Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OM DE VRIJE UNIVERSITEIT.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OM DE VRIJE UNIVERSITEIT.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De propaganda tot vermeerdering yan de geldmiddelen der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag, die de Vrije Universiteit onderhoudt, krachtig ingezet op de jaarvergadering te 's-Gravenhiage, ernstig gevoerd met het oog op den précairen toestand en aanvankelijk niet zonder succes, heeft bij vernieuvring de aandach!' gevestigd op een aantal vraagstuklcen, die aan de orde zijn geweest, zoolang de Vrije Universiteit heeft bestaan.

Wanneer ik over die punten iets schrijven ga in dit blad, is dat allerminst, omdat ik er iets nieuws over heb te zeggen. Hetgeen ook bezwaarlijk gaan zou, nu het goeddeels loopt over dingen van raeetaan gezien door den stichter der Gereformeerde Hoogeschjool en door hem en zijn eerste medestanders herhaaldelijk in het licht gesteld.

Evenwel dat licht scihijnt soms te worden verduisterd door komende' nevelen, die het vrije uitzicht belemmeren. De historie wordt vergateii en het kan noodig zijn oude dingen te herhalen.

Dat herhalen heeft echter alleen dan reden van bestaan, indien de toestanden, waarom het gaat, dezelfde zijn gebleven, of indien het gaat omi fundamenteele dingen, die het zijn of niet zijn rechtstreeks raken. Want natuurlijk, de geschiedenis gaat voort, wat gisteren goed was, kan heden verkeerd zijn, althans zoo het niet betreft dingen ons geboden in het Woord van God. En wie meenen zou nu het verlossende woord te spreken, door weer op te halen, wat voorheen werd geschreven., zou zichzelf bedriegen en anderen teleurstellen.

Ik hoop met deze dingen te rekenen en dus niet zonder meer-te pleiten voor hetgeen vroeger was, maar aan te toonen, dat het nog altijd zoo moet zijn.

De punten, waarop ik wensch te komen, zijn drie in aantal, te weten, de Theologiscjie Faculteit, de verhouding van Universiteit en volk en de saamwerking met de Hervormden.

I.

Wanneer we gaan h, andelen over de Theologische Faculteit, dient vooraf goed vast te staan in welken zin dit is gemeend.

Ik bedoel niet te gaan spreken over de opleidingskwestie, die in onze kerken sinds 1892 zooveel monden en pennen in beweging heeft gebracht. Men weet, hoe ik in deze zaak sta, en dat ik van oordeel ben, dat m'en niet beter kan doen dan Theologische School en Theologische Faculteit rustig naast elkaar laten voortarbeiden aan de opleiding van Dienaren des Woords voor onze Gereformeerde Kerken.

Ik wil het wel hebben over de Theologische Faculteit als noodzakelijk bestanddeel, van de Umversiteit.

Natuurlijk ontken ik daarmee niet, dat de Theologische Faculteit ook opleidt voor het predikambt. Alle hooger onderwijs dient wel eenerzijds om' de wetenschap te beoefenen, miaar ook anderzijds om voor te bereiden voor verschillende ambten en betrekkingen, die èf eischen arbeiden naar wetenschappelijke methode öf vragen, dat'men van een bepaalde wetenschap op de hoogte is. Zelfs kan men zeggen, dat althans in ons land, het tweede deel van de taak van het hooger onderwijs, de opleiding sterk op den voorgrond treedt, d.w.? , . dat een zeer groot deel der studenten eenvoadig koinit om te worden opgeleid. Dat geldt van alle faculteiten, ook van de Theologische. En het kan noodig zijn in verband met die opleiding allerlei m.aatregelen te nemen, aanraking te zoeken met de kerken, waarvoor mien opleidt, enz.

Nu kan die opleiding tot den Dienst des Woords aan een thelogische sclhool geschieden, dat is vaak gebeurd en gebeurt nog. Maar als ze nu door een faculteit geschiedt, welige moet dan de plaats van die faculteit aan de Universiteit zijn? Of keer de vraag om, is een Universiteit m. n. een Gereformeerde Hoogeschool denkbaar zonder Theologische Faculteit ?

