Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Botsing van plichten.

Daar hebben do gereformeerde collega's in de Herv. Kerk nog lal '6ens last van!

Ziehier hoe Ds Knap zioh daarover uitlaat en over die uitlating dO'ör Ds HtiUman zeer christelijk' wordt onderhanden genomen.

Het geheel is uit „de Geld. Kerkhode”.

Magmentegen Grads Waprdingaan?

Een zeer belangwekkende gedachtenwisseling heeft zich 'Ontsponnen tusschen Ds Rtdlmann van Utrecht en Ds Knapi van Groningen ofver de vraag, hoe toch een predikant van Gereformeerde belijldenis het 'kan verdedigen, dat hij' lid blijft van een kerk, als de Ned. Hervormde, waarin een menschelijke reglementcnbnndel, die niet zelden indruischt legen Gods Woord, oppermachtig gezag heeft. Op die vraag antwoordt Dis Knapi in No. 323 van „Oude Paden" als volgt:

„Met leedwezen moeten wij toegeven, dat een leeraar of kerkeraad, die in conflict met de Reglementen , 'komt, met het hoofd tegen den imiur loopt, en dat dus bij kerkrechtelijke gescliillon de belijdenis, ' zoaals Dis Rullmann zich in de „Utrechtsche Kerkbode" uitdrukt, geen „rechtsgeldigheid" heeft. Wie weigert om' des gewetens wil moderne lidmaten in te schrijven, am nu maar eens een concreet voorbeeld te noemen, wordt, Z'OQ hij na vermaning bij zijn weigering volhardt, inderdaad geschorst en later afgezet, al stelt Gods W'oard hem volkomen in 'tgelij'k. Niet het Woord Gods, maar de Reglementenbundel is maatgevend voor de regeeringv van Christus' kerk, naar dien . bundel wordt i-echt gesproken, aan dien bundel heeft men zich te houden, men kan de Synodale en andere vergaderingen wel opienen met het voorlezen van een hoofdstuk uit Gods Woord, maar wanneer het 'op besturen en regeeren aankomt, dan wordt niet gevraagd Wat het Woord, doch wel wat het Reglement zegt en voorschrijft.

’t Baat niet dit te verhelen.

En dit is nu de wortelzonde der kerk.

Uit deze wortelzoinde komt het afgeleide kwaad voort, dat een predikant of kerkeraadslid het hoofd ni'Oet buigen voor menschelijke verordeningen, die ten deele tegen de Heilige Schrift indruischen. tit deze wortelzonde is het kwaad ook ontsproten, dat wij de banier der belijdenis inderdaad moeten oprollen, zoodra wijl met het bestuur of de regeering der kerk in contact komen."

Ten slotte komt Dis Knap' tot deze conclusie:

„Ik moet 'mijn coftscientie • geweld aandoen door het hoofd tijdelijk te buigen voor een reglementenbundel, die mij' dwingt soms in te gaan tegen Gods Wqord. Maar ik moet mijb conscientie evengoed geweld aandoen, indiejn ik de kerk verlaat, omdat ik haar bekeering als kerk daarmede openhj'k prijs geef, en verklaar wat ik in 't diepst mijner ziel niet geloof, omdat ik zie, dat de Heere met zijn genade nog niet van de Kerk ge-'we'fcen is. Ik sta dus voor een conflict van p'lichten: eenerzijds is er een drang om heen te gaan en mijn persoonlijke conscientie te bevrijden; , anderzijds een drang 'om de Icerk als kerk té\ helpen redden. En waar de zaken zóó staan, moet een . iegelij'k de oplossing voor 's Heeren aangezicht zoe-'ken, voor den één zal dit, voor den ander zal dat het zwaarste wegen, .... het laatste woord dunkt ons hier: „Een iegelijk ziji in zijh eigen gemioed ten volle verzekerd!”

En Ds Rullmann antwoordt daarop^ in de „Utrechtsche Kerkbode":

„Wij danken Ds Knap voor dit antwoord. Het bewijist, dat hij in zijn eigen gemoed niet ten volle verzekerd is. Want hij! moet zijn conscientie geweld aandoen.

Maar Ds Knap! noo(it is het geraden iets tegen de conscientie te doen; nooit mag mien zich laten dwingen om tegen-Gods Woord in te gaan.

En zoo ge slechts gehoorzaam zijt aan Gods Woord, zult ge nooit voor de conscientievraag komen te staan, o(f ge de Hervormde Kerk wel verlaten moogt.

Men zal ér u wel uitwerpen. Voor een conflict van pjichten staat ge dus niet." Wat ons ten zeerste benieuwt en onze belangstelling gaande houdt, is, of Dis Knap ^nog verder 'Over deze netelige en toch zoo hoog'st belangrijke kwestie met Dis R. in discussie zal treden.

Bekeering tot het Monisme.

Dat schijnt ook al mogelijk!

