Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STEMMEN UIT ONZE KERKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STEMMEN UIT ONZE KERKEN.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Redactie,

Onderstaand schrijven werd door mij onder den titel: „Bedenkelijke voorlichting en leiding" en gedagteekend 10 dezer, toegezonden aan de Redactie van het „Gereformeerd Jongelingsblad", met verzoek tot plaatsing.

Zonder dat redenen daarvoor werden opgegeven werd aan mijn verzoek niet voldaan. Wel berichtte mij. de Redactie, dat harerzijds nog' meer artikelen over de N. C. S. V. zullen volgen. ,

Afgezien van het feit, dat dit 'uit het door mij gewraakte artikel: „De, N. C. S. V." op geenerlei wijze was op te maken — iiitegendeel! - ^ mijn. stuk gaat, gelijk U aiet, niet over de N. C. S. V.-kwestie als zoodanig, . maar richt zich alleen tegen de m.i. bedenkelijke voorlicbtinig en leiding, welke, naar ik op een tweetal voorbeelden aantoonde, door de Redactie van het „Geref. Jong.blad" aan onze jongelingschap gegeven wordt, en die in het belang eener gezonde ontwikkeling van ons Gereformeerde leven, eens openlijk meende te moeten laken.

Aangezien uw blad aan zijn kop uitspreekt, dat het een weekblad wil zijn „tot ontwikkeling: van het Gereformeerde leven", vertrouw ik, dat mijn ingezonden stuk in uw kolommen wel een plaats zal ontvangen.

Indien ook dit er toe mag medewerken, dat reeds de vervolgst'ukken van het „Geref. Jong.blad" over de N. C. S. V. blijken geven van een andere en betere wijze van voorlichten en leiden, zal ik de moeite, welke ik mij getroostte, ruimschoots beloond achten.

„Naar aanleiding van een paar artikelen, die mijn aandacht trokken in de nos 33 en 34 van het ^, Gereformeerd Jongelingsblad", acht ik mij geix> epen plaats te verzoeken voo/ enkele opmerkingen in üw Bondsorgaan.

Ik bedoel de recensie, in het nammer van 14 April j.l. gewijd aan de Proeve van Uitbreiding van de „E enige Gezangen" mèt het stukje, dat daaraan in het nummer van 21 April nog werd toegevoegd, èn het aj-tikel: De' N. C. S. V. in datzelfde nummer 34.

Om mogelijk misverstand reeds bij voorbaat af te snijden, b^gin ik met de verklaring, dat ik op het p e r s o o n 1 ij k element in beide eerstgenoemde stukjes in het geheel niet wensoh in te gaan. Evenmin wil ik ten genoegen van den recensent of de lezers van tiw blad een pleidooi gaan voeren ten betooge, dat ik wèl het vertro'uwen van ons Gereformeerde volk ten volle waardig, ben eri geniet, en dat het dus geen taktische fo'ut was ook den naam van Dr G. aan de Proeve van Uitbreiding te verbinden. Ik lean mijn tijd waarlijk wel beter gebruiken dan voor zoo iets. Ttoüwens bij eenig nadenken , zal het den lezers van •uw recensie duidelijk izijn geworden, dat men nu eenmaal niet tot voorzitter nog wel gekozen wordt van een kri-ng, waarin iz'ulke ook naar het oordeel van uw recensent voortreffelijke, Gereformeerde mannen leidende figturen gijn, tenzij men ook door dezen, zooal niet. het „meest", dan toch minstens alleszins „geschikt" wordt geacht, om voor de gemeenschappelijke zaak „sympathie te winnen in de verschillende kringen van het Gereformeerde volk". Eindelijk is het ook niet mijn bedoeling om hier de zaak van het N.-Test. Kerklied te gaan bepleiten of de N. C. S. V.-kwestie als zoodanig te gaan behandelen.

De strekking vari mijn schrijven is een gansch andere. Het wil mij n.l. voorkomen, dat in de drie genoemde .artikelen een wijze van voorlichten en leiding geven aan den dag treedt, die altijd, maar in, zonderheid wanneer het onze Gereformeerde jongelingschap geldt, op zijn zachtst uitgedrukt bedenkelijk moet heeten, en openlijk gewraakt behoort te worden door wien, gelijk mij, het waarachtitg geestelijk en zedelijk welzijn onzer jongelingen ter harte gaat.

