Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vóór de Godsdienstoefening.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vóór de Godsdienstoefening.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer we zoo tegen het einde van de werkweek voele'u, dat na het zesdaagscihe zwoegen de accumulatoren van lichaam en geest weer noodig gevuld moeten worden met nieuwe 1 evenseleatriciteit, dan wordt toch vaak nog, tegen loome lusteloosheid in, een laatste uitstraling van energie opgewekt door de wetenschap, dat , , het gelukkig weer gauw Ziondag is".

En wat heerlijk, als die van God gegeven dag der ruste, die dag van levensvernieuwing door Levensgemeenschap weer daar is. Wat heerlijk', als door den. schemerschijn van wel-voelen-aanlcomen maar noig-niet-durven-doordenken, of ook wel zoo plotseling maar door de sombere donkerte van onbewust, wachten de hei-lichtende vonk slaat van het: „Ja, nu, nü!"

Heel veel, heel veel menschen kennen de bij-? iondere emoitie van het Zondagsontwak'en. En wanneer 't dan goed tott hen dooi'gedrongen is, dat ze heusch mogen rusten, — dan draaien z'e zich nog eens lekkertjes om, - en begraven bun hoofd nog wat dieper in ^de ftissens. En wanneer worden ze dan weer wakker? En wanneer staan ze op? En vcanneer zijn ze gereed?

Gereed I Waarvoor ? Om te g; aan wandelen, fietsen, roeien, voetballen? . Of zouden er onder die heel velen ook nog gevonden worden, die gereed trach. tan te komen om naar de kerk te gaan?

Om naar de k'erk te gaan mjoiet men klaar zijn-. Dat zit 'm - niet in het aantrekken van jas of m^antel, in 't opzetten van den hoed, noch zelfs in min of mieer geslaagde pogingen om bij buitengewone kleeren op buitengewonen dag een buitengewoon gezicht te zetten, .want dat alles raakt slechts den buitenkant. Doch laat ik niet zeggen: slechts. Want ja, 't'komt wél op den binnenkant aan — Imaar helaas, als 't daar in orde geloofd wordt^ dan wordt er zöo vaak gedacht, dat 't dan verder ook niet liindert, of wel er wordt heelemaal niet over gedacht dat 'tzieer veel hindert, als uitwendige vorna in strijd is met innerlijk zijn.

Klaar om naar de kerk te gaan wil zeggen: zicli verlangend voorbereid hiebben om naar Gods huis te gaan om daar gezamenlijk met mede-geloovigen biddend of zingend, sprekend of luisterend God te ontmoeten. "Wie met dat verlangen naar de gemeenschappelijke ontmoieting Gods naar het huis , Gods opgaat, heeft Hem op den rustdag reeds eerder gezien. Niet onder het vlucihtig af jakkeren yan wat in den kortst mogelijken tijd in .orde z'ijn móét, maar bij h^t genieten vooiruit — kan 't zijn met het geheele gezin — van wat intenser te komen staat in het bedehuis. Die kent een andere rust dan die van het lange slapen, het' verslapen.

O, als ge 's Zondagsmorgens vóór den dienst eens wilt zien en hooren de menschen, die zoo stra^ks — over een kwartier, tien minuten, vijf minuten — gemeenschappelijk den ziang zullen aanbofl'en ter ©ere Gods, allen te. saam het hoofd zullen buigen — wat worden we dan gewaar van een verlangend zich voorbiereiden, dat thuis reeds zou aangevangen zijn? Als we vanaf het orgelterrein naar beneden zien — wat een gewriemel! En hioor eens wat een gezoem! We zijn blij', dat we niet behoeven te blijven Idjken. We zijn blij, dat we de gespndkken niet kunnen verstaan. Zooi moest 't niet zijn.

„Maar zooi is 'tb'ij ons niet", zult ge misschien zeggen. Heerlijk, heerlijk... Maar woont u in een heel klein plaatsje? Toch zeker niet in een groote stad?

Daar begint het orgel te spelen.

De organist weet, dat hij bij de voorbereiding van de gemeente, waartoe hij zelf behoort, een eigen taak heeft.

Beeds den heelen mjorgen was 'hij' ermee bezig, dat daar als eerste zlang op het orgelbriefje staat: Psalm 92 vers 1.

En nu zit hij daar voor zijh instrument.

Zoo straJcs zlal de gemeente aanheffen: j, Laat ons den rustdag wijden met psalmen tot Gods eer!" En nu niag hij — ja, hij' beschouwt het als een bijteicader voorrecht — nu mag hij' trachten in zijn spel iets te doen gevoelen van, iets bij te dragen tot 'de wijding, waarmee de klanken van den wijzaïng als de geuren van een reultóoöer ten hemel zullen stijgen.

Verwondert 'tu, dat de organist soms ineeirs het idee krijgt: ik kan niet, ik kan niet?

Begrijpit ge, waarom we zoo vurig hopen, dat alle organisten biddende organisten zijn?

Verstaat ge iets van de blijde ontroering die een onzer aangreep, toen hij^ hoorde, dat de predikant, behalve voor "scihool en zending, en nog zooveel meer, ten slotte zelfs voor den organist bad? ., .. Daar beneden kiomen gestadig nieuwe kerkgangiers binnen.