Een evolutie tot de allerdro'evigste pantheïstische armoede 1

Uit zielkundig oogpunt pijnlijk tóerk'waardig.

Dr Hooykaas schrijft in het „Handelsblad" naar aanleiding van een boefc van Dr van Senden:

Religieuse Kentering.

Dr !G. H. vaa Senden, „Uit den strijd om nieuwe levensYOorwaarden", uitg.-mij'. Van Loghum Slaterus len Visser. Arnhem. MCMXXII.

Wij beleven een tijd van religieuse kentering en 't hierboven genoemde boek van dr van Senden is een sterk getuigenis van dezen tijd; daarenboven een getuigenis van den schrijver zelf omtrent de •kentering van zijn geest (biz. 238). Alle wij'sgeerige boeken zij^i een interne biografie van hun schrijvers; dit geldt in de eerste plaats van een boek als het onderhavige. Ik moest bij de lezing telkens denken aan de schoone meisjesverzen van Henriëtte van der Schalk en ik wil beginnen [en straks ook ein-i digen) met het afschrijven van één sonnet. Voorop dan dit (Sonnetten en Terzinen blz. 50):

Alle groei _is het smartelijk gebeuren van wat 'later blijkt tot blijheid te worden, want lagere verlate' om "'hoogere orden gaat allijd gep'aard met p'ij'n van losscheuren. Dan bedi'Oeft zich de ziel, beangst geworden., omdat zij niet weet, dat dit leed is beuren, en vreest vereenzaamd to m'oeten betreuren veiloren hechtheden die rqndom haar dorden.

Totdat, gekomen waar zij vrijer ziet, ze erkent hoezeer haar kracht is toegenornen en de onnaodigheid van haar verdriet; want alles wat tot steun dient' van' haar aard is menigATildiger in haar gekomen; en wat terugbleef, was geen hartzeer waard.

Wij reiken deze troostrijke verzen aan dr. van Senden niet als troost, want • bijl kent de waarheid ervan reeds aan de ziel. In' het boek, waarin hij zijn werk van vier jaren van zwaren geestesarbeid geordend pubHceerde, spireekt de stem van een in menig op'zicht vereenzaamden maar in ztelfver-. trouwen en Godsvertrouwen gesterkten zoeker, in den strijd 'O'm nieuwe levenswaarden. En van uit zijn eigen levensverhoudingen hebben wij dit boiek steeds te verstaan. Zoo algemeen vari strekking de uitspraken schijnen te zijn, ze dragen in wer-/ keüjkheid een uiterst persoonlijk merk. Zelden las ik eon zoo subjectief boek als dit geschrift, dat zoekt naar objectieve waarden.

Dr van Senden, bekeerd tot He'ymans' monisme, heeft hier de aanvankelijk© resultaten van zijn wereld-en levensbeschouwing neergeschreven. Had hij een romantischen aanleg bezeten, dan zou hij den titel „Chaos en Kernen" of „Van Chaos tot Kosmos" hebben verkozen boven den klaren tifelvan-nu. Want „het wereldgebeuren is een eeuwige, opgang uit den ongeordenden chaos naar den geordenden kosmos", zoo begint hij de samenvattende bladzij'de (339) van zijn boek. , , Die weg tot orde, • van chaos tot kosmos is.... door wording van steeds vastere en meer omvattende bepaaldheden, die naar haren aard den strijd tegen den chaos voeren. Al zijn zij zelf uit den chaos voortgekomen In alle eindige wezens zijn chaos en kern. 'kwaad en goed, niet slechts naast maar in, met en door elkaar. Hoe meer kern, hoe meer goed...

Maar geen kern is geheel zonder chaos ....”

Wie hier een soortgelijke gelijkstelling van kwaad en goed sp'euren mocht, die kan verwezen worden naar een vorige uitsp'raak, door' den schrijver van zooveel gewicht geacht, dat hij' ze staafde met verschillende plaatsen van zijn boek (blz. 290), waarin hij zegt, dat „beiden niet gelijkwaardig, ook niet gelijkmachtig zijn. Wij weten.... dat het anders is. Er is een strekking naar het volkomene, niet eene naar het onvolkomene. Wat ons zoo dunkt vaak heeft een ander karakter.”

Zoo is dit boek als stellig en ten uiterst© God^ erkennend aan te duiden. Maar tegenover den „God der naïeve voorstelling", die als „de Andere" tegenover de wereld en het zelf gedacht en gezien wordt, plaatst dr v. S. zijn monistisch Godsbegrip: „de godheid is het Al in zijin wil tot stijging" (244 ^n elders). In vier ^, Beschouwingen over God, grenzen, den mensch en eeuwig leven" heeft hij de aanvankelijke resultaten neergelegd (blz. 226-275), waaromheen al de andere • voordrachten en verhandelingen zich min of meer samenhangend groepeeren. Naar deze beschouwingen zal het geheele boek moeten beoordeeld worden.

Evangelis atieliteratuur.

