloovig beroep op den Heiligen Geest. En; dat te meer, als wij letten op den ontzaggelijken ernst 'der tijden. Terwijl Euro'pa ligt te 'z, ieltogen, nadat het bang geroep van oorlog vier jaren "aaneen over de beroerde natiën is heengegaan, komen ontzettende weeën de ontredderde vo'lken verschrikken.-WerkelO'Osheid, revolutie, hongersnood, , a, aarchisme, bolsjewisme, 't ©ene wee is er niet of het anderedreigt. Teofcenen der tijden zijn het, die ons zeggen, . • dat ©en groot©, geestelijke crisis nadert. ;

Moet de kerk van Christus den nood niet inleven, dat de van God geizialfde Koning Zich openbare als de groote Zialigmaker van zondaren? Ver-' langt de Bruid hier niet naar? Moet , ze niet roepen, uit den diepsten nood, dat Hij toch komt? Welnu, ons aller bei-oep .zij op den Heüigpn Geest. Hij. alleen kan Christus in en door Zijn kerk openbaren. Hij alleen kan eenheid verwekken onder Gods volk.. Eenheid en vrede. Als Hij de stroomen des heilsover Gods akker doet vloeieni, zullen de alleenstaande plassen tot een meer worden; die des.

Heei-ea .zijn zullen.' zich bij ééa voegksn en 't zal worden als op den Pinksterdag: één hart en één izieJe.

De oulderling oppermachtig?

„Niet terugj". Zoo wil tet ooK fe steeds ietwat Termaikelij'k© beter v. G. Z. (van G-ereformeepdfe zijöfe) ia ée „_N. R. Cï'." 't Is eigenlijk' iammer, < iaJt de trokodill& ntranen naar lieL rijk der legenden zijia verwezen. De Kte'rimieuWs-rubriek in genoetold' blad was anders zoo'n beste Nijl en idie heer - v. Cr. ZJ zoo'n beste huiler. Acih, waarom die mlan al niet treuxtli 't Is niet om Ie gelooven. Nu eens geldien zijn' traneh het proces Netelenbos, dan weider de breut van Wisse. Verleden week zat hem de jeugldouderlin, g dwars. En nu de ouderling als zoodanig.

Ziehier de beeltenis van den Gereformeerden ouderling, door v. G. Z. geconterfeit :

De Geretonneerde ouderling is een ijverig man, hii werkt in den regel veel voor zijn gemeento, maar toch meenen wij, dat zijn arbeid niet altijd voordeel voor zijn Kerk afwerpt. Het zou voor menige gemeente bevorderlijk zijn, als zij eens ©en heel stel nieuw'e ouderlingen kreeg. In maar al te veel gevallen wordt gezondigd tegen de Dordlsche Kcrkenorde, die verplichte attreding eischt. Veelal worden de aftredonden terstond verkiesbaar gesteld met het gevolg, dat steeds dezelfde personen in den kerkeraad zitting hebben. Ds enkele (nieuweling, die at en toe een plaats In het sanhedrin wordt waardig gekeurd, kan geen wijziging . brengen in 'den geest, die daar lieerscht en ook hij neemt al spoedig d© eigenaardigheden der ouderlingen over. Daar de oiuderling instinctmatig een afkeer heeft van al wat nieuw en oingowo.oin is, zoekt hij elke verandering tegen te houden. Hii voelt waar gevaar dreigt. H^ heeft geen lange verhandelingen noodig over vraagstukken die aan de ordo van den dag zijn om-zijn houding te bepalen. —

Die oudierling iS de gevreesde man. Hij' heeft een bloedidorstigen aard. Hij' miaaM vooraanstaande mannen in onze kterbemj perveuis. Hooï't maar:

Als de ouderling de schare ongerust gemaakt heeft en haar er van doordroiugen heeft, dat er gevaar dreigt, dan hebben gewoonlqk de officieele leidsheden der orthodoxie, in de Geref. Kerk zoowel als daar builen, de gewoonte zich met den stroom mee te lat/jn" drijven en zich aan het hoofd deir verontrusten te plaatsen, die om veiligheidsmaatregelen roep-en. In de Geref. Kerken wordt het gevaa.r steedg grooter, dat predikanten r-ich door de conservatieve elementen zullen laten misbruiken tot hot doen van uitspraken, die z§ uit eigen beweging nooit zouden hebben gedaan, tengovolgle van bet wantrouwen, dat in die Kerken hoerscbt jegens predikanten van wie men gist, dat zij niet zuiver in de leer zijn. Het offer van Netelenbos is niet voldoende geweest. Er worden nog meer afvalligen gezocht. Het is begrijpelgk, dat vele predikanten wat nerveus worden door dat spet] ren naar ketters en gaarne een gelegenheid aangrijpen om te kunnen toonen, dat zij niet de onwaaj'digen zijn, die aan de kettervrees dienen ten offer gebracht te worden. Dat zoo iets inderdaad • mogelijk is, blijkt ten duidelijkste uit eeu artikel van dr. B. Wielenga, Gereformeerd predikant te Amstordara, in het weekblad „De Reformatie", waarin hij, orn geruchten dienaangaande tegen te spreken, den volks kond doet, dat hij nog alt^d volkomen trouw is aan de belijdenis.

