Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de scbool der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de scbool der wijsbegeerte.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De filosoof op den troon ¹).

Zóó kan men Hegel noemen, 'G e o r g, F r i e-drich, Wilhelm, Hegel (gest. 1831), den gemoedelijken, zwaar-op-de-handschen, Zwaab, die de wijsbegeerte boven de religie heeft verheven, en door zijn leerlingen als een „Heiland" is aangebeden.

Bij zijn graf vergeleek de theoloog, Marheineke, hem met den vleeschgevvorden Logos. Een a, ndere lofredenaar noemde hem den „Heiligen Geest der wijsbegeerte? ; '. En Bolland voltooide de profanie door te zeggen: „Wie niet vóór onzen Lieven Heer, Hegel, is, is tegen hem; de minste in het rede-rijk va.n Hegel is meer dan de grootste van. alle menschenkinderen".

Het zou onbillijk zijn Hegel zelf van deze vergoddelijking de volle scihuld te geven, ma.ar toch moet de christen een zekeren schroom, ja weerzin, overwinnen, om met dezen groeten vader en propagandist van het modern p.antheïsme in relatie te treden.

Strikt genomen, zouden we Hegel kunnen „laten loopen", want wij hebben om niet tot taak gesteld de kopstulcken van de wijsbegeerte op het rijtje , af te „behandelen". Het is reeds meer door ons betuigd, dat we géén geschiedenis van de wijsbegeerte geven, maar die geschiedenis alleen laten spreken, voorzoover noodig is om een beeld, te geven van h'et begrip en de beteekenis van de wijsbegeerte.

In deze geschiedenis nu werkt als een zeer voorname factor de tegenstelling (alias strijd) tusschen filosofie en godsdienst, rede en openbaring. Misschien is deze antithese van evenveel gewicht als de verwantschap en gemeenschap tusschen die beiden.

Wat hebben wij gezien in de historische verhouding tusschen die twee?

Wij zagen een, beurtelings elkaar zoeken en af-"stóoten, knechten en dienen.

In de geschiedenis der Grieksche geestescultuur ontwikkelde de wijsbegeerte zich (ten opzichte van de bijzondere openbcuring Gods) zoo goed als zelfstandig, hoewel, onderbewust, de Geest Gods ook hier „getwist" heeft met den 'geest des menschen.

De eerste periode van het christendom geeft ons te aanschouwen het openbaar conflict tusschen openbiaring en wijsbegeerte, eindigende in de volkomene óverheersching (instede van inspiratie!) der tïheologie.

In den „nieuwen tijd" zien wij Descartes de poging wagen de wijsbegeerte zelfstandig te maken, zonder .antithetisch , opzet, ja met de bedoeling .aan de openbaringswaai-heden een „redelijken" grondslag te geven. Maar Spinoza's wijsbegeerte bewees ons, dat het verstand geen twee heeren kan dienen. De rede, als zelfstandig princiep., laat de christelijke religie niet met vrede, maar verb.ant haar naar de nachtschool, en deze verdraklcing ontvangt een glimp van recht uit het feit, dat, het positieve christendom zelf het veld der wijsbegeerte braak laat liggen, dit vak van wetenschap slechts beschouwende als één der „vrije konsten", (natuurkunde, wiskunde enz.), die de theoloog slechts gebruikt tot vóóroefening en toebereiding vaiU zijn eigen wetenschap.

Ook de stoere, ruime, calvinisten, met hun vérschouwenden blik over de velden van natuur en genade, misten het juiste begrip van het „soaverein" karakter, de bijzondere p-laats, en de alomvattende (d.i. encyclopaedische) taak, van de wijsbegeerte.

De heidenen hebben de wijsbegeerte geteeld, — aan de heidenen hebben ze het bloedarme „worm" overgeleverd.

Kant had, evenmin als Descartes, een anti-christelijke bedoeling. Wanneer hij zijn filosofie met vaderlijken trots de eereplaats geeft in het wetenschappelijk gezin, haar kleedend met den veelvervigen rok van zijn geniale vinding, meent hij ruimte vrij te houden voor de edele zuster, |de theologie. Zelfs tracht hij haar te voeden met het nieuwe v.^onder-elixer van zijn denkveroveringen. Ma.ar formeel, en praktisch, dringt hij de majestueuze, bijzondere, openbaring in den hoek en rooft haar de eerekroon der goddelijke waarheid.

Wij zijn over ICant nog niet heelemaal uitgepraat, en zullen later genoodzaakt zijn de sporen , van zijn geesteswerking, zoowel in de geloovige, als in de moderne, denkwereld, aan te wijzen. Descartes, Spinoza; , de groote Engelsche empiristen, kan de wetenscha, p desnoods negeeren. Maar tot .Kant keert de wetenschap, ook de allernieuwste, steeds weer , als tot een toets van zelfkeur terug. Spreekt niet het feit, dat op de jongste wetenschappelijke vergadering van de Vrije Universiteit door professor Geesink een rede gehouden is over de nieuw-Kantiaansche school, meer dan een boek?