Ds Brouwer van Heem'stede zorgt er voor, in het „N.-HoU. Ker'kblajd", 'dat de brandende kwestie van de evangelisatie-literatuur niet uitdooft.

Als er 'geen verbetering komt, zijn we in onze evangelisatie 'miet lataheid geslagen.

We zijn een leger zonder m'unitie!

Evangelisatieblaadjes.

Voor de evangelisatie moeten we naar het de vorige maal geschrevene, van allerlei .en van de beste middelen gebruik maken. We moeten er maar niet wat van maken. Zal ze geen mbdeding worden, iets waartegen Prof. Grosheide zeer terecht waarschuwde, dan zullen we juist door de echte liefde e|a de ware bezieling 'ons beraden en bezinnen over de beste methode. Dtaarom vind ik het uitgeven van een evangelisatieblad een belangrijk ding, vooral als het tegelijk middel wil zijii omj de vervreemden te bereiken.

Ik dacht daaraan weer opzettelijk toen ik ontving: „De Opien Boort", evangelisatieblad van onze Brusaelsche Kerk en dat van de Dielftsche: „D'e Goede Tijding”.

Het eerste richt zich natuiu'lij'k vooral tot de • R'oomschen in België. En zoover tot oordeelert bevoegd, meen ik, dat in dit maandblaadje de juiste richting wel wordt ingeslagen. En geen wonder, als we bedenken, dat Dis Lauwers daaraan mede zijn kracht en zijn vuur geeft. Ook vqor ons is het belangwekkend. We' kunnen er uit leeren en tegenover Eoomsche p'ropaganda, die ik voor onze mensch en nu niet zoo vrees, toch een versterking van onze beschoiuwing en leven ontvangen.

Wij bedenken daarbij vanzelf, dat er onder de Roomschen ook allerlei schakeeringen zijin en m'et name de RoOmlschen hg ven de Maas en naar het noorden vain ons land, hoe langer hoe sterker, een eigenaardige nuance vertootaen. Het verkeeren van deze laatsten midden tusschen andere kerken oefent een niet geringen invloed, volgens een Roomschen geestelij'ke uit deze buurt, een goeden invloed.

Niettemin blijven 'Ook wij' tegenover hen een roeping houden om' helderder licht te doen schijnen.

Het Delftsche orgaan, dat zich tot de moderne kinderen en vervreemde gedoopten richt, lijkt me lang liiet een van de minste in ons land. Ik ontvang trouwens niet alle Geref. evangelisatiebladen en zou; ze zeker niet altijd kunnen besp'reken, maar ik geloof, dat de hoofdredacteur. Ds Hagen, en zijn helpers vaak den goeden tqon weten te treffen. We mioeten imimers steeds bedenken, dat de menschen, die wij bereiken vnilen, ons zoo spoedig misverstaan of heelemaal niet begrijpen. W© moeten eens van hun kantko'men. We moeten ons niet'Onverstaanbaar voor hen maken. Vooral de Schriftbeschouwing of meditatie waarmee zoo'n blaadje in den regel aanvangt, geeft soms meer den indruk van een stukje voor kerkleden, geloovigen, dan voor menschen, dien we nu den rijkdom der Schrift ook voor hen duidelijk willen maken. Wij. zijn toch waarlijk niet zoo arm, dat we geen woorden hebben, om onze geestelijke schatten hun te laten zien. En raken we er wel eens mee in de moeite, dan moeten we er met ijver naar zoeken. Allerminst behoeven w© daartoe de toevlucht te nemen tot het banale, zooals sommigen schijnen te denken. Maar als we een stichtelijk stuk schrijven met voor ons bekende uitdrukkingen, moeten we niet" denken, dat we voor de objecten onze/ evangelisatie vruchtbaar werk leveren. Wij moeten hen eerst weer leeren verstaan.

’t Is al weer een poos geleden, dat ik „De Kandelaar" ('n beetje typisch doet die titel aan voor den modernen mensch, die meer aan electrische booglampen dan aan kandelajars denkt) zag. Als ik me wel herinner, kon het ons Gereformeerden in Noord-Holland goede diensten bewijzen, maar was het voor vervreemden wel wat al te machtig. Weüicht is dat tegenwoordig anders, 'k Zou het

op prijs stellen om dit blaadje, dat toch vooral in onze pi-ovincie zijn afzetgebied zal moeten vinden, weer eens te kunnen inzien.

Want nog eens, de beste middelen zijn voor dit werk juist goed genoe; g.

Voor een mode kan men 't soms doen met een spoedig weer af te danken en daarom niet al te sterk kleedje. Maar voor een zaak, die door ware, heilige geestkracht gedreven wordt, verlangen we wat deugdelijkers. Dit schrijf ik natuurlijk niet aan 't adres van „De Kandelaar", maar als slotopmerking over evangelisatiemiddelen, die ik besprak.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1923

De Reformatie | 8 Pagina's