Doch ter zake! In de bewuste recensie wijst de beoordeelaar — ik meen in den ongenoemden schrijver van alle drie de gewraakte stukjes den Redacteur van uw blad te herkennen — er volkomen terecht öp, dat een zaak als die der uitbreiding van onze Eenige Gezangen dient te worden aanbevolen uitsluitend door mannen, die krachtens h'un onbetwist Gereformeerd vei-leden bij het Gereformeerde violk het volste Vertrouwen hebben. Zulte namen ontbreken dan ook niet. De heer Johs van den Berg, Ds. Huismans, Prof. Lindeboom b.v. zijn er de gelukkige dragers van. Maar dan volgt er onmiddellijk: „Minder tactisch was het, dunkt ons, de exemplaren te laten teekenen door Ds Geelkerken, die eenigo bekendheid kreeg in den penaestrijd: Ds Geelkerken—Prof. Ridderbos, waarbij het Gereformeerde volk in zijn groote meerderheid achter Prof. Ridderbos stond, terwijl Ds geelkerken tegenover de Synode der Gereformeerde Kerken positie nam. Den naam van Ds G. herinnert men zich ook uit Ket geschil met de redactie van de „Friesche Kerkbode". Ds - G., die voor de Alg. Chr. J. V. en voor de N. C. S. V.-kring optreedt, achten wij jiiet het meest geschikt om voor deze zaak sympathie te winnen in de verschillende kringen van het Gereformeerde volk." En nadat aoo Dr G. aan de lezers is voorgesteld en als minder „geschikt" is getaxeerd, volgt dan, weer onmiddellijk, deze slot-tirade: .„Men vergete niet, dat wat op terugvallen naar alg. Chr. standpunt, op fusie, op verflauwing der grenzen, op ethisch geknutsel lijkt, „den Gereformeerden ^een gruwel" is-Enz."

Deze wijze van voorlichting nu lijkt mij' bedenkelijk. En de geestelijk-zedelijke leiding, welke hier aan onze jongelingen gegeven wordt, niet minder.

Dat de penaestrijd: Dr' G.—Prof. R., — waarbij menigeen, die eerst zoo hoog van den toren blies, plotseling .ziweeg als het graf, nadat Dr G. zijn verweerschrift: Om het Getuigenis had gepubliceerd —, een einde nam, omdat Prof. R., hoe ook uitgedaagd om zijn zware aanklachten tegen' Dr G. langs den kerkelijken weg in te dienen óf ope|ilijk terug: te nemen, geen van beide deed, maar niets meer van zich hooren liet, weet Ds Vonkenberg natuurlijk, maar hij verklaart alleen'^ dat het Gereformeerde volk in zijn groote meerderheid achter Prof., R. stond. Nu daai.-gelaten, of deze bewering juist is, — die toch niemand behoeft te aanvaarden alleen omdat Ds V.' het zegt — waar blijft hier het Christelijke, het Gereformeerde beginsel, dat wat waar is en recht nu eenmaal niet wordt uitgemaakt bij meerderheid van stemmen?

Dat het geschil met Ds v. d. Meulen in der minne werd bijgelegd, na de verklaring van Ds v. d. M., dat hij „de bedoeling niet heeft gehad .... om naar aanleiding van het adres der predikanten. Brussaard en Geelkerken, aan de Generale Synode in zijn stukje in het „Friesch Kerkblad" van 13 Aujgiustus 1920, getiteld „Afschuwelijk misverstand? " te zeggen, dat de beide broeders aan de , zijde van Ds Netelenbos zich stelden, hetgeen ook in hun schrijven aan de Syniode niet te lezen valt", is Ds V. natuurlijk ook bekend. Het heeft ten minste destijds uitvoerig in al onze kerkelijke Maden ges'taan. Evenwel, hij memoreert alleen: „Ds G. herinnert men zich ook !uit het geschil met de redactie van de „Friesche Kerkbode".

Dat behalve Dr. G. ook vele andere Gereformeerden, waaronder van onze eerste voormannen op kerkelijk, sociaal en politiek gebied, optreden in niet specifiek-Gereformeerde kringen, en dat dit, hoezeer Ds V. persoonlijk wellicht een, ergernis, niettemin dazen mannen in geen enkel opzicht „het volste vertrouwen" van het Gereformeerde volk rooft, is Ds V. al evenzeer welliekend. Edoch, in zijn recensie niet van liederen, maar van personen, spreekt hij alleen van „Ds G., die voor de Alg, . Chr. J. V. en voor de N. C. S. V.-kring optreedt".

Het zij mij veroorloofd, in alle bescheidenheid op te merken, wat hier en daar ook wel „eenige bekendheid" heeft, dat Dr G. iemand is^ die zich ook wel eens inliet met psychologische studiën. In deze kwaliteit veroorlooft hij .zich bij dezen, er in het openbaar zich ' eens rekenschap van te geven, wat wel de psychologische gevolgen moeten zijn in de ziel der Gereformeerde jongelingschap van een voorlichting en leiding als haai' hier gegeven wordt.

