Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN „JONGE” STEM.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN „JONGE” STEM.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reeds een tijdje goledieïi ontving ilc een persoonlijk schiiij!v-en van ©en gerefonneetde vrouw, dat mijl MJKioinider getrolfen beeft als oprecbtjé en levendige uiting van hetgeen er in het hart der „jongeren" omigaat. Ik! vind dezen brief zóó belangrijk, dat ik'hem' hier volgen laat, al is er ©enig bezwaar om d© uitvoerigheid, en al acht ik ook enkiel© uitdrukkingen niet gehe©l zonder beidenking. Men beschouwe dez© „zietók'reet" als een toepassing en toelichting op wait ik: in Üe reeks artikelen over d© „jongeren" schreef. Misschien zal de'z© brief hen, die nog isteeds hun waai^dbering aan dö beweging der „jongeren" onthoudön, tot sympathi©, althans tot begrijp©nd oordeel, stemmen.

Het is m^ eeao behoefte met een erukel woord uitinig te geven aani mijne groote vreugde, waarmede ik het verscligiien van. heit nieuwe weekblad „Dte Refoïnmatie" heb begroet. ZoiOials zoovelon. anderen, leefde ik intens de aetie der jongeren in gedachten mede, maar jzag met gxoote droefheid, dat veel onder die crifiek alleen afbrekend maar niet opbouwend was. Ik ben ei* toch van overtuigd, dat, izij het dan niet onder degenen die het hardst, schreieuwen, er heel veel zijn, die lilet heel ernstig meeneii en. door ware liefde tot Christus en tot de kerk bezield zijn. Daarom deed mi| altijd zoo heel veel pijn, de minachtende toon vanuit de hoogte, waarmede al deze bezwaren werden weggeredeneerd, met ten slotte de vermaning: kom over vijf-en-twintig jaren nog eens terug, waarbij dan de voorspellinig geuit werd: Hoeveel zal er over 25 jaar noig van die critiek over zijn! Neen zeker, dan izal er niets meer van over zijn waarschijnlijk, omdat de botsing tusischen eigen geestesgesteldheid en bepaalde verouderde vormen nooit zoo sterk als in de jeugd gevoield wordt, omdat door vijf-entwintig jaar tot izwijgen gedoemd te zijn, veel enthousiasme gedood wordt en alleen een buitengewoon veerkrachtige natuur dit kan verdragen en ook omdat door izulk een voortdnrendon tegenstand en geringschatting velen buitein de kerk gedreven worden.

En juist dit laatste is het, wat mij', lals ik het indeirik, eioo diep ongel'ukkig maakt, omdat ik werkelijk onze kerk liefheb en de levenskracht, die zich niog in onze kerken openbaart meit vreugde zie en er God voor dank. En als ik dan' zie, dat zoovelem' bozig zijn willens en wetens, z^ het geheel ter goeder trouw, te veirstikken wat er van ni^öuw lev-en opkomt, alleen uit vrees, dat dit niet geheel in vorm en groerwijfzo ideatiek zal zijn met wat bet model voor vroiegere tijden was, dan iziou ik hen willen smeeken hun handen thuis te houden.

Ik wil geen oogenblik beweren, dat hetgeen voor de jongeren voor een groot deel vormendienst is gewiorden, niet een bezielde voum is voor de ouderen en geloof, dat er onder de ouderen veel jaloerschiimakende, oprechtei vroomheid en wandelen met God is.

Maar mijn tegenzin begint als de officiëele kerk de vormen waarin het godsdienstig leven zich in een bepaalden tijd openbaarde (en voor dien tijd volkomen terecht) vastlegt als de alleenzaligmakende, en alle zoeken naar andere uiting als ongeloof ein verdacht zoeken van eigen wegen bestempelt.

Is het 0!ng, eloof, dat ©en diepe behoefte aan aanbidding van God, aan mystiek, vooral ook in de godsdienstoefening, (Zich openbaart als reactie tegen het overwegend dogmatische van onze leerredenen, die het hoofdbeistanddeel van onze godsdiensto> efening uitmaken en is het wonder, dat waar de, ze oiprechte belioefte geheel onbevredigd wordt gelaten, toeo een anderen weg_ izoekt om die te bevredigen?