Diaarbioven laat de organist in melodieuzten orgelzang reeds de klanken ruisdhen van den eersten psalm, waarmoe de rustdag gewijd zal worden. In hleel wat verhalen, gemaakt — helaas, gemaakt, — door Christelijke scihrijvers of door zulke, die er voor door willen gaan, wordt een godsdienstoefening beschreven, en daarin is 't zoo de gewoonte, dat de menschen de kerk binnentreden oindei-de „zacihte tonen van h.et orgel".

Heit kan wezen, dat de schrijvers 't zelf altijd ZOO' gerxoffen hebben, dat zacht spel op zijn plaats was., toien zij de 'kerk binnentraden, maar — laten we 'niet gaan denken, dat 't werkelijk een volstrekte noodzakelijkheid is, zacht te spelen vóór den dienst. Want dat hangt niet af van de steniming ' van den org'anist, noig veel minder van een gewoonte, waarvan hij zich den slaaf zou laten ma. ben, maar w.ordt bepaald door het karakter van den psalm, die het eerst gezongen zal worden. En. die psalm hangt weer af van de verschillende omstandigheden, die den predika.nt moeten leiden bij de lang niet gemakkelijke keuze zijner verzen. Wenscht de predikant zaaht orgelspel, dan moet hij lomgekeerd bij het kiezen' de vervulling van dien wensch mogelijk maken.

Daarom is 't noodig, dat de organist vooruit weet, wat de gemeente m'oet zingen. Komt 't niet vaak voior, dat, als de godsdienstoefening om tien uur biegint, de organist om vijf minuten voor tien, ja zelfs op slag van tienen het briefje 'krijgt met de te zingen • psalmen ? Wat moest hij doen als 'ter nog niet is? Zaeht spelen? Mineur? En als dan op 't laatste oo'genblik blijkt, dat de gemeente den löOsten psalm moet jubelen! D'an maar dadelijk afbreken en met volle werk een praeludium geven, dat past bij z-ó, o'n juicihzang? Of moet hij matig sterk spelen in een majeursohaal? En als dan plotseling de 51ste psalm wordt opgegeven? Wat dan?

Toch zouden we heusoh wel eens willen weten, waar de orgianist het briefje heeft vóór Zondag. Waar nu jhét karakter van het spel vóór den dienst bepaald wordt door den aard van den eersten der te zingen psalmen, natuurlijk vastgesteld in verband met den geheelen dienst, daar kan 't dus voorkomen, dat u de kerk binnenkomt niet onder de zachte, maar onder de „krachtig aanzwellende" tonen van het orgel. Dan moet er toaar niet dadelijk' gezegd worden „wat speelt die organist naar [hard", maar dan moet ge trachten te begrijpen, waarom hij hard speelt. Dan moet de

gemeemte luisteren. En zie moet leerem luisteren. Dan zult ge missdhien hooren — en eerder zal •dat 't geval zijin, wanneer ge er O'pmerkzaam op zijt gemaakt — dat de organist u doet weten, dat ge zioo aanstonds den löOiSten of 149sten psalm, of 'mogelijk wel het 12e vers van psalm 22 moet zingen. Luister maar! Daar hebt ge de melodie wieer! Eerst in de hooge stemmen, na weer in de lag'e. Jaj heusch, die psalm moet het zijn! En al komt ge er niet .precies achter, zeker kunt ge in ieder geval zijn, dat 't niet de 51ste is, ook niet het Ie vers van ps. 62, maar een loflied. En moicht 't dan voorkomen, dat een organist een sterk voorspel in meer lossen toon gegeven heeft voior den dienst, terwijl u dacht, dat karakter van preek en psalmen dat niet toelieten - iOch, wacht dan dien broeder biji het uitg3, an van de kerk even op^ en vraagt u hem eens vriendelijk, waarom hi| zóó heeft gespeeld.

„De" organist — d.i. de voor zijn taak volkomen berekende — weet immers heel goed het waarom. Ivn dat zal hij u dan allicht wel vertellen. Zoio l)lijft ex meteen contact tussohen organist en gemeente. En zoo er geen gevaar bestaat voor geestelijke koirtsluiling, dan kan dat conlaot van zOo groot nut zijn.

Nu hebben we nog niet geschreven over den duur van het inleidend oirgelspel, niets over het gebruiken van den organist als seinwacihter (mensclhein, als het orgel begint, mag je gaan zitten, on mag je wijding erin houden of brengen door met veel lawaai door te scihiikken of de klapbankjes naar beneden te slaan!) niets over de wij'ze, waarop liiet inleidend spel behoort te worden beëindigd, niiöts over... Maar er zijn nog heel wat meer punten, die eerst eens aangeroerd moeten wordeUj voor we, als tijd en ruimte beschikhaar zijn, verder erop ingaan.

Het eerst komen nu aan de beurt: begeleiding, voor-J tusschen-en naspel in verband met de beleekenis der woorden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1921

De Reformatie | 6 Pagina's

Vóór de Godsdienstoefening.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1921

De Reformatie | 6 Pagina's