Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het genieten van muziek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het genieten van muziek.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Misschien kan het zijn nut hebben ook over dit onderwerp' in deze rubriek eens te sprék'en. Het is zoo jammer, dat er maar zo'O weinig menschen zijn, die de taal der muziek verstaan in al haar fijne nuances. De meesten missen zelfs het vermogen een betréldcelijk eenvoudige kompositie volkomen te doorleven, en na te voelen, wat er in den komponist omjging toen deze muziek in hem' geboren werd. Jammer van de velen, die dat genot missen, en — er maar al te spoedig in berusten als in een noodlot!

Dat laatste is vooral het treurigste, want ik geloof, dat velen door een voorbarig berusten in hun niet-muzikaal-zijn zichzelf den toegang tot het heiligdom der kunst versperd hebben. En toch — de toegang is niet voor enkele begenadigden geopend! En ook voor hèn hebben de poorten zich niet van zelf geopend. Weinigen zijn er maar, die beseffen, dat het vermogen om tauziek te verstaan en te doorleven iets is, dat eerst na moeizame voorbereiding en geduldig oefenen verkregen kan wor-

den. Nil volentibus arduum! (Niets is te moeilijk' voor ihea, die ernstig willen). Mensohen, die totaal onvatbaar zijn voor muzikaal genot, zijn er minder, dan men wel denkt.

Wij ihebiben dan ook ihet volste recht naast een zedelijke en verstandelijkte opvoeding ooik te pleiten voor een aesthetische opvoeding, een vorming en ontwikkeling van het schoonheidsgevoel. Het verdient groote waardeering, dat uit reactie tegen een eenzijdig intellectualisme in onderwijs en opvoeding, meer aandacht geschonken wordt aan het aesthetisch element. Zulk een opvoeding to't ontwikkeling van het schoonheidsbesef gaat dus reeds stilzwijgend van de onderstelling uit, dat er in ieder mensch een vatbaarheid is voor het waardeeren van het schoone, en voor een onderscheiden van wat „schoon" en „leelijk" is. Waarin deze vatbaarheid voor het schoone, deze schoonheidszin, wortelt is een vraag, die wij hier slechts zeer kort willen bespreken, omdat het in den grond een wijsgeerige vraag is.

Zij wortelt zeker niet in het lager kenvermogen van den mensdh, en het schoone wordt niet door het zinnelijk oor en oog gekend, maar alleen door den menschelijken geest. „Maar verder", zegt Bavinok in een keurig opstel „Van schooiuheid en schoonheidsleer" (Verzamelde opstellen, pag. 278), „is de schoonheidszin ook niet louter eene eigeaschap of werkzaamheid van het hooger kenvermogen, van verstand en rede: want te weten, dat iets schoon is, is nog iets anders dan het te zien, te voelen, te genieten". Er is een ontzaggelijk onderscheid tusschen den wetenschappelijken onderzoeker der „aesthetica", de leer der schoonheid en der objectieve aesthetische verschijnselen, en den schoonheids-genieter! Even groot onderscheid kan er immers biestaan tusschen den wetenschappelijken psycholoog en den echten menschenkenner, tusschen den theoloog-van-professie en den eenvoudigen vrome, die weinig begrip heeft van tlieolo^ gische problemen.

Zoo is dus het genieten van schoonheid geen hersenwerk, en dus ook weer niet alleen door studie en inspanning te verkrijgen!

Hoe is dan te verklaren, wat ik als uitgangspunt nam, — dat er maar weinig menschen zijn, die geheel onvatbaar blijken voor schoonheids-indrukken? Want ik blijf altijd nog er aan vasthouden, dat de drang naai schoonheid ons allen is ingeschapen, al vinden wij hem bij velen onherkenbaar verminkt terug, en , al kan hij bij de meesten door allerlei omstandigheden nooit tot uiting en tot ontwikkeling komen.

Ik blijf toch er aan gelooven: want is er wel ieniand onder de geestelijk-normale menschen te vinden, die met bewustheid het , , leelijke" zoekt ? Ik , geloof, dat het antwoord ontltennend moet luiden, want ook zij, die tengevolge van hun slecht ontwikkelden smaak „mooi" durven te noemen, wat een aesthetisch-fijner-voelend mensch foei-leelijk vindt, probeeren toch op hun wijze te voldoen aan hun weinig gecultiveerde schoonheidsbehoefte. Misschien komt zulk een ongecultiveerde drang naar schoonheid nergens duidelijker uit dan in de kleeding. Alle opzichtige kleur-combinaties en harlekijnsche opschik zijn de potsierlijke uitingen ervan.

De aesthetische aanleg van de meeste menschen kan verder' gebrekkig zijn: geheel afwezig is hij zoo goed als nooit. Maar veel grooter is het aantal van degenen, die zich niet de noodige inspanning willen getroosten, om tot het schoone door te dringen; het is hoofdzakelijk een kwestie van traagheid en onverschilligheid. Het schoone wil veroverd worden! De ervaxing heeft het geleerd, dat menigmaal een latent schoonheidsgevoel door toewijding en geduldig oefenen tot ontwaken gebraciit kan worden.