Er is eeker giaen uiterlijke vorm noo^ig om God te behagen, maar God let toch Keker ook op die uiterlijke vormen, vooral als wij meenen, dat Hij met het leelijkste en oneerbiedigste ook gediend is', - ^ te'rwijl 't schoonste, 't verhevensto, 't meest gewij'de, 't eerbiedigste voor Zfü dienst nog niet genoe-g is. En is 't wonder, dat diegenen, die de behoefte hebben hun innerlijke aanbidding en dank ook te vertolken door stemming van eerbied en wijding, door eerbied van houding bij gebed, door schoomiheid en bezieldheid van 't gezang, iederen Zondag opnieuw moeten strijden om de afstoolende kracht te overwinnen, die uitgaat van de leelijkheid der omgeving, het ongewijde van de sfeer, het oneerbiedige van de houding bij gebed en gezang, het sleepende zingen, het gemia aan aanbidding en deelneming der gemeente.

En dat de kerk aan uiterlijke vormen een groote waarde hecht blijkt wel Uit de vragpn, die ouderlingen bij hun huisbezoek doen.

Ik zou geen oogenblik willen zeggen, dat - hetgeen zij ds kerkelijken eisch' stollen, onnoodigi is, maar ik gevoel zooi sterk, dat het b^na uitsluitend nadruk leggten op' uiterlijkheden zeer afstootend werkt op de jongeren, die uit reactie bovenal naar waarheid zoteken, een inhoud willen hebben, alvorens een vorm te aanvaarden en een buitengewoon sterke intuïtie hebben om te voelen waar woorden, geijkte termen, gebruikt worden, zonder dat deze een doorleefde geloofswaarheid voor den spreker uitdrukken.

Ik geef onmiddellgk t^A, dat minachting voor vormen, door den angist voor versteende vormen gewekt, een groot g: evaar medebrengt, maar dit • gevaar wordt juist zoo dubbel groot als van de'n anderen kant, om dit gevaar te bezweren, weer dubbel nadruk op de vormen wordt gelegd, zoodat de kloof tusschea deze tweeërlei hoüdin'g tegenover dem vorm zoo verbreed Wordt, dat de kans voor overbrugging uiterst gering wordt.

Dr. M. van Rhijn schrijft in ^ijn boek over de N.C.S.V., dat de Ned. Herv. Kerk haar vat oipi de jongeren kwijt is; dat vele jongeren^ die toch zoeken naaf 'het leven in Christus en opi andere wijze, dan de kerk voor het Elvangelie te winnen zijn, waardoor de N.C.S.V. teigen wil en dank eir toe gedreven wordt de plaats der kerk soms in te nemen.

De Gereformeerde Kerk is haar vat nog niet geheel kwijt, maar vol angist zie ik het oogenblik komeni, dat , zij het kwijt raaki; . Zou zij het O'Oit zoover laten komen, dat eein willekeurige vereeniging haar taak moet ovememe'U, welke vereeniging zij dan nog met verwij'ten overlaadt? Wat izou ik het gaarne izien, dat de kerk de middelen ter hartd nam, die door de ervaringen der N.C.S.V. en zoovele soortgelijke vereenigingeni, gebleken izajn de middelen te zijn, waarmede in onzen tijd de jeugd tot Christus kan gebracht worden. Door mijni eigen arbeid in het meisjeswerk is het deze zijde van den arbeid der kerk, die mij bijzonder na aam het hart ligt.

