Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Socialisatie of Bedrijfsorganisatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Socialisatie of Bedrijfsorganisatie.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na de behandeling van de i-oomsche opvatting omtrent liet privaat-bezit, is de protestantsch-Cbristelijke aan de orde gekomen. Hier staan twee meeningen tegenover elkaar: do eene van Rivet, dat de privaat-eigendom een gevolg is van de zonde, en ! de andere, dat doze vorm van bezit in de schepping gegrond is.

X.

De eigendom.

Welke opvatting is nu de juiste?

De theorie van Rivet, dat er oorspronkelijk alleen communaal bezit was, en om der zonde wil^ die de harten vervult met egoïsme en onheilige begeerten, de priv^aat-eigendom noodzakelijk is geworden, of de ook onder ons heersdhende meening, die o.a. (door V o e t i u s sterk is verdedigd, dat het privaat-bezit in de schepping gegrond is, en tot het wezen van den mensch behoort? Reeds merkte ik op, dat op het eerste christelijk-sociaal congres van 1891 deze quaestie ook ter sprake is geweest, en door Ds va a An del in h'et midden werd gebracht, dat we altoos veel te veel uitgaan van een verkeerde tegenstelUng tusschen de gemeensohap en het individu. En die tegenstelling! maakt de Heilige Schrift niet. Zij kent geen oorspronkelijke tegenstrijdigheid tusschen persoonlijldieid en gemeenschap, tussclien het individueele en communale, en alleen wanneer we dit scherp in het oog houden, (ik kom hierop later nog terug), kun-. nen wij op de bovengestelde vraag een antwoord •geven. Doch eer ik dit antwoord zoek te geven, wil ik eerst nagaan, wat de Heilige Schrift ons over het bezit zegt. Het komt mij voor, dat Ihet voor de logische orde duidelijker is, eerst alle Schriftgegevens te verzamelen, en dan een conclusie te trekken, omdat We dan beter georiënteerd zijn. Nu inag bij de beschouwing' van wat Gods Woord zegt, geen oogenblik worden vergeten, dat bijna alle teksten ons spreken van, toestanden in de bedeeling der zonde, en We dus in onze conclusies ten opzichte van de verhoudingen in het Paradijs voorzichtig moeten zijn. Uit de Mozaïsche wetgeving b.v. kunnen wel algemeen geldende regelen worden gededuceerd, doeh allerminst principes, die den tegenwoordigen maatschappijviorm zouden bepalen.

Wat zegt nu de Schrift?

Zij leert ons in de eerste plaats, dat, afgedacht van de vraag of dit bezit privaat ot communaal geweest is, ide mensch jhet recht tot en bezit van eigendom; van God ontvangen heeft. Wanneer Hij den menschl, (en hier is mensch in algemeenen zin genomen), schept, geeft Hij hem ook' eigendom, want Hij krooart hem toet heerschappij over het geschapene en onderwerpt de aarde aan zijn imlacht(i). En dat bevreemdt ons niet. De mensch wordt geformeerd naar Gods beeld en gelijkenis, en Waar God als de Schepper de absolute, souvereine Eigenaar is van alles (Psalm 2-4:1; 50:10; Job 41:2 etc.) vertoont de miensch ook' hierin Zijn beeld, dat hij tot eigenaar gesteld wordt. Het is dan ook optaerkelijk, dat de Schrift de heerschalppij des mensch'en over de aarde in één adem noemt met de schepping naar Gods bieëld, en de Heere in Gen. 1:26—28 spreekt: aat ons m ens c.hen toaken, naar ons beeld, naar onze gelijkenis; en dat zij, (let er op dal; hier staat menschen, en z ij, dus uitdrukkelijk de meervoudsvorm), heerschappij hebben over de visschen der zee, en over het gevogelte des hem'els, en over het vee, en over de geheele aarde, en over al Jiet kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. En God schiep den mensch naar Zijn heeld, naar het beeld Gods scliiep Hij hem; man en vrouw, söhiep Hij ze. En God zegende ze, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt ze, en hebt heersch.a.ppij over de "visschen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt". Uit het Sclariftwoord blijkt tweeërlei.

In de eerste plaats dit, dat het wezen van den eigendom bestaat in het recht tot heersch'appij, dat God aan den mensch over de aarde en de schepselen geeft. Het is dus de besohikking' over het .aardsche goed, en dat dit zoo is leert het Oude Testament ons in het verdere gedeelte van den Pentateuch. De woorden b.v., . die voor eigenaar worden gebruikt, drukken in het oorspronkelijke de gedachte van s t e r k z ij n, va.n to a c h t h e b b e n, van heerschen uit. Zoo wil het woord ^voor eigenaar van stoffelijk goed (Ex. 21:28, 29, 34. Nmn. 21:28; 22:7) eigenlijk zeggen heer (ba, - al), en drukken eveneens de speciale namen voor den eigenaar en de eigenares van slaven en slavinnen, de idee uit van gebieden en heerschen fGen. 24; Ex. 21:1—11; Deut. 23:1, 5; Gen. 16:4, 8, 9). Telkens wordt de verhouding van den eigenaar tot zijn goed uitgedrukt in den vorm van heerschappij. Lev. 25:43 e.v.), en uit tal van plaatsen blijkt het, dat onder het bezit, (hetzij privaat of comhuinaal bezit), het recht tot heerschappij en de bevoegdheid tot vrije beschiklcing pioet verstaan worden.

Hieraan moet terstond iets toegevoegd.