Ik geloof dan ook, dat hier voor de school en de opvoeding een geweldige taak gereed ligt. Het moeilijke is, dat er zooveel vijanden van het schoone zijn, die verslagen moeten worden, vóór men nog toe is aan de eigenlijke opvoeding tot schoonheid. Slordigheid en vuilheid zijn twee vijanden van het schoone, wier belemmerende werking niet onderschat mag worden. Wie met ongewasschen handen den tempel der kunst durft te naderen wordt bij den ingang onverbiddelijk geweerd.

Er zijn kinderen, bij wie het elementairste gevoel voor netheid ontbreekt. Wanneer men nu tracht van het begin af 'dit gevoel bij hen aan te kweeken (de school en de onderwijzers kunnen zich hierin niet verdienstelijk genoeg maken!) zal men hen ook beter voorbereid vinden het schoone te waardeeren. Met verstandelijken aanleg schijnt het gevoel voor orde en netheid lang niet altijd gepaard te gaan, maar met het schoonheidsgevoel, dat in den grond toch ook een gevoel voor orde en harmonie is, staat het in het allernauwste verband. Wie dus van het begin af zorg draagt voor het aankweefcen van dit elementaire gevoel, heeft een stevige basis waarop verder gebouwd kan worden.

Nu is het verder van belang nauwkeurig op te sporen, in welke richting de schoonheidszin met het meeste effect ontwikkeld kan worden. De ervaring, leert, dat er zeer veel mogelijkheden zijn, en dat een artistieke aanleg meestal ster'k eenzijdig is. Wat de scheppende kunstenaars betreft komen op dezen regel verrassende uitzonderingen voor. Bc denk' onwillekeurig aan den schilder-schrijver Jac. v. Looy, den auteur van „Jaapje", aan onzen grooten oelUst Gerard Hekking, die soms het palet grijpt en schilderen gaat. Toch is het merkwaardig op te merken, dat ook' zulke veel-zij dige kunstenaars, wanneer zij zich maar bewegen binnen de grenzen van hun eigen kunstgebied, bijna alles kunnen zeggen wat ze willen, maar het niet verder brengen dan tot stamelen in een andere branche van kunst .Maar vooral onder de passief-artistiek aangelegde naturen (hiermee bedoel ik dus degenen, die wel kunstuitingen vermogen te waardeeren en te verstaan, ook hoogstaand reproductief werk kunnen leveren, bijv. als pianist of dirigent op muzikaal gebied, maar nooit als scheppend kunstenaar voor het voetlicht treden) komt deze eenzijdigheid nog sterker naar voren. Veel menschen die weinig „gevoel" hebben, voor schilderijen, genieten wel van muziek, enz.

Nu is het de vraag, hoe het mogelijk is dezen schoonheidszin tot ontwikkeling te brengen. Is een bepaalde voorliefde, bijv. voor de muziek, gebleken, 'dan moet dit gevoel verder ontwikkeld en de smaak veredeld en verfijnd worden. Het is niet waar, dat een artistiek aangelegde natuur zich vanzelf ontwikk'elt. Hoe noodig zulk een veredeUng van het schoonheidsgevoel is, blijkt uit het feit, dat muzikaal aangelegde kinderen in het begin alle muziek waardeeren, die hun voorgezet wordt, als het maar lijkt op inüziek! Liater gaan ze zich verbiazen, met hoe weinig de - kinderhand gevuld was! In het eerste deel van Romain Holland's beroemden romian-cyclus „Jean-Christophe" lezen we, hoe de kleine Christoffel meegenomen wordt naar „een buurman, waar ze driemaal per week een muziekavond hadden". Dit gezelschap wordt dan aldus gekarakteriseerd: „Zij speelden no: ch heel zuiver noch heel maatvast, maar raakten er nooit uit en letten nauwkeurig op de teekens Zij hadden ook die gulzigheid in hun smaak', die weinig kieskeurig is opi de hoedanigheid der spijzen, als de hoeveelheid er maar is; dien flinken eetlust, die elke soort muziek' kan slikken en dat te beter als zij wat zwaiar is; — 'die 'geen Verschil taiaakt tusschen Brahms en Beethoven of in het werk van éénzelfden meester tusschen een hol concert en een meesleepende sonate, omdat zij van hetzelfde deeg zijn". Christoffel luistert apart in zijn hoekje achter de piano aandachtig, „neei^ehurkt op zijn Turk'sch, terwijl hij met zijn kleine vuile vingers de gaten in de liimen achterbiespanning van de piano grooter zat te maken". Djan merkt Rolland zoo fijn op. dat niets van wat ze speelden hem „verveelde". Nooit probieerde Christoffel ook „zijn meening een vasten vorm te geven: want hij dacht dat hij daar te 'klein voor was en er niets geen verstand van Ihad", en nooit was de muziek „onprettig". En deze Christoffel, die hier aandachtig luistert naar deze na-ieder-stuk-bier-slurpende muzikanten, is een genie in den dop!

Ik hoop dus te hebben aangetoond, hoe mijn eenigszins paradoxaal klinkende stelhng, dat maar weinig menschen totaal onvatbaar zijn VOOT schoonheid en kunst, inderdaad op goede gronden rust, en dat het niet-kunnen-genieten van muziek' vaak voortkomt uit gerinige ontwikkeling van het niuzifcaal gevoel, — schuld van eigen traagheid en onwil, of helaas noodzakelijk gevolg van ongunstige levensomstandigheden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Het genieten van muziek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1922

De Reformatie | 8 Pagina's