Als ik bedenk de buitengewone moeilijldaeid voor bet verkrijgen van werkelijk geestelijk conitact met een meisje in het overgangstijdperk en trouwens wat ouder ook, dan is het aeer onwaarscidjnlijk, dat van bet catechetisch onderwijs van een predikant, overladen met allerlei soort werk, voor het gees.telijk leven der meisjes grooten invloed kan Uitgaan, Is de theologische kennis voor hot geven van godsdienstonderwijs zoo groot en zo'ó overwegend noodzakelijk, dat niet ©en andere methode voor het geven van dit Ofladerwijs aou mogelijk zijn, waarbij - niet alleen op het voeden van het geesteüjk leven, maar ook op de thooretiscbe voirming zou gelet worden? Ik zoU mij b.v. fcunujen vooirstellan, dat een predikant een aantal oudere meisjes of jonge vrouwen opleidt, die ieder een klein gpoepje JO'Ugeren voor hare rekening nemen.. Door dit kleine groepje zou men met ieder persoonlijk contact kunnen houden e'n ©en geestelijke leidsvrouw kunnen izijn. En indien het dan nog eens zoover te krijgen izou zijn, dat zij met deze meisjes een „week-enid" of een .zomerkamp kon hebben], dan zou er geloof ik werkelijk veel bereikt kunnen worden. Ik weet bij .ervariing vsrelk een geestelijke invloed er van izulke dagen Uit kan gaan en welk een contact er verkregen wo.rdt. En 'zelfs zonder dit laatste zou zulk een leidster door allerlei middelen, als gezamenlijk© wandelingen enz. bet ongedwongen satoenzijn en de goede verstandhouding, die meestal eeu' vereischt© , zijn voor geestelijk contact, kunneni bevorderen, iets wat uit den aard der zaak voor predikanten onmogelijk is. Zo'O ZO'U ook reeds ©ene eerste opening gemaakt , zijM voor een taak der vnouw in de kerk en zouden ook de jonge vrouwen door dit actief medewerken in de kerk en) door de opwekking van hun^ verantwoordelijkheidsgevO'el eeer gebaat worden. Weder door ervaring weet ik welk een grooten invloed op den groei van eigen geestelijk leven dit verantwoordelijkheidsbesef tegenover jongeren heeft.

Maar niet alleen vo'or de jeugjd, ook voor oms zelf ' Imogen wij toch wat aan de kerk vrageni. Indien eens onze kerk door andere inrichting der godsdienstoefening, door maer medeleven van de leden der kerk, door ook buiten de Zondagsche godsdienstoefening voor kweekinjg van geestelijk leven te ijve'ren, — toonde de eischen van dezen tifd te ' kennen en voor zoover liaar mogelijk is', zonder verzaking van hare beginselen, en karakter, ^ te bevredigenj, dan geloof ik, dat die critiek en uittocht der jongeren spoedig zou iQiphouden, of waar z^ island 'hield , zoU blijken niet te zijn opgiekomen Uit liefde voor God en' voor Christus' Kerk, maar luit behoeft© aan afbreken of ui't ongieloof. Dfe kerk EOU dan gedaan hebben wat izij kon en haar zou geen verwijt kunnen treffen.

Ook wat deze drie zaken betreft wü ik nog eenig^ wenschen uiten en niet alleen, wat de godsdienstoiefening betreft, aandringen op korte-' ren < iuur. Zou 't niet mogelijk zijn Wat meer gewg'de stemming in onze bedehuizen te brengen? Het drukke gepraat tot do dominee het votum uitspreekt, het voorldringen der laatkomers tot vóór ' ia de kerk enz., maken het vrij 'worden van materiëele ©n alledaagische dinjgeni, het zich concentreeren op de geestelijke dingen^ het stille gebed vóór de godsdienstoefening, bijna onmogelijk. Als men in onz© kerken rondziet treft het mij, dat men'ini het gehee niet den indrulk krijgt, dat men beseft wat deee godsdienstoefening beteekent. Er is niets van een verwachten, van een' heUigen eerbied, van ©en izioh concentreeiPen op het geestelijke, wat m'jij izoo dikwijls in buitenlandsche kerken, ho© sober daar de dienst ook was, getroöen heeft. En het lijkt mij zulk een absolute noodzakelijkheid om ook, wanneer de predikaat niet door meesleepend talent .zijn hoorders weet t© bo©ien, een grooten zegen in deze godsdienstoefeningen te ontvangen. Zou er niet in de samenfcomsiten op gewezen kunnen wordeUj dat men elltander g^egenheid tot stilte en zelfinkeer mO'©t geven? Zou b.v. als de predikant op den predikstoel is, door eeriige minuten zacht orgielspel niet gelegenheid tot stil gpbed kunnen worden feegeven, O'pdat men niet, aooalsi nu onder dit gebed, het gevo'el heeft dat misschien anderea weer opdringien. om naar hum plaats door te schuiven, terwijl drukko gesprekken overal in de romdt© alle aandacht afleiden. Zoo mogelijk zouden achter ini de kerk wat banken of krukjes moeten vrij gelateni worden en do laatlcomers beiwogen daar te gaan zitteni opdat deze niet dringend en zoekend de rust verstoren. Enkele oogenblikken van dit zachte orgelspel na de predikatie tot overdenkinig em laten bezinken van het gehoorde waren^ mij ook altijd buitengewoon welkom.

