Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CALVIJN EN DE ASCESE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CALVIJN EN DE ASCESE.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Hoofdstuk VI.

De geloften.

Bij de 'geloften ondersctieidt Calrijn de oefeningender dankijiaarheid van de 'oefeningen der boetvaardigheid. De eerste dienden om niet Gods weldaden te vergeten. Aangezien de ^geloovigen h'un traaig'-Keid kennen in bet veriieer]ijken van Gods goedheid, tiehl/en zij de geloften ig'ebraikt als een prikkel tegen Inmne luiheid. Nu misbruiken de Papisten de geloften door allerlei dingen, zelfs meer dan men bezit, Gode te wijden. Daartegenover stelt Calvijn de definitie van de gelofte, dat alleen datgene, dat naar wij weten pode behaagt. Hem' gewijd kan worden, wijl g'ehoorzamien beter is-dan offeranden, volgens 1 Sam:15:22. y^^^07lMiM0i& t

'Nu is er tussohen hetigleën'God'gebiedt en verbiedt een terrein , van middelmatige dingen, aan welke men een gelofte kan ontleenen. In zulk een geval moeten wij beproeven wat Gode aangenaam is. Zoo is het b.v. wel geioorloofd zijn leven lang geen vleesch te proeven, maa.r indien iemand belooft zicü altijd daarvan te zullen onlfhouden, handelt hij superstitieus. Immers dringt hij onbedacht aan God iets op, dat Hij niet goedkeurt, gelijk wij uit Zijh Woord weten 1). • •

In zijn Institutie handelt Calvijn over de geloften der boetvaardigheid. Hij stelt als voorbeeld, dat iemi'and uit igulzigjieid een boos stuk' bedreven heeft. Nu zal hij zichzelf mogien straffen wegens zijn onmatigheid, door zich ©en tijdlang 'het gebruik Tan allerlei lekkernijen te ontzeggen. Maar opdat liij zichzelf door een nauweren band binde, zal hij daaraan een gelofte mlogen toevoegen. Dit is geen wet voor hen, die. alzoo 'zondigen, mlaar zoo^ danige geloften staan in ieders vrijheid.

Nog een ander vooTbeeld is, dat iemand tot een zeker kwaad genegen is, of dat hij in een zaak', die opzichzelf niet kwaad is, zich niet kan mati'gten. Die zal goed doen als hij doior een gelofte zichl 'tigebruifc daarvan voor een zekeren tijd afsnijdt. Of ook als iemand bevindt, dat ©en zeker sieraad TOor zijn lichaam' nadeelig is, en hij toch door zijn begeerte daarheen getrokken wordt, die za] Diet beter 'kunnen ~doen dan zich door een breidel te toomien. Door zich uit nood onthouding op te leggen, zal hij zich van alle aarzeling bevrijden. Schijnbaar bëhooren deze geloften bij de tucht en 'Üet onderwijs van kinderen, maar omdat ze hulp-Qüddelen zijn tegen zwaldieid, worden z© door z'wak-Ken niet zonder profijt gebruikt.

Wat het getal en den tijd der geloften betreft, TOrft de hervormer niets voorschrijven. Alleen wil ^ den raad geven, gm zelden geloften t© doen, 6n dan ia, ll6en voor een bepaalden tijd. Die t© veel geloften ^oet, (verflauwt mettertijd in 't volbrengen daarvan en vervalt licOitelijk tot bijg'eloof.

De superstitieuse 'geloften, b. i. om te vasten of *ï Igeen wijn te drinken, worden gedafin alsof de onthouding een dienst ware, die opzichzelf Gode behaagt. Hypocrieten meenen door zulke dingen een bijzondere gerechtigheid te vericrijgen. Zij laten den ê'oasdienst opgaan in deze uitwendige dingen, en f^^en laag neer op hen, die zich daaroml niet betomlmeren^). Een© vereeniging voor drankbe-^rijdiag, staat dus op-den bodem - ^an Gods 'Woord, aai zij de christenen geen gelofte van onthou, - ^•^8 •van , a]koholische dranken oplegt, maar een organisatie wil zijn van hen, die vrijwillig zich deze onthouding hiebben opgelegd. Zij schrijve geen gelofte voor, omdat de geheelonthiou'ding behoort tot de Iniddelmatige dingten, en omdat, zoioals Calvijn aa.ntoont, de gelofte een zaak is tusschen God ©n het hart van ieder persoonlijk.

Calvijn dringt er op aan, dat zwakken, die de verleiding van den drank' niet kunnen weerstaan, zich in (hiun strijd daartegen zullen versterken dooT een gelofte. Dit is een private zaak'. Maar als consecpientie volgt hieruit, dat eene organisatie van geheelonthouders, die spontaan de onthoudingsge^ lofte deden, een krachtig bolwerk is, om' zoodanige zwakke broeders en zusters aan te moedigen tot het vrijwillig afleggen der gelofte. Er behoort zedelijke moed toe, om over zichzelf tucht te oefenen. In den strijd worden echter vaak' de weekharti'g'en dapper als zij naar het voorbeeld van anderen zien. Zulk een aanmioedigend voorbeeld wil de organisatie van drankbestrijders de zwakken geven, opdat zij vrijwillig aan God d© gelofte doen om den drank te laten staan.