Uit .hetgeen de Schrift ons over den eigendom mededeelt volgt ten tweede ook', dat dit beschikkingsrecht allerminst een .absoluut vrij karakter draagt, en de mensch geen onbeperkt heerscher is. Hij heeft zijn eigendom van God ontvangen, en dat niet om daarover een absolute zeggenschap te hebben. Absoluut eigenaar is alleen God. Hij is de souvereine bezitter van alles. Hij kan met Zijn creaturen doen, wat Hij wil, doch de niensch is slechts rentmeester, en in de oefening van zijn eigendomsrecht laan de ordinantiën Gods gebonden. Hij heeft Gode rekenschap te geven van de wijze, waarop hij het .aardsche goed heeft beheerd, en van een volstrekt bezit is geen sprake. Dit volstrekte bezit wordt ook niet geleeraard in Matth. 20:15, waar Jezus den heer van den wijngaard laat zeggen : Of is het mij niet geoorloofd, te doen met het mijne, wat ik wil? In deze woorden gaat het allerminst over het niet-of wel absolute eigendomsrecht, doch slechts over de vrije beschikking, die deze wijngaardemer heeft, om met het zijne •w'el te doen. Wanneer hij den arbeiders, die slechts erifcele uren gewerkt hebben, evenveel wil geven, als-hun, die den geheelen dag in zijn dienst geweest zijn, ka.n niemand hem dit recht betwisten. Dat is zijn zaa!k. Hij onthoudt den laatsten niets en oefent jegens de eersten barmhartigheid, , en op deze wijze , yian doen duldt hij, en zeer terecht. Van zijn arbeiders geen critiek!. Aan een onbeperkte beschikking over goed en loion kan en mag hier dus niet gedacht worden.

Veel meer zegt het begin der Schrift over den eigendom niet.

Wel verhaalt zij ons, dat God aan den mensch den hof in Eden tot woonplaats gaf, doch uit djt feit is taoeilijk iets voor een beschouwing over het privaat-of communaal bezit te deduceeren. \ii lézen alleen in Gen. 2: Odk had de Heere Göd een hof geplant in Eden tegen het Oosten, en Hij stelde aldaar den mensch, dien Hij geformeerd had (vs 8); zoo nam de Heere God den niensct en zette hem' in den hof van Eden, om dien te bouwen en dien te bew.aren (vs 15), en in Gen, 13:10 wordt het Paradijs uitdrukkelijk genoemd de hof des 'Heeren. Hieruit volgt alleen dit, dat de Heere den mensch. Zijn dienstknecht, geeft een plaats, waar Jiij wonen mlag, en waar hij door zijn God verzorgd wordt, dus oiigeveer als later Israël, als volk des Heeren, het land Gods ten deel ontvangt. Het land blijft des Heeren eigendom, Het Paradijs is in den vollen zin des woords een hof des Heeren. God zorgt voor den mensch. Hij geeft |hem: e vrudhten van den hof te eten en deze toestand is zoo bijzonder, dat m. i. daaruit •weinig voor een bezitstheorie valt af te leiden. Het komt mij tenminste voor, dat, zooals ik later hoop aan te toonen, èn de conclusies van hen, die liet Paradijs als bezit in streng privaten vorm bezien, èn de meening van hen, die op grond van dezen toestand leeren, dat de privaat-eigendom' een gevolg is vair de zonde (-), te gewaagd zijn, en wij voorzichtig moeten zijn in het construeeren van een stelsel.

De Schrift is zeer sober.

Zij zegt ons heel weinig over de werkelijke verhouding van Adam tot het aardsche goed. Wij weten alleen, dat hij in den hof woonde, en dien moest bebouwen en bewaren; dat hij van alle vruchten vrijelij'k mocht eten, behalve van den kennisboom; dat zijn arbeid een arbeid was zonder smart of moeite, doch verder zwijgt de Schrift. Alle nadruk valt op de groote beginselen in Gen. 1:26—28 uitgedrukt, dat aan den mensch in jhet algemeen de aarde tot bezit is gegeven, dat [het wezen van dat bezit gelegen is in de heerschappij, en die heerschappij voortvloeit uit de schepping van den mensch naar het l)eeld Gods, doch verder gaat Gods Woord niet. .Ho'e in een zondelooze toaatsohappij dit bezit zich zou ontwikkeld hebben; welken vorm 'dit bezit, of liever de maatschappelijke ontwikkeling, zou hebben aangenomen; hoe de aarde door den mensch in bezit zou zijn genomen, is ons niet 'geopenbaard, en wij kunnen niet verder giaan, dan God zelf toelaat. Zijn getuigenis plaatst ons terstond voor den zondeval en de gevolgen van deze verlating van God, en - da-n treden er ook voor de verhouding van den mensch tot het aardsche goed gansch andere toestanden in. 'Over deze verandering van toestanden ion verhoudingen hoop ik een volgend maal te handelen.

K. D.


1) Een uitvoerige uiteenzetting van de grondslagen van den eigendom in de eerste vijf boeken der Heilige Schrift ^ft Dr W. A. van Es in zijn bebend proefscilirift; : De eigendom in den pentateuoh. Kampen 1909, en in beknopten vorm in z^n brochure: De grondslagen van den eigendom bij het licht van de e er-s te vijf boeken der Heilige Schrift, (in Christendom en Maatschappij, Serie 3. Nummer 4).

2) 0, a. Dr van Es, die heel kras beweert: Het SocialSsme zegt, dat de eigendom de oorsprong van de zonde is, de Schrift leert, dat de zonde de oorzaak van het ontstaan van den eigendom is. Bij mijn eindconclusies hoop ik hierop nog terug te komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Socialisatie of Bedrijfsorganisatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's