Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN.

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dwaling is dwaling.

Er bestaat geen red'en voor bet te verbergen, 'dat wij met leedwezen onderstaand schrij'ven van Dr Engelkes ontvangen, hebben.

Er 'klinkt niet die toon Van - beslistheid in, die wij van hem als medewer'k'er aan ons blad gewend zijn.

Tot goed verstand zij bier al dadelijk opgemerkt, dat Dr Engelkes Voor zijn stuk geen plaats.vraagt, omdat hij medewerker is.

Anders zou de redaik'tie eerst hebben moeten overwegen, of het wel raadzaam mag geacht het op te nemen.

Maar hij zond het in als privaat persoon.

G elijk ieder lezer het recht' er toe heeft.

Dat hij door andere artikelen medewerkt, hier iets bijkomstigs. is;

Waar ik er nu een tegenstander van ben om kritiek te onderdrukken, mits die in den goeden vorm geoefend wordt, achtte ik' het het profij'telijkst aan zijn missieve ruimte te geven. Met des te geruster hart doe ik het, wijl ik een sterke hoop voed', dat Dr Engelkes straks zal verklaren geheel met mij accoord te gaan.

Ziehier dan zijn schrijven:

Zeer geachte Redactie,

Mag ik een enkele opimerking maken naar" aanleidÏBg van het artikel „Onder valsche vlag" in „De Reformatie" van 30 Nov. j.l.?

Prof. Hepip spireekt in dat artikel zijn verwondering tut over het feit, dat. Prof. Cramer zich

82 „Gereformeerd" en een „Calvinist" durfde te noemen. Hierop wensch ik nu niet in te gaan. Wel echter op het volgende. D|r Cramer heeft eens geschreven, gaat Prof. Hepip' voort, „dat er geen zekerheid beslaat of er wel één van alle woorden, die door de Schrift aan Christus warden toegekend, door Christus werkelijk is uitgesproken." Diit licht Prof. Hep'p dan aldus toe: , , Geen zekerheid alzoo lomtrent het: Want alzoo' lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gezonden heeft, opdat een iegelijik die in Hem gelooft niet vej'derve, maar het eeuwige leven Jiebbe!" En verder: , , Geen zekerheid omtrent hot zalige: Het is volbracht!"

Nu meende ik, als oud-lid van de N. C. S. V. en door lezing van zijm voornaamste geschriften, D'r Cramer's gedachten omtrent dit piunt eenigermate te kennen en te begrijpen. Wat hier thans volgt, moet echter niet beschouwd worden als oen betuiging van instemming met Dir Cramer's igedachten en inzichten oipi dit punt. Wat ik wilde zeggen, bedoelt uitsluitend een misverstand uit den weg te ruimen, wat, naar ik vrees, de woorden van Prof. Hepip mogelijk zouden opwekken bij de lezers van zijn artikel, en tevens uitirig' te geven aan mijn leedwezen, dat dit artikel m.i. niet alle recht doet wedervaren aan Dir Cramer, omdat de lezers er verkeerde consequenties uit kunnen trekken.

Inderdaad heeft Dir Cramer indertijd gezegd, dat wij ons geloot in .Jezus Christus niet moesten laten berusten oip' uitspraken, die ons van hem worden medegedeeld, want dat ons geloof dan berustte op een onvasten grand, daar niemand mét absolute zekerheid kon zeggen, dat Jez'us werkelijk zoo gesproken had gelijk van hem wordt verhaald. Dr Cramer denkt zich de zaak aldus: „Dezelfde uitsp'raken van Jezus worden ons in verschillende vormen medegedeeld, bijV. de instellingswoorden bij het avondmaal en het Onze Vader. Wat heeft Jezus nu eigenlijk gezegd? Dat weot niemand precies. En zoo is het natuurlijk met alle woorden. Absolute zekerheid daaromtrent hebbon wij dus niet."

Inderdaad gelooft DT C, dat hij geen zekerheid heef f, dal: Jezus gezegd heeft: „AlzoO' lief heeft God de wereld gehad", enz. Hiji gelooft zelfs, dat dit woorden van den evangelist zij'n over Jezus, die in Joh. 3 in den eersten persooin begint te spreken en overgaat in den derden. — maar hij gelooft tevens, dat dit alles niets te maken heelt met de vraag', of God in Christus de wereld alzoo lief heeft gehad. , , Veronderstel ik geloof niet, " aldus is de gedachtengang van Dir C, , , op allerlei gronden, dat Jezus gezegd heeft: het is volbracht!, heef t bijt het daarom voor mij niet volbracht? En wanneer ik ' geloof, dat hij' alles voor mij volbracht heeft, geloof ik dat danalleen O'p grond van dat woord, zoodat, als het niet in het Evangelie van Johannes stoad, ik het n i e t geloofde ?

