Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EUYPER-BIBLIOGRAFIE.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

door J. C. RULLMANN.

LX.

In Mei 1877 uit het buitenland terug, vroeg hij ons Christenvolk met broederlijken aandrang:

Oefent nog eenig geduld met den door Gods genade herstellenden kranke, en verge niemand dat ik, met de les van het verleden voor oogen, meer doen zal dan ik kan. Zondagsblad 27 Mei 1877.

In het Zondagsblad zette hij de artikelenreeks over Eens Christens Geloften niet meer voort. Maar wel begon hij 17 Maart 1878 in De Heraut een Bijbelstudie over de Volmaakbaarheid, waarin hij, de dwaling der Perfectionisten bestrijdende, met diepe smlart erkende in zijn opvatting van de Brightonbeweging te hebben misgetast. Daarvan schreef hij:

Er lag iets betooverends in zoo machtige gebeurtenis, heerhjk naar het scheen contrasteerend met de materiëele en ongoddelijke drijvingen onzer eeuw.

En dit alles gehuld in den uitnemenden vorm, iwaarin de Engelsche Christen zich beweegt, en dieper gehuld nog in het kleed van den vreemde, dat zoo menige wonde voor het oog pleegt te bedekken, had metterdaad ten gevolge, dat de misleiding volkomen W£IS.

Toch werd, gelijk altijd, zoo ook hier het oawezenlijke eerlang van het ware geschift door de feiten, die straks door den Heiligen Geest vertolkt, een schifting brachten ook in de zielen.

Men weet wat aan Smith zelf overkwam. Men weet ook hoe de godzaligsten in Engeland zich spoedig afkeerden. Men weet ook hoe er allengs geruchten van booize leer gingen loopen, die eerst schtul waren gehouden. Men weet ook hoe zelfs ten onzent een zondig mensch, als ieder onzer, zich zooverre vergat van openlijk aan zijn toehoorders te vragen: „Wie uwer overtuigt mij van zonden!"

Natuurlijk, toen was het uit. .En toen nu bijna overal gebeurde, wat men ook ten onzent zag, dat de onvaste geesten, de synergistische lieden, de Arminiaansche fanatieken en de vijanden van een dieperen gang, zich almeer van dezen stroom meester maakten, toonden dat ze er zich in thuis voelden en allerwegen in al grover geestelijke extra-vagantiën uitspatten, toen Inoest het licht der waarheid ook voor deze droeve verschijning wel opgaan en kon het niet anders, of de echte zonen van ons Nederlandsch-Calvinistisch, d.i. diep-emstig geestelijk leven, moesten wel, voor zoover ze op deze wateren waren afgedreven, tot de beschamende belijdenis komen, dat ze zich èn intellectueel èn, wat erger is, in geestelijken zin, bij de beoordeeling van deze verschijning vergist hadden, en wel met een vergissing, die, verre van onschuldig te zijn, veeleer leiden moest tot inkeer en mannelijke belijdenis van schuld.

' Van die pijnlijke taak kwijt zich hiermee ook de steller dezer voorstukken, en hiji te eer en te onomwondener, naarmate door hem juist in te wijder kring de hope gewekt is, dat miet dit ritselen van den wind des daags het suisen des Geestes zou komen.

In hoeverre de hooggaande overspanning van het zen'uwleven, die kort daarop in zoo ernstige krankheid uitbrali: , meê bij de verklaring van deze mistasting in rekening mag komen, sta aan de geestelijken onder Gods kinderen, sta bovenal aan den Kenner van lijf en ziel beide ter beoordeeling.

Misschien mag ook gezegd, dat het gebrekkige onzer theologische opleiding, die beter thuis maakt in de doolpaden der critiek dan in den doolhof van het geestelijk leven, aan zulk een mistasting blootstelt.

Maar wat ook ter verzachting strekke, dit alles neemt het feit niet wegl, dat hier voedsel Was geworpen in een vuur, dat ten deele uit ongoddelijke spranken opgloorde, en hierover schuld te belijden, acht schrijver dezes, niet slechts zijn plicht, maar ook zoet.

Wel raag hij voor 'God en m'enschen verklaren: destijds zich geen ding bewust te zijn geweest en naar de toen hem ten dienste staande kennis, oprecht en met ongeveinsde geestdrift gesproken te hebben.

Maar ook hier moet vastgehouden aan het „indien mijn hart mij niet veroordeelt, daarom ben ik nog niet onschuldig, want God is meerder dan mijn hart, en Hij weet alle dingen!"

En zoo sta dan hier het „dixi et salvavi au imam!" ter aanduiding dat deze artikelenreeks niet slechts een woo'rd der lippen zijn. wilde, maar. ook een daad bedoelt van het hart. De Heraut 4 Aug. 1878.

De literatuur over de Brightonbeweging is omvangrijk. Men zie de christelijke weekbladen en tijdschriften uit de jaren 1875 en '76, en voorts: F.. Lion Cachet, Tien dageiï te Brighton, Utrecht, 1875; J. H. Gunning Jr., Geestelijke Opwekking, Amsterdam 1875; J. J. van Oosterzee. Voor Kerk en Theologie, II, Utrecht 1875; F. iFabri, Het nieuwe Leven, door C. S. Adama 'van Scheltema, Amsterdam' 1875; Mevrouw Faure, Brighton en het levend Woord, Nijmegen 1875; Mevrouw Pearsall Smith, Des Christens Heijgeheim, Utrecht 1876; Pearsall Smith, Toespraken, Amsterdam 1876; O. Pank, Heiliging door Geloof, door J. P. G. Westhoff, Amsterdam 1876; J. Jüngst, Amerikaans oh Methodism e in Duits chland en Robert Pearsall Smith, door A. W. Bronsveld, Utrecht 1876; De Heer en Pearsall Smithi Moody en Sankey, grijpende wolven in schaap skleederen. Uit het Engelsch door W. Ruys Thz., Utrecht 1875; J. K. Popham, Moody en Sankey's dwalingen, ontdekt door de Schriften der Waarheid, vertaald door W. Ruys Thz., Utrecht, 1875; P. Leigh, De Heeren Moody en Sankey in weegschalen gewogen en te ligt bevonden, Utrecht 1875; W. H. C. Koeken, Antwoord aan den heer M. S. Brom et, Culemborg 1875; C. Hemmington, De Leer der Volmaaktheid, m'et een voorwoord van W. H. C. Koöken, Gouda 1876; D. L. Moody, Levens woorden, Amsterdam 1876; lAsa Mahan, Christelijke Voh maakt hei d, i Vertaald door P. Huet, Utrecht 1878. Zie verder nog over de Brightonbeweging: Vos, Groen van Prinsferer en zijn tijd, II, blz. 619—521 en Bronsveld, Souvenirs, blz. 200—202.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

EUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's