Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

door J. C. RULLMANN.

XLVIII.

45. Het vergrijp der zeventien Ouderlingen. Memorie van den Amsterdamschen Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde Gemeente, inzake het adres van de H.H. G. H. K'uiper c.s. voor den Kerkeraad gesteld. Amsterdam. H. De Hoogh & Co. 1872.

Zeventien ouderlingen waren tegen het Modernisme iri verzet gekomen. Moderne gemeenteleden, meer dan duizend in getal, hadden veroordeeling van deze ouderlingen geëischt. De Kerkeraad stond hen te woord in een uitgewerkte memorie, waarvan de concipiëering aan Dr Ruyper was opgedragen.

Dr Ruyper was opgedragen. De leidende gedachte van het adres des heeren G. H. Kuiper c.s. tegen de daad van de heeren Feringa c.s. volgende, vindt Dr Kuypcr hier de klacht, dat de zeventien ooiderlingen schuldig staan aan een tienvoudig vergrijp:

Aan de Traditie, beide van Vaderland (i) en Kerkeraad (^); Aan het Beginsel, beide in. S t a a t (*) en Kerk C) geëischt; A an de Gemeente, ' door miskenning van het Ambt (^ en '); door misbruik van het haar Heilige (*); donr lastering van haar Voorgangers ('); door vérbreking van haar R u s t (') en Rechte(¹°).

Deze reeks van beschuldigingen, uit het slecht gesteld adres opgezameld, wordt hier nu door Dr Kuyper ontzenuwd.

Den zeventien ouderlingen was verweten, dat zij ontrouw waren geworden aan de traditiën van den kerkeraad, jarenlang een toonbeeld van verdraagziaamheid. Maar het schoon verleden, waarmede deze „onverdraagizamen" gebroken hebben, verandert hier bij het licht van officiëele stukkeri, in den bloeitijd van de dwingelandij der liberalen, wier onverdraagzaamheid, minachting en kleingeestige tegenwerking tal, van jaren volgehouden tegenover mannen, nu nog door de gemeente gelieid, hier .aonder sparen uit de acten worden aan het licht gebracht en tentoongesteld.

Wat de ouderlingen deden, was evenmin, aooals beweerd werd, een aanranding van de gewetensvrijheid van andersdenkenden, maar eenvoudig een ontkenning van het bestaansrecht van een moderne overtuiging in de Kerk van Christus.

De onthouding, waartoe de ouderlingen zich genoopt voelden, was ook geen miskenning van hun ambtsroeping; daar de bijwoning van doops-en avondmaalsbediening slechts door usantie geregeld; dooir geen kerkelijke wet bevolen was.

Geen lastering van de voorgangers was het, als zij beweerden, dat de moderne predikanten, tegenover de aangegane verbintenis hun ambt slechts behouden konden door huji gevoel van eerlijkheid en der taal geweld aan te doen. De Kerkeraad deelt deze beschouwing.

't Was ook geen daad, gepleegd in strijd met 's Heeïen 'Geest, daar Christus nooit een liefde zonder grens en vo'rm, die alles goedkeurt, heeft gepredikt.

Evenmin kan hun een misdadige rustverstoring ten laste worden gelegd; want indien al hun ernstig, waardig schrijven uit valsche rust kon doen opschrikljen, toch is geen verstoring van ware rust door hen bedoeld, geen muitende w^oeling uitgelokt.

En tegenover het verwijt, dat hun daad een verkorting van het recht der gemeente zou zijn, kon met meer grond beweerd worden, dat het verlies een handhaving Y3J1 het recht der gemeenschap is, wanneer de eisch wordt gesteld, dat aan bestrijders van het historisch Christendom geen lidmaatschap wordt verleend.