Maar wij meenen door onze voorafgaande schetsen reeds duidelijk in het licht te hebben gesteld, da.t Kant, noch aan ide wijsbegeerte, noch aan de theologie, recht heeft gedaan, door na te laten d« zuivere, evenwichtige, verhouding tusschen die beiden te bepalen.

De , , sc.hriftuurlijke" christen Kan véél van Kant

leeren, vooral niet minder dan de middeleeuwsche theologie heeft „opgestoken" van Aristoteles, - maai' het inzicht in den aard en de taak der wijsbegeerte . .j heeft, óók na Kant, verduidelijking en verdiepingi^ / noodig. , .; 5sv*-""

Wij willen dan nu eerst met een treffend (vö< |p beeld aantoonen, dat de na-Kantiaansche wijsbe-, geerte, wel verre van met een dienende ipositi^S^ tevreden te zijn, de-religie tot een lageren rang ] van weten degradeert en zicth'zelf (op de maaiier? ^, van Napoleon) de kroon opzet.

Hegel is de derde in de trits van groote idea-' listische wijsgeeren, die als een diadeem flonkeren op het trotsche hoofd yan iGermania.

Fichte (ges, t. 1814), w.a.s de eerste. Zich'aikn^ • sluitend aan Kant, die' leerde, dat ons Iverstand de maatstaf, ja de wetgeyer, is van de buitenwereld, ging hij een stap verder, en zei: ons verstand is de schepper van de z.g. buitenwereld. De wereld; -'^ is product van , onze inbeeldingskracht, en heeft' dus .alleen subjectieve werkelijkheid.

Later heeft hij dit standpunt gewijzigd en toch een buitenwereld aangenomen als maaksel van een' bóvenpersoonlijke, goddelijke, Ikheid. Maar het karakter en de kleur va.n zijn filosofie blijft menschverheerlijking, verstandsvergoding. D'e filosofie moet dezen denker meer w.aaid zijn - dan de religie. Hij zegt het .zelf: De religie is de erkenning, dat het heilige, goede en schoone, ; 'a; ls het wezen Gods in ons verschijnt, ma, aj de wetenschap, klimt hooger, wijl zij den mensch' niet alleen het feit, doch ook het hoe, van deze mystieke eenheid tusschen God en mensch verklaart. I

Wij verwonderen ons niet, dat Fichte van de filosofie de (beroemde) omschrijvng heeft gegeven

„W.at voor filosofie men kiest, iangt daarvan , af - welk mensch men is".

Schelling (gest. 1854). is Ie tweede in de rei van het. fameuse drietal. Zijn ïlosofie geeft van hetzelfde ].a, ken een (gekleed) p: k! Bewonderaars hébben hem als een filosofischei Messias begroet en de lang begeerde „Openbaring" der wijslieid van hem verw.acht. Als een slang is hij een paar maal verveld! Eerst aanhanger van de subjectiviteitsf ilosofie a la Fichte! Het ware beginsel der wijsbegeerte is het geloof in het .absolute ik, , dat zelf de z.g. buitenwereld kweekt (alias, fantastert). Later geeft hij het voorwerpelijk besta.an van te wereld toe en speculeert prachtige dingen over jle éénheid van natuur en geest. De natuur is vbor hem „sluimerende geest", die in den rherisch tot zelfbewustzijn komt.

Zoo zit Schelling midden in .ket idealistisch monisme: alles is geest! De hatuui is verschijning van een oer-wezen. De wiJBijegeerte is het zelfbewustzijn van „het absolute". iDe ware harmonie va.n den geesl vindt de mens3li-r-..let wel! - —. in de kunst.

Filosofie is het hoogtepunt van | het'denken; kunst is de voleinding va.n de „aÉischouwing". Zij brengt den menscih in het , , allerheiligste". Dit lijkt wonderveel op wat IDa Costa genoemd heeft: de eeredienst van het genie! —

De derde is (de reeds genoemde) Hegel, de ma.n die, consequenter dan één van zijn voorgangers, de' wijsbegeerte vergoddelijkt heeft. Filosofie is voor hem: Wietensohap vaii het absolute; ide wetende

waarheid; tijdloos begrijpen; kennis van wateemwig - is, w, a; t God is en uit Gods natuur roortta o d

In de filosofie komt het Absolute tot het weten: Ik ben Geest! Ik ben Geest!


1) De nummering der artikelen, laat ik voortaan weg. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

In de scbool der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's