Zie daar de vraag, waar het om' gaat.

En die vraag mag worden besproken, omdat in den laatsten tijd rrieer dgn eens gezegd is, om' verschillende redenen, die er hier nu niet toe doen, laat de Theologisqhe Faculteit der Vrije Universiteit Theologische School worden, d.w.z. laat ze geheel komen onder de Gereformeerde Kerken. Of anders gezegd, incorporeer de School der Kerken in de Vrije Universiteit, laat haax als ze is, m'aar laat ze ook gelden voor Theologische Faculteit.

Ik zou daartegen ernstige bedenkingen hebben, theoretische en praktische .en over elk daarvan wil ik iets zeggen.

Zooals ik de-dingen *zïe, zou-in'en het groote beginsel, waarvan de Vrije Universiteit uitgaatj en dat den stoot gegeven heeft tot haar stich!; ln'g, zou 'men het werk ran Dr JCuyper geweld aan doen, indien men de zelf star dig'heid der Theologische Faculteit aantastte. Zal de Vrije Universiteit blijven wat ze is, dan mioet de Thteologisch'e Faculteit precies zijn, wat elke andere faculteit is, vrij ius ook om verbintenissen aan te gaan, als ze dat wil b.v. mét de kerken, maar ook vrij om; die verbintenissen op te zeggen, , ze mioet baas zijn in eigen huis. Dat zou ze niet meer zijn, als ze Theologische School werd.

Wat immers is het beginsel, waarvan de Vrije Universiteit uitgaat? Het is, zooals het door D'r Kuyper zoo geestelijk' is geformuleerd: de 3 o u-Vereiniteit in eigen k'ring.

Mogen we hier spreken van een beginsel? Ongetwijfeld! Wie souvereiniteit in eigen kring belijdt, zal dat g.aan to.epassen op menigerlei levensterrein. Het is niet alleen iets voor de wetenschap, ook iets' voor de kerk, ook iets voor den staat, het is van heteekenis voor de beschouwing van h, üisgezin en school. Men zal eiken kring zich zooveel mogelijk vrij en naar eigen aard laten ontwikkelen en in hoofdzaak alleen daar een beperking van de vrijheid vragen, waar de onbeperkte vrijheid van deneenen kring, die van een anderen zou aanranden. Het menschelijk leven is zulk een wonderlijk .tarnenstel, het is niet het naast elkander staan, de optelsom van allerlei groepen, het is de samengroeiïng van tal van kringen. Ze komen maar niet op elkaars terrein, iniaar ze staan van nature met elkaar in verband, de eene kring onderstelt-het bestaan van den anderen. Dat brengt vanzelf inperking mee van de vrijheid, m'aar vra, a; gt ook weer een inperking van dien aard, dat de kringen, , die er bij betrokken zijn, daarbij zelfstandig optreden, eikaars recht erkennen, ' niet begeeren over elkander te heersch'en, maar samen te werken tot liereiking van het ideaal.

Niemand zal er aan twijfelen, dat het beginsel der souvereiniteit in eigen kring een schriftuurlijken grondslag heeft. God is begonnen alle ding te scheppen naar zijn aard en 'heeft onder Zijn voorzienigheid alle ding zich naar eigen aard laten ontwikkelen, Als God aan Israël de wetten geeft, dan laat Hij ook daar elk terrein zijn eigen regels hebben om • zich daarnaar te ontplooien. En — want we kunnen thans deze gedachten niet breeder uitwerken — leest men de brieven van de apostelen, dan moet het treffen, hoe ook in die brieven velerlei kring de voorschriften ontvangt, volgens welke ze in de nieuwe bedeeling den Heere zullen dienen. De wetenschap is een eigen terrein, dat het ééne karakter heeft van den onderzoekenden mensch', die naspeurt, wat hij waarneemt en over het waargenomene denkt en peinst. Vergelijk wetenschap en kunst en ge proeft het verschil; niet, dat in de wetenschap het spontane, de geniale greep' kan ' ontbreken, maar terwijl in de kunst de weergave van den indruk, van wat leeft in het hart, naar voren treedt, zal de wetenschap zidh wel wachten op indrukken af te gaan en ze slechts dan als waar geven, indien ze weer en telkens weer zijn gecontroleerd. Wetenschap en kunst hebben beide goed te zijn, maar terwijl de wetenschlap onder de heerschappij van het goede vooral het ware zoekt, zal de kunst het schoone begeeren. Beide werken naar eigen aard, m'ethodisch' vooral de wetenschap, intuïtief meer de kunst. Zoo is de wetenschap af te grenzen als eigen terrein naast andere.