Bij dit alles wordt aan het slot de herinnering niet verzuimd, dat, indien de liberalen zich nu op hun beurt zagen uitgesloten van het bestuur der gemeente en haar instellingen, dit niet geschiedde onder de leus van: „Gelijk recht aan alle richtingen in de Kerk", maar door een Kerkeraad, die de historische lijn weer had opgevat, de positieve belijdenis van Christus naar de Schrift weer tot richtsnoer koos, en eerlijk en openlijk zijn beginselen in practijk bracht, met wettig gebruik van de heerschende reglementen.

De aftrek detzer Memorie, door den druk algemeen verkrijgbaar gesteld, was zóó groot, dat reeds binnen enkele maanden een tweede Uitgave verscheen.

Geen wonder! Zelfs moderne Kerkeraadsleden, die woedend waren over den inhoud, moesten Dr Kuyper toch de eere geven, een meesterstuk te hebben gelaverd, dat blijvende waarde behield voor de archieven van den kerkeraad. En Dr Bronsveld, ofschooai bevreesd voor het gevaar, dat men een welbehagen zou krijgen in, „vleeschelijke wapenen", kon toch niet nalaten in zijn Octoberfcconiek te schrijven:

Dr Kuyper, wiens pink dikker is dan zeer veler lendenen, en wiens werlïzaamheid aan 't ongelooflylie grenst, heeft onze polemische letterkunde verrijkt met een lijvige liochure, de reeds door velen gelezen „Memorie van den Amsterdamschen Kerkeraad der Na'ierduitsch-Hervormde Gemeente, in zake het adres van de H. H. G. Kuyper c. s.". Uit een letterkundig oogpunt beschouwd, stellen wij „Het Vergrijp der Zeventien Ouderiingan" boven „de Fata Morgana". De kracht werd hier geen gewrongenheid, de natuur week hier niet zoo vaak voor iets gcinaakts en gezochts. Wü hebben hier een pleidooi, een pamflet in den gunstigen zin van het woord. Kennelijk con amore gesteld, meet het de maat der adressanten boordevol; het spaart niets; het vergeet niets; het doodt niet slechts den tegenstander, maar het begraaft, het bedelJt hem onder het wicht van argumenten. Tintelend van geest, overvloeiend van geleerdheid, tweesnijdend door zijn sarcasme, bereidt bet allen vrienden van onze letterkunde een groot genot. Stemmen voor W, aarheid en Vrede, 1872, blz. 1150.

Groen van Prins terer verwees voor de levensvraag der Kerk naar de Officiëele Bescheiden over de kwestie van aanneming to^t lidmaat in verband met de Memorie van den Kerkeraad over Het Vergrijp der Zeventien ouderlingen, en schreef daarvan:

Lezing en overdenking dezer Opstellen, met uitnemendi? klaarheid en kracht geredigeerd, over een onderwerp, dat den hartader der kerkelgke pligtsbetraohting betreft, mag in het gelieele Vaderland door niet één kerkeraidslid worden verzuimd.

Voor de reglementaire willekeur van de Synodale Commissie, nu zü het non plusl ultra van a n t i-conlesaionelen onzin bereidt heeft, zal de .-V-nster-damsche Kerkeraad niet zwichten. Haar non possumus zal weerklank vinden in het Land. Ned. Ged. 16 Oct, 1S72, blz. 362.

Dr. Hoedemaker daarentegen schreef toen reeds aan Dr Kuyper:

Gij hebt een schitterend pleidooi geleverd.... Ik ga op dezen weg nog niet mede. Tegenover onrecht stel ik geen willekeui, maar recht..; . Het Trojaansche paard is nu binnengehaald. Wü spreken elkander nader. () p e n Briei: aan Dr Kuyper, 1886, blz. 19. Zie verder: De Vereeniging, Chr. Stemmen, deel XXVII, TJIZ. 389 en 493. Ook De Standaard, zondagsnummer van 11-December 1872.

De geschiedenis van „het vergrijp der - .zeventien ouderlingen" verhaalde ik in De Strijd v'oor Kerkherstel, blz. 174 w.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1922

De Reformatie | 4 Pagina's

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1922

De Reformatie | 4 Pagina's