Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

64. De Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk uit haar eigen vermaanbrief geoordeeld. Amsterdam: , H. J. Winter, 1879.

LXXV.

In het jaar 1878 (had de Synode arfcü^el 38 van het Reglement op het Godsdienstonderwijs in dien zin gewijzigd, dat voortaan verschil van geloofsovertuiging en godsdienstige begrippen geen grond tot afwijzing bij de z.g. „aanneming" taocht opleveren. Ieder ouderling werd nu gedwongen er persoonlijk aan mede te werken, dat ook de meest besliste ongeloovige in de kerk toegelaten werd.

Tegen de invoering va.n dit artikel kwamen alle belijders des Heeren als één naan in verzet. De kerkeraad van Leiden gaf het sein, en zijn voorbeeld werd door velen gevolgd. Ook verscheen in April 1879 een voorstel tot organisatie van V e r z e 11 e g e n s y n o d a 1 e n g e w e t e n sdw a n g.

Dit irhaakte de Synode wakker, en zij zond nu een lieven vermiaanbrief rond om de orthodoxen zoet te houden.

Dr Kuyper echter waalkte ertegen, dat dit zoet gefluit V: an den vogelaar niemand verschalkte, en leverde in De Heraut van 14 en 21 September 1879 een ontmiask'ering van den vogelaar.

Het Bestuur der Ned. Vereeniging van Vrienden der Waarheid, dat reeds eerder 'een artikel van Dr Kuyper over de autonomie der gemeent e n, geplaatst in het Zondagsnum!mer van D e Standaard van 20 Septemher '74, na verkre-gen toestemming van den schrijver, |had laten herdriikken en verspreiden, zond nu ook deze Herautartikelen in brochurevorm aan de afdeelingen en aan de kerkeraden toie. Het tintelt van heiUge ironie tegen de schijnvrome phraseologie der Synode. Zie over de kwestie van art. 38 mijn: De Strijd voor K e r k h e r s t e 1.

65. Bede om leen dubbel „Corrigendum" aan Dr A, W. Bronsveld. Amsterdam, J. H. Kruyt, 1880.

De verhouding tusschen Dr Kuyper en Dr Bronsveld was, tot voor kort, ook bij Verschillend inzicht, nog 'steeds vriendschappelijk' gebleven. In April 1879 zond Dr Kuyper aan Dr Bronsveld nog zijn „Ons Program" ten geschenke, waarvoor Dr Bronsveld hem in de Stemmen voor Waarheid en Vrede openlijk dank bracht. Maar het optreden van de Gereformeerde Commissie van Advies naa.st de Irenische, wier secretaris Dr Bronsveld was, deed laatstgenoenide in toorn ontsteken (De Heraut, nr 108).

Daarbij kwam, dat Dr Bronsveld „door een licht verklaarbare jalouzie gedreven" (aldus De Sprokkelaar, zie De Heraut nr 116) als voorstander van het aanstellen van privaat-docenten, zich geprikkeld voelde tot verzet tegen de voorstanders eener Vrije Universiteit.

Totdat eindelijk in de Kroniek van het Decembernumtoer van de S t e m in' e n v o o r Waarheid en Vrede, 1879, Dr Bronsveld zulk een aanval op die universiteit en haar vereeniging richtte, dat Dr Kuyper wel het laatste overblijfsel van wetenschappelijben ernst en persoonlijk : eergevoel zo-u moeten hebben uitgeschud, indien hij het tegenover zooveel hoon en verguizing, voor zijn idirecteuren en curatoren niet had opgenomen.

Hij deed dit in zijn Bede om een dubbel „Corrigendum".

Het eerste corrigendum betreft het woord „Heer", waarmede in den Platenbijbel, die door Dr Bronsveld uitgegeven werd, het door onze Staten-overzetting oorspronkelijk gebezigde „Heere" ook dciar werd vervangen, ' waar niet van een m' e n s c h, maar van God gesproken wordt. Daartegenover betoogt Dr Kuyper, dat de plechtige vorm van

„Heere" als naamsuitdruk'king voor het hoogste Wezen dient gestemfpeld, en de kortere naam van

„Heer” behoort gebezigd te worden, hetzij in praegmianten zin, betzij als er sprake is van een mensch'.

Dit betoog wordt besloten met een brief van den uitstekenden taalgeleerde Prof. Matthijs de Vries, wiens oordeel ten deze geheel met het gevoelen van Dr Kuyper samenstemt.

Zie verder: De Heraut, nr 115. Ook: Stemmen en Beschouwingen 1839, Ie deel, blz. ^ 537 noot.

Het andere corrigendum geldt de uitlating van Dr Bronsveld in zijn reeds genoemde Decemberkroniek'. Hij had daar vooreerst twijfel geopperd: of wel een vereeniging van personen, als aan het hoofd sta, an van de op te richten Vrije Universiteit, ü^\ recht heeft om' een universiteit te stichten, professoren te benoemien lenz.; vervolgens beweerd, dat aan de curatoren 'der bedoelde universiteit, hoe vele uitmimtende eigenschappen zij Oiok bezitten, de taak van professoren te benoemen, door een onbevoegde Macht was-opgedragen; en eindelijk verklaard, dat het hem! zeer aangenaam zou zijn, indien de vraag: wie mlag eigenlijk een universiteit stichten? eens grondig werd besproken.