Men is zdch niet half bewust, wat ©r gebeuren zal, als db mach'ti van iden ouderling; niet geklnot wordt. „Als dat zoo doorgaat, kan het spoedig zoover komen, dat gereformeerde predikanten in ide kerkelijke bladem hun redbtzinnigbeid gaan adverteeren" roept bijl al schrijvende uit. Nu, , dat zou voor onze klerkelijkie bladen nog eens eeti voordeeltje kimmen woïdiSn. Ze hebben over 't algemeen niet te woirsteLen mteit een teveel aan ad'verteïitieis. Maar ook het eloti van 's mans ontboezeming pioet g© nog even aanbooiien. Het jis heusoh de moeite waaid.

„Men zal nu wel met ons \rillen gelooven, dat de ouderling in de Geref. Kerken op menige plaats zoo ongeveer alles te jzeggen. heeft, want ook in de kerkeraadsTergadei'ingen heeft hij het meeste in te brengen."

De , ^men", tot wien v. G. Z. zich riebt, wordt öuö voor tamelijfc' Ijohlfgeloovig gehoiuidten. 't Is oiok een liberale , ; mJen".

Een broeder van v. G. Z.

V. G. Z. is' , uit een talrijfe famiüe. En meerdere van. zijn broeders hebben sdhrijvers.tal©nten. Een schijnt er aelfs Geief. predikant te zijn. In „Bergr opwaarts" vond ik ten' minste een artikel, dat zoo begon: „Naar mien zegti beeft Ds. Netelenbos brieven ontvangen vaïi niet miindier dan (tertien predikanten der Greref. Keirken, die hemi hunliie sympathie hebben betuigdi" tela z^elf onderteefent hij' bu aJs „De Veertiende".

Natuurlijk toomt hij, andens' ware hij' geen broteder van v'. G. Z. vreeselijk' op Gereformeerde iKJerkbodes. Ook ons blad krijgt een veeg uit de pan. Om nu te lajten zien, dat wij' publiciteit allerminst schromen, nemen wij' zijn stuk grootendeels over.

De Gereformeerde Kerken verheugen Bich in een aantal Kerkboden, die naarstig toeizien op de leer der predikanten eini bij de geringste „'afwijking"

alarm blazen. > ' Oadertusscheo verheerligken ^^y het neo-Calvinisme, prediken aij d© veronderstelde wedergeboorte en izijn ze „in de lijn d'Cis verbonds".

In hunne banieren bobben zij geschreven „de eere Gods" en prediken die in niet altijd gekuischten vonii , , op all© terreinen des levens". Bovendien iziju de redacteuren echte schreeuwleelijkerds en aien .zo minder op de middelen dan op het doel.

Zoo ver is het reeds giekomen, dat een man als Dr. Geelkerken, die zijn getuigenis deed hooren tegen „Het Getuigenis" der laatstgehoudene • Synode, zoo juist genoemd: „het mande«n©nt der Gereformeerde bisschoppen", wiens woord zoo noopt tot zelfonderzoek, gemeend heeft een aa'niklacht te moeten indienen wegens laster tegen den bekenden redacteur van , , H©t Friesch Kerkblad", Ds. Van der Meuten, in , , Bergopwaarts" eens genoemd „de bloedworsttheoloog".

Zal daze aanklaclit ontvankelijk worden verklaard ? Of iZuUen d© ander© Kerkboden, de kleine pers, die in elk opzicht klein is, fronit maken, tegen den man, die met Ds. Brussaiard ©en poging, een eerlijke poging aianwendd© om Ds. Netelenbos te redden?

Wij vernioeden het laatste. Want, wat een man als Dis. Wisse, wiens prediking en wiens geschriften zoo ernstig tegen 'het intellectualisme hebben gewa.arschuwd, niet alleen van ..het Friesch Kerkblad", maar ook van de „Geldersche" en , , Zeeuwsche" en , , Noord-Hollandsche" en „Zutphonsche', die maakte bet 't fraaist, maar ook van „de Bazuin'' en , , de Ster" te hooren kreeg, grenst .aan het ongploofelijke.

Maar inmiddels komt bij mij, en bij velen predikanten en studenten de vraag op, of wij deze dingen langer kunnen dulden? Of het niet tijd ^vordt ons te vereenigen. Wij zijn talrijker dan men gelooft, dan „de Reformatie" gelooft, dat nieuwe blad, dat < jns naar „een tweede Trente" voert.

Indien Dr. Geelkerken eens het initiatief wilde nemen. Een vergadering van die predikanten, die de zaak-Netelenbos uitschakelende, zich homogeen wilde verklaren met het streven van Geelkerken en' Vermaat, in de Plaascbvacantie bijv., want met Varmaat geloof ook ik niet in het Calvinism© in de Gergf. Kerken, in de veronderstelde wedergeboorte ©n in alles, wat men ons tegenwoordig opdischt als zuiver naar de Gereformeerde ^.beginselen".

_„De R'eformaltiie" voert volgtens hem naaï een tweede Ttentte'.

Waarlijk* geen geringfei be'scbul'diging.

Gaarne houden wijl daarover nader met hem willen handelen, indiejn hij! slechts ^ijn naam wil bekèddmaken. -

Overigenjs' duwt bij' enkiele met name genoemde predikanten in een boiek, waar zij' volgens eigen uitdrukkelijke verklaring niet willen staan.

De vraag drinig zich op', of bij'wel op de hoogte is. ; „Veertiendb", uw ötrijdwijae is niet m'annelijk en fier.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOÜW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's