Zeker, Ds V. Wacht zich wel om met zooveel woorden neer te schrijven, dat Dir G. op grond van al hetgeen, waardoor hij. volg!ens Ds V-„eenige bekendheid kreeg", niet bogen kan op een smetteloos Gereformeerd verleden. Ook kan geen enkel lezer uit wlat Ds V. neerschrijft over „terugvallen naar alg. Chr. standpunt", „fusie", „verflauwing der grepzen", „ethisch geknutsel" bewijzen, dat dit slaat op Dr O. Ds V. heeft dit ook ongetwijfeld geenszins bedoeld; vgeenszins bedoeld. Dr G. verdacht te maken als iemand, die het volste vertrouwen van ons Gereformeerde volk niet verdient. Immers had Ds V. deze opinie omtrent Dr G., dan zou hij niet mogen volstaan met bedekte zinspelingen, maar Dr G. openlijk moeten bestrijden en kerkelijk aanklagen. Evenwel, ieder, die ook maar iets weet van de psychologische wietten der associatie van voorstellingen en begr-ippten in den menschelijiken geest envan de werking der sentimenten ia de massa, in een groep, ziet onmiddellijk ia, hoezeer door eea wijze al& waarop hier Ds V. dea persoon van Dr G. ter sprake brengt, wantrouwen en verdenkiag tegea Dr G. bij oaze joagelingen moet worden gewekt of gevoed.

Dit wordt nu bovendien treffend bevestigd door het geval met dea „trouwea ea ijverigea boadsvriend uit Overtooai", die blijkeas een mededeeiing ia ao. 34 vaa het Geref. Joag. blad Dis V. opzocht ea diens aandacht er op vestigde, dat naar zijn oordeel bovengeaoemde 'recensie „aaaleiding zou kuaaea gevea tot het vestigea vaa eea z.i. oaverdieaden iadruk omtrent Dr G."

Dan, wat doet au Ds V.? Schrikt hij vaa de gevolgen die zija zielkuadig-oadoordacht schrijVea zou kuaaea hebben? Haast hVj zich om oadubbelziaaig ea oaoai-Woadea zich aader te verklarea en elke verkeerde gevolgtrekking, welke uit zijn woordea zou kuanea worden gemaakt, zooveel hem aiaar m'ogelijk is, af te saijden ?

In geeaen deele. Hij bepaalt zich tot de aiets-zeggeade verklariag: „wij stellen er prijs opi, eea mogelijk verkeerdea indruk" — let wel! niet: een m o gel ijk e a, ver keerde a indruk, maar: eea m o g e 1 ij k v e r-k o e r d e a iadruk — „Weg te aemen, door aog eeas opzettelijk te verklarea, dat wij aiet aaders bedoelden, daa wij meeaea te hebben geschrevea. Een aaamerking haddea wij, die de taktiek betrof. Alle verdere conclusies latea wij. voor rekeaing vaa wie ze, na deze mededeeliag aog zou willea trekkea." — Zeiden 'we te veel, toea wij een dergelijke voorlichtiag ea leidiag oazer joageliagea bedeakelijk aoemdea? Inderdaad, zij mage t a k t i s c h zijii, o a b e d e n k e 1 ij' k is deze taktiek daa zeker aiet. Integeadeel!

In hetzelfde auamier 34, waarin de toelichtingl (? ) zijner receasie voorkomt, vrijdt Ds V. ook eea artikel aaa de N. C. |S. V. Ea ook hier treffea wij' vigeer 'dezelfde, bedeakelijke voorlichtiag ea leiding oazer Gereformeerde Jongelingschap aan.

Er blijkt herhaaldelijk te 'zijn gevraagd: „laat het Bondsoiigaan de zaak van de N. O. S. 'V. nu eens niet ia eea paar zinsaedea behandelea, maar-het geschiede breedvoerig"'. Welau, dit zal daa nu gebeuren efi afgedrukt w^ordt eea "R a p p' or t i a - zake de N. C. S. V. aaa de Cilassis Dökkum, door deze aaag eaomea op hare ver gad e-r i a g vaa.... 1 Mei 1919.

