Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sarcasme — op Golgotha.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sarcasme — op Golgotha.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Pilatus schreef ook eea opschrift, en zette dat op het kruis. En er was geschreven: ezus, de Nazarener, de Koni'ng 3er Jodeh. Joh. 19 : 19.

Ironie en siaaroas'me zijin twiee.

Ironie woirdt geboren; sarcasme w^oindt gemaakt. Ironie is spontaan; aarcasm'e is be'studeend. Ironie ziet de karikatuur en zégt ze in eenvO'Uid; sarcasme ziet ook de karikatuur en — versterkt ze met wellust. Iro'nie is het verheverue, dat ver'heft; sarcasme is het platte, dait vervlakt. Ironie is er biji den gebetene, doch bij'tend is-, naar mien zegt, sarcasme. Do'O-r het ironische wordt de mensch gegrepen; maar naar het sarcasme grijpt hij' zelf. Ironie ziet het komische, doch ze staat op een hoogte, waai de „komiekeling" niet bij kan; sarcasme ziet ook het komische, doch op een plan, waar de „komiekeling", de clown, boven verheven is; looik kan het zich niet eens tooien met het pakje van den harlekijn, omidat sarcasme alleen doorzichtige 'gewaden weven ^an. L-onie is .dfe sterkte van den zwakke; sarcasme is de zwalcte van den isterke. Ii^offiie is mogelijk ook zonder zondej; sarcasme is ze'lf een vorm van zonde. Ironie en sarcasme zien beide het onevenwichtige in de •wereld; doch bij gene is het evenwicht bewaard, hij' deze is bet verstoiond. En als de man van de ironie èn vam het sarcasme beide de wereld aanzien door de vensters der ziel, dan is de ironicus rujstig en kajn dooT zijn venster heenzien om zoo zelfs de objectieve verhindering voor zijn waarneming te O'verwimn'enj doch de saroastisdie mensch kan dat nooit; sarcasme is er in onrust en zijn hartstocht is de iieelje adem, flie d© vensters beslaat en duis subjeotieif de zuivere waame-ming belemmert.

Ironie is altijd een zieloere triomf. Maax isarcasme is' 'de zékere nederlaag, alleen miet het giebaar van den overwinnaar.

Daarom is er 'altijd zoo'n diepte van goddelijlk denken in het üjdensverhaal. Want als het prooes begint, dan is daar ironie bij Jezus ïn Gethsemané: slaap nu voort en rusit! En als 'het geding is afgeloopen, dan is er sarcasme bij Pilatuis, die voor 'den k'ruiseling uit Nazareth het opschrift uit'denikt — „'den 'titel", gtaat er eigenlijk — waaruit 'de voorbijganger zal m'oeten weten: hier hangt nu de Koning der Joden. Hier hangt hij nu — aan een schandpaal.

Pilatus schrijft dat opschrift van s'arcasmé, vóór hij zich in wrevel teorugtrekt in zijln particuliere vertrekken. Hij wil 'er in gnuiveai, want hij weet zich verslagen door die leelijice Joden. Daaro-m is het zijn nederlaag, want als hij' het proces niet verloren had, omdat hij' waarlijk Jezus schuldig bevonden haid, zou hij anders hebbien geschreven. Maai-nu ide zaUcten zóó geioopen zijh, wil hij' m'et anders. Hij weet het wel: een rechter moet precies, moet secuur zijn. Nu, Pilatus is het ook. Kijk: Jezus, de Nazarener, staat er. Even van te voren 1) wist hij nog niet, uit welke provincie Jezus was; daar had hij maar niet eens naar gevraagd; informaliteiten hinderden niet bij die ve'rachte Joden. Maar thans is hij' erg officieel: de ambtenaar weet niet alleen de provincie, maar ooK de stad, waar Jezus-vandaan komt. Maar die precisiteit in de eerste helft van het opschrift verraadt te meer den boozen opzet in liet zeer onnauwkeurig© tw'eede gedeelte. „De gewaande koning", dat zou nog gekun'd hebben; maar „de Koning 'der Joden", fo'ei, Pilatus, dat is geen nauwkeurige, geen saamvatfjende conclusie van proofö en vonnis. Een officieel stuk, ia naam des Keizers, moet niet slordig zijn. Wieer een informaliteit? En nu met opzet? Insubordinatie, Pilatus?

Stil maar, zou Pilatus u gez'egd hebben, ik weet het wel. Maar gun me dat genot. Ik durf niet weenen over mijzelf, en daarom ga ik maar lachen om al die Joden; ik wil ze nog een steek geven, dien ze voelen zullen O'Ok'; ^ij met hun koning...: prachtpubliek! Laat die hoogepriesters 't volk , maax eens tegen zich krijg'en; de koning der Joden, dat is ongeveer hetzelfd'e als „der feeerlen god" 'm. zoo ongeveer schijnt het gewone volk dien Jezus te beschouwen. Laat 't maar even koken bij de kleine luiden, als ze hun schutspatroon zien hangen; 't kan vo'or die driftige pri'esters geen kwaad. De koning der Joden, jzouden ze begrijpen, dat ik met mijn opschrift niet alleen dien koning, maar ook zijn mooie on'derdanen in den hoek zet?