Tot deze grondige bespreking nu gordde Dr Kayper zich laan. En op grond der bepalingen van bet

stellige recht èn in Staat èn in Kerk alsook krachtens de beginselen va, nhet zoogenaamde theoretische recht in die beide, en boviendien hi^et verwijzing naar hetgeen de vergelijk'ende rechts-• studie leert, wordt hier de vraag: Wie mag een universiteit stichten, duidelijk, overtuigend en in den gloed der ingenomenheid met zijn onderwerp, voor ieder, die het weten wil, door Dr Kuyper beantwoord. Op blz. 14 van deze brochure 'fcomt noig een helangrijke noot voor inzake een visiten-historie. Reeds in het Publyck Epistel, dat hij vooraf liet igaan aan de Revisie der R e v i s i e - 1 e-gende, gewlaagde de schrijver van een bezoek' door Dr van 'Toorenenbergen in de dagen van het opkomen der aanvullinigs-en universiteitsplannen, aan taeer dan één der vermogende christenen in den Haag Igebracht, van wiie te verwachten was, dat ze de universiteitsplannen zouden "steunen. Daarvan schreef Dr Kuyper:

Tot zelfs bij wijlen mevrouw de douairière Groen van P'rinsterer gingt gij bezoeken brengen, om den kring mijner mieervermogende vrienden toch vooral elke gave en eiken geldeUj'ken steun aan de vrije universiteit te ontraden.

De bezoeken hebben doel getroffen; want toen, lOm van anderen te zwijgen, mevrouw G-roen van Priusterei, die eerst gesproken had van een „iets van haar kapitaal voor ons te zullen losmaken", 'kort daarop liggen ging, heeft ze, aan haar mondelinge beschikkingen toekomende, sle.chts een betrekkelijk kleine som ons vermaakt.

Dit laatste vermeld ik met stillen dank. Immers, er blijkt dan toch uit, dat het u niet gelukt ivas de edele vrouw te overtuigen, dat haar gemaal eigenUjk aan uw kant stond. Dian toch had ze niets, mógen geven. Maar het enthousiasme hadt ge gebluscht; de kracht tot offervaardigheid gebroken; het doel van uw reis was gelukt.

En toen de nu overleden Donatrice onzer stichting mij dit zelve had meegedeeld, zonder dat haar vermoeidheid van geest mij weerlegging van uw grieven gedoogde, toen, zeer Waarde Broeder, heb ik me toch afgevraagd, of ge nu niet te ver gingt? 'of dat nog fair play was ? of op die wijs . de plannen der Gereformeerden tegen te werken, nog bestaanbaar was met vriendschappelijke verhouding Althans hier kom' ik voor uit, dat ge door die 'daad mij de tong los hebt gemaakt en mij hebt doen gevoelen, dat ik u niet langer sparen mocht.

Dr van Toorenenbergen hee'ft daarna in hét W a-g e n i g s c h e Wee 'k b 1 a 'd verklaard, dat hij zich bij Mevrouwe 'douairière Groen van Prinsterer niet vervoegd had, 'm)et het doiel om op haar intentie ten opzichte v^an de Vrije Universiteit invloed uit te oefenen, mjaar 'Oen bezoek tot afscheid brengende, zijn advies in - deze kwestie slechts gaf, toen het hem jgevraag'd werd. Alsmede, dat hij twee andere vrienden van de Vrije Universiteit, bij dezelfde gelegenheid niet bezocht had, m'et het doel om hun sympathie aan He Veree'niging Voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Groindslaig te onttrekken, imiaar alleen, om door hen invloed op één der stichters 'der Vrije Univiersiteit uit te oefenen, O'm hem af te idoen zien van zijn plan. Na van deze verklaring kennis te hebben gegeven, schrijft Dr Kuyper nu in zijn Bede:

Wat zal ik tot deze dingen zeggen? DT Van Toorenenbergens eere is mij lief en ik zal de laatste zijn, om zijtn goeden naami te doen pericliteeren. Ik wil dus wel aannemen, dat we hier miet een dooreenstrengeling van bedoelingen te doen hadden, gelijk men die in 's mlenschen zoo arglistig hart meer waarneemt, en wil het mij pogen voor te stellen, dat Dr Van Toorenenbergen in zijn bewustzijn metterdaad „het nog eens bezoeken van een oude vriendin" op den voorgrond drong. Maar zooveel blijft dan toch, dat volgens Dr Toorenenbergens eigen bekentenis: lo. hij, de ziel van .het aanvullingsplan, toevallig, in de dagen toen het om plan en plan op zijn heetst ging, juist d i e aanzienlijke en rijke 'Christenen bezocht heeft, van wie steun voor het door hem ^bestreden plan was te vreezen; 'So. dat hij zijln bezoek gebracht heeft niet alleen aan „een oude vriendin" die krank was, maar 'ook aan andere vrienden die volmaakt gezond Waren; 3o. dat hij én bijl hen én bij haar lang en breed over.het door hem bestreden plan gespToken heeft; en 4o. dat hij in die gesprekken én haar én hun poogde duidelijk te maken, dat ze eigenlijk met hem moesten meedoen, en niet met de mannen der vrije-universiteit.

Ligt er nu tusschen dit beledene en het door mij beweerde nog eenig meetbaar verschil, dan vereffen ik dit volgaarne ten bate van den man diel ons tegenwerkte. Er zij alleen bijigevoegd dat de Haagsche vrienden den door mij geschetsten indruk hadden ontvangen én dat o.a. Mevrouw Groen van Prinsterer hierdoor zóó bewerkt was, dat ik uit 'eerbied voor haar toenemende zwakte, van elke P'oging tot uitwissching van dien fatalen indruk heb afgezien. Toen ik werd binnengelaten, verliet haar de Heer Elout van Soeterwoude. Een bijzonderheid, die ik volledigheidshalve vermeld.

Dit antwoord nam Dr' Kuyper, nog eer de brochure verschenen wias, reeds in De Heraut, nr 112, op; , met verzoek , aan het Wag. Weekblad, .ota ler mielding van te 'nüaken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1923

De Reformatie | 8 Pagina's