Nu weet elk ter zake kuadige — ea vermoedelijk dus ook Ds V'., die immers de zaak der N. C. S. Y. „breedvoerig" ia zijn, blad voor onze joageliagea gaat , , b ehaadel ea" •— dat dit rapipbrt aaa dë Classis Dokkuai indertijd geleid heeft tot een bezvpfaar dier Classis tea opzichte der N. Q. S. V., dat door de Particuliere Syaode vaa Frieslaad (N.G.) met hare iustemmiag is doorgezoadea aaar de Geaerale Syaode vaa Leeuwardea. Daar is het tegelijk met eea voorstel vaa de Classis Harderwijk ia haadea gtesteld van eea commissie, die echter ia haar rapport aan de Geaerale Syaode, dat geleid heeft tot het befceade Leeuwarder besluit iazake de N. C. S. V., als haar oordeel heeft uitgesprokea, „dat de Syaode het voorstel van Harderwijk ea het voorstel der Particuliere Synode vaa Frieslaad (N.) terzijde mo.e(s)t legg.ea". (Ik spatiëer; zie Acta Leeuwardea, Bijilag!e XW, blz. 194). Er is toea wel beslotea, dat de Synode dit terzij|de leggen aiet met zooveel woordea ia haar besluit zou uitspreken, maar aiemaad mag toch zeker dea iadruk wekkeu als ware het rapport der Classis Dokkum nu h e t stuk, dat inlicht over de 'N. C. S. V.

Dit mag te miader aa de critiek, ysielke o.a. Prof. Dr H. H. K'uyper in „De HeraJut" (aos 2252—2258; 20 Maart—l Mei 1921) op het toesluit der Leeuwarder Syaode iazake de N. C. S. V. heeft geoefend; en aa hetgeea b.v. Pi-of. MrA. Aaem'a in 'zij'a tea'vorigea jare verscheaea brochure: Oaze tijld en onze roep iag te dezer zake heeft opgemerkt en waaruit ik mij veroorloof jhier eea drietal, veelzegigeade aanhalingea te doea. Aaogaande de „Heraut"-artikelea vaa , Prof. K. .zegt Prof. Anema dit: „het is de echt gereformeerde giCest op zijn allerbest, die er ia" spreekt. 'Wie zich vaa dien igpest weet te doordrinjgea, voelt zich aaa alle positief-Christelijke richtingen verwant en voelt bovendien, hoe hij rijker is dan ziji allen door een meerder, zuiverder en dieper gegrondvest geestelijk bezit." Aangaande de N. G. S. "V. dit: „Zij' is geen strijjdvereeniging, noch een vereeaiging voor stelselmatigen en du'urzamea opboiuw, maar voor evangelisatie" en propagaada ouder de studentea ea als _zoodaaig heeft zi| izoio enorm veel goeds tot staad gebracht, dat mea zich Wel tieamaal moet bedeafcea, alvoreas mea haar dea voet dwars zet. Onze Syaode heeft dit vele goede daa ook gjulweg ea gaarae erkead en die erkenniag zelfs, aaar ik meea, vooropgesteld. Ik voor mi| acht daa ook, dat eea vereeaigiag als de N. Ci. S. V. als zoedaaig vaa onze zijüe steua ea hulp verdieat Zooals thaas de omschrijiving luidt vaa het doel der vereeaiging kaa, aaar mij wil voorkomea, elk gereformeerde daaraaa gerust meewerkea." En aaagaaade de taak van wie ouder oas leidiag „heeft "te gevea, dit: „Mea moét niet vergetea, dat oaze studentea straks de volksleiders ' wordeii ia onze groep, ea dat aiet eukel de zuivere opbouw aaar bianea, maar niet raiuder het oefeaen vaa christelijkea iavloed aaai' buiten ea de saamwerking met andere christelijke richtiag'ea op allerlei niet-kerkelijk gebied hua taak zal zijn" (Oaze tijki ea oaze roepiag, blz. 62—64).

Natuurlijk mag veroadersteld wordea, dat dit alles bij Ds V. „eeaige bekeadheid" heeft. Maar hoe dan te oordeelea over eea wij'ze vaa voorlichting en leidiag oazer joageliagea, die desgevraagd zegt niet in een paar zinsaedea, maar breedvoerig, 'de zaak der N. C. S. V. voor hea te zullea gaaa behaadelea; dan alleea maar eea oud rapp'ort vaa eea of aadere classis voor hen opdischt, over al hetgteea verder en later terzake is gebeurd, gezegd ea geschreven volstrekt zwijgt, ea aa opname vaa dat ééue, ontoereikeade stuik rustig eiadigt met de slotopmerkiug: „Boadsmakkers, bestudeert dit stuk eeas erastig. Ge weet dan, waarom het in dit geding gaat. Dan, zijt gij gewapead."

Nog, eeas: is het te sterk gesprokea, waimeer mea zulk eea voorlichtiag ea leiding bedeakelijk aoemt? Is het aiet dure plicht, hier eeas oip'ealijk tegeu op. te komea?

Met dauk voor de plaatsiagl.

Amsterdam, 19 Mei 1922.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

STEMMEN UIT ONZE KERKEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's