Dat de Theologie een wetenschap, ïs en overal waar ze wordt onderwezen ook aan een Theologische School wetenschappelijk onderwezen behoort te worden en in ons vaderland metterdaad wetenschappelijk onderwezen wordt, ik behoef ei; , niet; verder over te spreken.

Het is roeping en plicht van een Universiteit heel de wetenschap te trekken binnen haax bereik. Een Universiteit wil de wetenschap ook voor het nut, dat ze sticht, m'aar toch' ook' om haar zelf, en daarin blijft ze van alle school, die vooral de praktijk wil dienen onderscheiden.

Men versta dit niet mis. Diat wil niet zeggen, dat er b.v. aan een veeartsenijschool niet wetenschappelijk kail worden gearbeid om dè wetenschap vooruit te brengen en het wil zeker niet zeggen, dat er niet wetenschappelijk m'oet worden onderwezen. Ma, ar het zegt wel, dat een dergelijke Hoogesöhiool haar taak als geëindigd kan beschouwen, als ze goede veeartsen kweekt, dat ze bij de methode en inrichting van het onderwijs daarop vooral heeft te letten, terwijl een Universiteit haar taak op zulk een wijze volbrengend zicht in geen geval gereed m'a, g achten, maar ook om, ' niet te zeggen in do eerste plaats heeft te trachten de wetenschap vooruit te brengen. Of dat nu praktisch zooveel verschil zal maken, h'angt van allerlei omstandigheden af. Het hangt af van de personen der hoogleer^ren on de omstandigheden "waaronder ze werken. Dat neemt niet weg, dat doel en taak van een Akademio toch historisch en theoretisch aldus zijn te omschrijven en dat ieder, die aan een Universiteit arbeidt, er mee te rekenen heeft. Dat alles geldt ook de Theologie.

Daarbij komt nog iets. Het schoone van een Universiteit is, dat ze de eenheid der wetenschap poogt té handhaven en reeds door haar naam en inrichting te kennen geeft, dat de onderscheiden wetenschappen met elkander samenhangen. Praktisch beteekent dat, dat j'uigt aan een Universiteit overleg k; m worden gepleegd en gemakkelijk' de een met den ander kan samenspreken. Men denke daarover niet gering. Mij persoonlijk treft het telkens weer, hoe vaak ik er behoefte aan heb eens te raadplegen collega's uit andere faculteiten, terwijl ook anderen soms mij de eer aan doen wie een kwestie ter toetsing voor te leggen. Bij dat oVerleg k; m zeker de Theologie niet worden gemist. Allerminst bij ons • Gereformeerden, die aan de openbaring Gods gezag toekennen over eiken levenskring en in de Theologie de wetenschap zien van de geopenbaarde kennisse Gods. Daarom kan en mag "de Theologie uit het Universitaire verband niet worden losgemaakt. Het zou in strijd zijn niet het karakter van de Theologie als wetenschap en - op schade uitloopen voor die wetenschap zelf. De Theologische Faculteit heeft een faculteit te zijn als alle andere, vrij in haar bewegingen en slechts daarin belemmerd, voorzoover ze dat in overeenstemming met haar aard en karakter zelf begeert. Het zijn deze gedachten, die bij de stichting van de Vrije Universiteit hebben voorgezeten, en die ook belichaamd zijn in de statuten van de Vereen. V. H. O', op Geref. Grondslag, als het daar heet in Art. 3, dat de Vereeniging onder geenerlei voorwaarden geld lUiiag aanvaarden of overeenkomsten aangaan, die h^arof 'haar scholen afhankelijk maken