En Pilatus schrijft. Hij schrijft driemaal. Zijn vrouw heeft hem immers nog niet zoo haarfijn alles van dien 'droom verteld? En hij heeft immers nog niet die 'duisternis ondergaan, drie uur lang? 'n Tikje sarcasme in dat opschrift, bet kan geen kwaad. En 'de officieele no'tulen voor de keizerlijke regeering kan hij toch immers inkleeden naar verkiezing

Ja, Pilatus.

Maar God schiijft vandaag O'ok notulen. Ze liggen nóg voor ons. *

En wij besluiten uit dit verhaal van uw vlij'm'end sarcasm© tot uw sohuld en tot uw straf.

Tot uv/ schuld besluiten wij. Want gij', Pilatus, wilt de Joden honen, doch ge doet het Jezus ook. Ge wüt uw woede lucht geven, maar ge hebt niet den moed, o grimmige autoriteit, om den bliksem van uw toorn fce laten inslaan bij de Joden en — bij uaelf. En nu deert het u niet, dat ge hem afleidt — langs Jezus heen. Ge maakt hem het slachtoffer van uw rancunemaatregel tegen de Joden; en in uw kleindoenerig woordoffensiefje verschanst ge u. achter den Nazarenet. Dat is erger dan laf. Dat is schuld. Schuld op schuld. Want een Pilatus, die Jezus aan het onrecht overlaat, is schuldiger, wanneer hij met de hand onder 't hoofd nadenkt, hoe hij dat nu eens formuleeren zal, dan wanneer hij van opgekropte woede nilet deuren smijt.

Wij besluiten tot uw schuld, Pilatus.

Maar wij zeggen het zonder sarcasme. Want tegen uw s.arcasme, o rechter, hebben wij juist dit bezwaar, 'dat gij, schoon een gxuwelstuk door u gegispt woirdt, dat meer döiet uit protest tegen de zondaren, dan tegen de zonde. Zoo doet uw sarcasme. Maar wij hebben Jezus gezien, Jezus, wiens ironie verre uitgaat boven uw saroasme; zij toch laaM de zo'nide, maar noodigt no'g den zondaar, en helpt hem, geneest hem. D'aarom roept Jezus' ironie het wee over ons uit, indien wij over den sarcastischen Pilatus sarcastisch öprefeen zOudrai. Wij keeren in tot ons zelf. En met schaamte herinneren we ons, 'dat ook - wij wel eens Jezus' naam' hebben gebruikt voor 'een kleinmoeidiigien triumf. En als wij iemand 2) hooiren z©gg!en:

Pilatus met zoo veel geschreeus Des opgerokkenden Hebreeus En der Rabbijnen lasterfceel Verlegen op Godts schiinptooneel, Yerwijst jn 'tend© Emanuel. •Aenschou hier, Godt, e 1 x guighelspel., .., neen, neen, dan laten wij dien laatsteln regel niet weg. Elk's guiehelspel. Ook het onze, denkien wij dan en wij schanuen ons 11 iet voor onze schaamte, Pilatus!

Toch blij'v^n we besluiten, Pilaitus, tot uw schuld.

En tot uw straf.

Want als het waar is, dat de ironi© is der sterken, en het sarcasme der zwakken, der ïnnerlijk verslagenen, dan is uw vonnis gereed. Toen Jezus naar Pilatus heenging uit Geüisemané's duister, toen was daar bij Hem d© ironie. Ze was er op den weg zijner victorie. Maar toen gij', Püatus, Jezus van uw stoel hebt weggezonden, toen was daar bij u , h©t sarcasme. Het was er op den 'weg van uw nederlaag. Deze twee wegen komen eens samen voor den rechterstoel van Christus. Daar zal, zoinder sarcasme, doch in heilig recht, Pilatus den koning, der Joden, 'den koning der koningen zieh, . Go'd zelf immers schrijft dan dezen „titel" op Jezus' kleed ©n op zijn dij'^). En daar zal Jezus' het recht van dien naam wel bewijzen. Want in die ure zal geen bevestiging viniden d© platte pret van Pilatus' sarcasme, dat wie het laatst lacht, het best lacht, dodh wèl d© strakke ernst van Jezus' ironie, dat wie het eerst weent, het best weent; de spreuk is dat van christendom tegeno^ver wereld.

Want ironie en sarcasmie zijn twee.


1) Lucas 23 : 6.

2) Joost van den Vo; ndel, Ecee Homo.

3) Openb. 19 : 16.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Sarcasme — op Golgotha.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1921

De Reformatie | 8 Pagina's