De inrichtimg vani den dienst zelv© zou ik ook izoo gaarne veranderd hebbe'n om d© gemeente meer deel te laten nemen aan den dienst en om 't element van aanbidding daarin een ruimere plaats te geven. Hiervoor .zou eene belanigirijke Uitbreiding van de liturgie noodig zijn. Door het opstaan b.v. onder de schuldbelijdenis^ het telkens spontaan door gezang instemmen met de woorden van den voorganger, geeft men een gevoel vani deelnemen aan den diemst van God. En dat dit bij velen in een vorm aal ontaarden] waaraan zij werktuigelijk deelnemen, kan geen reden zijn om' het af te schaffen zoolang er velen zijn die in dezicn liturgjisdhem diemst van hart© deelnemen.; , evenmin als de preek nlu wordt afgeschaft, omdat er velen onder d© preek slapen; , fluisteren of over geheel andeire dingen denken. Harmonischer, rhyth-Imisoher izimgen em dan-zoo mogelijk ook van die liederen, dia den rijkdom der volle openbaring in Cbristus bezin]gien„ aöu ©eni groote verbetering zijn.

En behoeft er een geijkte vorm voor iedere samenkomst der gemeente te zijn? ledere Zondagof feestdagtoijeenfcomist, dank-of bededag, inti-ede of afscheid, is geheel h'etzelfd© ingericht. E]r • is niets spontaans'. Ik herinner mij twaalf jaar geladerï in Zwitserland een Go'eden Vrijdagdienst te hebben bijgewoond, waar inplaats van de pireek do lijdens-

geschiedenis synoptisch werd voorgelez'en, telkens rJgehroken door het gezang der gemeente, en nog verlang ik elk jaar naiar deizie ïastige, plechtige gedachtenisviering van Jeiz'us' lijden en sterven terug. Niet natuurlijk om dit als voorheeld t« stellen voor lederen Goeden Vrijdag, maar 000 ieta moest ook hier miogelijk izijn en een predikant die er zich van bewust is weinig talent te bezitten, zou op deze wijze van zulke dagen toch een hoogtepunt in het leven der gemeente kunnen maken.

Ook het medeJeven van de leden der kerk eou geheel anders kunnen worden. Alleen als er geld nioodig is wordt de gemeente bijeengeroepen in een gemeentelijke bijeenkomst en zij moet dan maar zorgen, dat het geld komt. Zooveel m.og'ïlijk moet ieder lid een plaats, hoe bescheiden ook, in het actief kerkelijk leven kunnen iranemen en er toe aangaspoord worden dei? > e in te nemen. Daardoor wordt verantwoordelijkheidisbesef gekweekt en izoo alleen is krachtige bloei mogelijk. Nu Icrijgt men , zoo heel dikwijls den jndruk: de lerk, dat zijn de predikanten, ouderlingen en dialcenen en die organiseeren en leiden voor ons godsdienstoefeningen, \vaar wij als leden der gemeente mogen komen.

Zoo izaJ de kerk niet het hooifdiorgaan voor onze geestelijke opvoeding kunnen blijven. In dezen tijd met izijn talrijke vragen en problemen en het mede doormaken door bijna alle menschen van den strijd om oplossing van die Jjiroblemen, is eene prediking alleen niet meer voldoende, vooral omdat die predi-• king meestal gericht is op de bekeering: , op het op-• wekken tot het doen van den eersten stap, terwijl met het doen van dien eersten stap voor den • Christen de strijd niet geëindigd is, maar pas begint. Het zich uitspreken, het onderling bespi'eken, is voor iets meer ontmkkelden tenminste een vereischte en deizo gelegenheid zou de kerk ook moeten bieden. Nog meer dan evangelisatie buiten de kerk izou de groei en ontwilckeling van het geestelijk leven van de leden der kerk een tak van arbeid • moeten zijn. Vooral bijbelstudielarin, g(en zouden kerkehjk moeten worden gepropageerd.