van een Luiten haar staand gezag, tenzij zulk een overeenkomst aan een bepaalden termijn is gebonden of opzegbaar is. Een regeling, waarbij de Theologische Faculteit zou worden opgelost in de Theologische School, die van de kerken uitgaat, is dan ook op grond van deze statuten onmogelijk on naar het ons wil voorkomen terecht, omdat daarmee het wezen der Vrije Universiteit, het beginsel, waarvan ze uitgaat, ? ou worden verzaakt. Het zou beteekenen opheffing van de Theologische Faculteit. En daarover valt niet te praten, als men overtuigd is, dat ook, ja niet het minst de Theologie, behoct tot de in eigen kring souvereine wetenschap.

Misschien kon ik hiermee eindigen. Toch nog één opmerking. Stel eens, dat toch in strijd met hol zoo juist besprokene de Theologische, Faculteit werd afgeschaft en de Theologische School in de Universiteit geïncorporeerd, zou ze dan niet praktisch den dienst van een faculteit kunnen doen, zou dat zooveel schade beteekenen? Ik meen ook om praktische redenen, dat dit niet aanbevelenswaardig is. Niet omdat aan de Theologische School niet wetenschappelijk onderwijs gegeven wordt of dergelijke redenen. Maar omdat het onmiddellijk van invloed zou zijn op de positie van de Theologische Faculteit in het Universitaire geheel. Men weet, dat dergelijke toestanden bestaan. Zoo staat feitelijk te Princeton het Presbyteriaansche Seminarie naast de Universiteit. Zoo staat de Theologische Facnlteit vroeger te Montauban, nu. te Montpellier op zichzelf. Toen ik daar tijdens de Bijbelconferentie in 1911 eens m'et Prof. Arnal, hoog'leeraar aan die Faculteit, over sprak, deelde hij me mee, dat wel altijd vastgehouden werd, dat Montauban behoorde bij Toulouse, maar feitelijk kwam het op niets neer. We weten, hoe de Protestantsche Theologische Faculteit te Weenen moeite heeft gedaan om toch in de Universiteit te worden opgenomen.

Misschien zegt men, dat alles beteekent weinig, want er zou toch een middel te vinden zijn, dat de hoogleeraren aan de Theologische School gelijk stonden met de hoogleeraren in de andere faculteiten. Inderdaad? Ik betwijfel het, ik ben van oordeel, dat de andere wijze, vpaarop ze zouden wor den benoemd en gesalarieerd, de andere wijze Ya.n toezicht, enz., direkt van invloed zou zijn op liun positie en op die van de faculteit. Men ziet het aan de kerkelijke, hoogleeraren aan de Rijks Universiteiten, ja men ziet het aan de Vrije Universiteit zelf. De Vrije Universiteit heeft uit vrijen aandrang, door niemand gedwongen, aan de Regeeriirg aanwijzing aangevraagd volgens de Hoogjer Onderwijswet van 1905. Daar vloeide uit voort, ' dat de Theologische Hoogleeraren niet meer mee m'< > dhten oordoelen over de promoties in andere faculteiten, een maatregel, die ik op zichzelf goed acht, in verband met de volledige vrijheid, die de Theologische Faculteit er door behield. Maar wat heeft men nu? Dat de Theologische Hoogleeraren feitelijk voor spek en boonen meedoen bij de promoties in andere faculteiten en dat is een der redenen geweest - er waren ook andere - waarom ze natuurlijk wegblijven. Toch deze kleinigheid leert al, hoe een uitzonderingspositie van een faculteit terstond gevolgen heeft.

Ik zou nu aan het tweede deel van mijn artikel n^oeten heginnen. Maar daar het te lang zO'U worden, breek ik hier af. Daar het tweede deel van geheel anderen aard is als dit eerste stuk, behoeft en zal bet misschien niet dadelijk in het volgend nummer verschijnen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1922

De Reformatie | 6 Pagina's

OM DE VRIJE UNIVERSITEIT.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1922

De Reformatie | 6 Pagina's