Hoofdstuk, VIL

De Nazireërsgelofte.

Deze bijzondere gelofte behandelt Calvijn onder het eerste gebod van de eerste tafel der wet, om'dat die wijding een de©l was vaii' den dienst van God. Die oefening' tot godsvrucht, wekte het volk op tot reinheid, heiligheid en miatigheid. De gewone geloften vallen echter onder het derde gebod, pmdat ze een bepaalde vorm van eedzwering zijn.

In zijn verklaring van Nunïieri 6 beschrijft Ca.lvijn de Nazireërs als ornam'enten en kostbare edelgesteenten, die schitterden onder het volk Israël. Hun naam; beteekent dan ook afgezonderden of uitmuntenden, omdat zij grooter waardigheid hadden dan het • overig© volk. iAm'os en Jeremia klagen over het vergaan van deze schittering'. Jacob op zijn sterfbed duidt Jozef , aan m'et den titel van Nazireër, omdai hij een lichtende ster of faldceldrager was, om zijne broederen den weg te 'wijzen. Simson was Na, zireër van de moederschoot af. Evenals de priesters vertoonden de Nazireërs het beeld van Chxistus.

Wat het onthouding'Sgebod betreft, gaaf de hervormer uit van Num. 6:4: Van de kernen af tot de basten toe zal de Nazireër al de dagen zijner afzondering niet eten van iets, dat van den 'wijnstok gemaakt is". 'God had Zich kunnen bepalen tot wijn of bedwelm'ende sterke dranken. Maar d© m'enschen zijn zeer slim in het zoeken van uitvluchten. Oml tegen wetsontduiking te waken, worden dus de bijzondere gevallen genoemd, waarin de onthouding geldt. Imjners zij konden water vermengen met versche of gedroogde druiven of ook door ander© leMiernijen de zoetheid van den wijn hebben nagemaakt.

Voorts diende dit verbod niet alleen omi dronkenschap te voodcomen, m^aar ook om hun leefwijze toeer ing©togen en matiger te doen zijn, want de hoogste weelde bestaat in het drinken van wijn. Zij, die geen onthouders zijn laten liever lekker eten staan dan hun wijn. Het sober gebruik van wijn is dus de hoofdzaak' van een ra'atige leefwijze. Van alle genotzucht is deze het meest te veroordeelen, dat iemand te veel van de smaalk des wijns houdt, en zich gaat bedrinken. Daarotó is het zoo verwonderlijk, dat de monniken onder het pausdom' zich beroemen op hun volmaaktheid gelijk d© Engelen, terwijl ze allen 'miet één stem de onthouding van wijn veroordeelen. Voor velen is het zond© om' in hun geheele lev©n runder-of varkensvleesch aan te raken. Zij beroemen zich op hun martelaarschap-, dat zij liever willen sterven dan vleesch eten, als de nood het verëischt. Maar in hun onthouding blijven zij zich zoo min gelijk, dat deze ernst ten aanzien van de spijs hen meer vrijheid geeft in het drinken, alsof zij zich met opzet willen wreken. Er is dus niets, dat meer weerzin - wekt dan .deze roem, aangezien d© onthouding van vloesch alleen enkel een© be­ spotting van God is. De monniken zijn dus geen edelgesteen.ten zooals de vroegere Nazireërs.

Uit deze beschouwing van de Nazireërs blijkt, dat Calvijn niet meedoet aan d© bespotting', waaraan gewoonlijk geheelonthouders van wijn en sterke dranken in de inaatsoh-appij blooit staan. Voor h'eun zijn zij niet oud-fcoper maar diamanten. Hij schaart zich' zonder aarzelen aan de zijde der. profeten, die de verzuchtirig slaken, och, hadden we maar wat meer van "die mienschèn, die zich vrijwillig de weelde van den wijn ontzegigen, om' altijd gereed te staan als priesters tot het ontvangen van de bevelen Gods.

Ook blijkt uit zijn© to©lic'hting op Num. 6, dat de hervormer alle oneerlij'kheid onder degenen, die zich vrijwillig' 'verbinden tot gelheelonthouding streng veroordeelt. De uitdrukking „van de kernen tot de basten", d. i. van de pit tot de schil bedoelt, dat zij, die zich-vrijwillig verbinden, niet naar uitwegen mioeten zoeken om twee heeren te dienen, om' zoowel de gebruikers van wijn als de niet-gebraikers te behagen.


^ Deut. - 23:21, 22. 2) Inst. IV, 13 i, enz-.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

CALVIJN EN DE ASCESE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1923

De Reformatie | 8 Pagina's