Niets liever aou ik zien, dan dat ook oonferen ties; en retraites kerkelijk werden geleid. Het nut van conferenties is al zoo veelvuldig bepleit, dat ik daar niet op in wil gaan, maar het nut van retraites *) wordt door weinigen beseft. Jezus zegt: als gij • bidt, ga dan in uwe binneinkametr. Maar waar is de binnenkamer, waar is de rust, de eenzaamheid voor de meeste Christenen in de kleine woningen^ • in den roeizigen, druklsen tijd? En al weer, omdat ik Uit ervaring weet wat izlulke dagen van algeheele concentratie op de geestelijke dingen, van een voelen in bijna voortdurende genijeensdiap met God te leven, van izelfinloeer en jgebed beteekenen» zou ik willen, dat ieder dien zegen-kon ontvangen. Ik heb het bijgewoond hoe velen, , die het nut in het geheel niet beseften en met weinig verwachtingen ikwamen, moesten erkennen, dat dit bijzondere dagen in" hun leven waren geweest, die een blijvenden invloed hadden. Indien ook dit ©en middel in Gods hand kan izijn om zielen nader tot Hem te brengen, mag de kerk dan dit middel ongebruikt laten?

Omdat ik izulk een heel sterk gevoel heb, dat in onzen tijd, zij het niet de massa, maar dan toch vele enkelingen, zoeken naar inniger leven met Christus, daar vindt ik het zooj diep treurig, dal de kerk wel 't terrein der evangelisatie en zending naar nieuwe methoden zoekt, maar waar het de leden der kerk zelf betreft, wier geestelijk leven toch ook gevoed, ontwikkeld en versterkt moet worden aan de oude vormen niets wil veranderen en velen en werkelijk niet de minst oprecht geloovigen eigenlijk genoodzaakt worden deze ontwikkeling en versterking buiten de kerk te aoeken en daardoor, is het wonder, langzamerhaind van de kerk ver vreemden.

Mocht uw blad er eens toe medewerken, dat er ! niet alleen veel over dit alles gesproken en geisohreven werd en dan ter behandeling aan oom-•; missies overgedragen, die over langen tijd met voorstellen komen, die dan misschien hun aotuahteit I alweer verloren "hebben, maar mochten er eens ; kerkeraden tioe gebracht om proeven te nemen, • waarvan de een w-el, de ander niet slagen zal. ' Geen enkel middel is volmaakt en zal allen be-' reiken, maar niemand zal onze kerk nu ook volmaakt • vinden, dus dat argument mag tegen geen enkele nieuwe methode worden aangebracht. Mocht Gods ' Geest nog eens krachtig werken in onze kerken en daarin mannen geven m^et helderzienden blik, warm 1 geloof, frissche levenskracht en durf, zoodat er • nieuw krachtig leven opbloeie in oaze kerk en ' God daardoor verheedijkt worde en vele zielen tot Christus gebracht worden.

Het is met groote aanzieling, dat ik dit alles schrijf, . omdat ik weet, dat er velen zijn, die veel meer thuis izijn in dit alles en dus dit alles veel beter beoordeelen kunnen. Maar het feit, dat ik al lang vurig, eene nieuw© krachtsontplooiing van onze kerk wenis^chte en vele van mijne g: edachten in de eerste nummers van „De Reformatie" vond neergelegd., vooral in uw openingswoiord, dat mij' eerst deizer dagen onder de oo'gen kwam, en de gedachte, dat lïiel toch altijd aanmoedigt, in tegenstölling met veel tegenwerking of gezegden als „het geeft toch niets"; te weten, dat ^r toch ook zijn, die vurig bidden en hopen, dat de aoüe 'van uw blad uitgaande groote gevolgen mogen hebben voor Christus' kerk en voor het geestelijk leven van vele leden daarvan, deden mij besluiten u dit alles te fechrijven.

EENE GEREFORMEERDiE.

Ik 'wil hier nog aan taevoegien, dat üe sohrijïster van dezen brief mij' onbekend is. Ik heb haaadus geen verlof kunnen vragen tat publicatie. Dal bij' de scluij& ter in het geheel niet de bedoeling heeft voorgezeten haar oomi'eel te publiceeren, verhoogt izeber de beteekenis van dez© „jonge" stem.

B. W: .


1) Retraite = afzondering.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

EEN „JONGE” STEM.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1921

De Reformatie | 8 Pagina's