Nu is dit echter het misverstand, dat de woor-' den van Prof-Hep'p zonder meer zouden kunnen opwekken bij zijn lezers. Men ziou er uit kunnen afleiden, dat, nu D'r O. het iri. tvvijifel trekt, , of de woiorden van Jezus pi r e c i e s zóó dax hem in werkelijkheid gesproken zijn, als de evangelie^ berichten ons overgeleverd hebben [wat hij' meent to mioeten betwijifelen op grond van den verschil-' lenden vorm, dien dezelfde WO'Oirden in verschillende Evangeliën hebben). Dr O. ook de inhoud, de achtergrond, van deze woorden niet meer van beteekonis acht voor het gelootsloven'!

Dit nu is in geen geval juist. Wiji zijn spoedig geneigd het geloof i n Christus gelijk te stellen met het geloof aan de historische berichten O'mtrent Christus. Omdat dit biji ons, Gereformeerden, meestal coincident is en het een het ander in zich sluit, kunnen wij ons moeilijk meer voorstellen, dat er Christenen zij-n, bij wie dat niet het geval is.

Dr C. gebruikt in deze kwestie wel eens het beeld van een , , transparant''. Grondslag van zijn geloof (aldus zegt hij' het gaarne) is de - persoon van Jezus Christus, die door het bijbelsche verhaal als door een transp'arant komt heenschijncn. D'e invloed, dien het Evangelie van Jezus Christus alle eeuwen door heeft geoefend en nog steeds oefent doO'r de prediking' van wat Jezus Christus 'gedaan heeft en wat God in Christus gedaan heeft, om de. wereld met Hem te verzoenen, de vrede, dien het Evangelie nog aitijd^ blijft uitstorten in de harten van hen, die zich aan Jezus Christus overgeven, zoo-als hij in den B'ijbel wordt gepredikt, als de historische persooinlijkheid in \Vien God mensch werd, — dat allC'S is voor hem het bewijs, dat de levende Christus zelf dat Evangelie gebruikt om in hel menschenhart woning te maken door Zijn Heiligen Geest.

U, zeer geachte Redactie, beleefd dankend voor do gelogenheid mij geboden dezo enkele opmerking hier naar voren te brengen, verblijf ik met de meeste hoogachting. Uw dw.

W. E. ENGELKES.

Harderwijk, 7 Dec. 1923.

Laat mij er dus nog eens klem op mogen leggen: Dr Engelkes wil dit schrijven, volgens zijn eigen verklaring, niet beschouwd zien als een betuiging van instemming met Dr Crani'er's gedachten en inzichten op dit punt.

Hoewel 'het goed is, dat Dr Engelkes er dit aan toevoegt, hielden wij er ons van te voren reeds va.n verzekerd.

Anders zou hij opgehouden hebben Gereformeerd te zijn.

Nog een tweede punt wil ik releveeren.

Dr E. richt ook hiertegen zijn klacht niet, dat ik het gevoelen van Prof. Cramer niet juist zou hebben weergegeven. •

Dit zou trouwens 'kwalijk te bewijzen zijn.

Hij is alleen bang, d'at onze lezers er verkeerde k'onklusies uit zullen treikken.

Daarvoor ben ik nu zoo bang niet.

Haast ben ik er bevreesd v.oor, dat zij de dwaling van Dr Cramer nog te licht zouden kunnen opnemen.

Dr Engelkes rechtvaardigt zijn optreden hierdoor, dat hij eenige persoonlijke aanraking met Prof. Cramer 'heeft gehad en zijn voornaamste geschriften heeft gelezen. Hij meent dan ook' Prof. Cramer's gedachten op 'dit punt eenigermate te kennen en te begrijpen.

Ikzelf heb nooit het genoegen gehad Prof. Cramer te ontmoeten. Ik' onderstel echter gaarne, dat ik hem als persoonlijkheid een sympathieke figuur zou vinden. Maar zijn geschriften zijn mij niet onbekend. In deze geloof ik ook Prof. Cramer's gedachten eenigszins te kennen en te begrijpen.

Maar het draait bij deze k'westie niet om kennen en begrijpen.

Het is om de waarheid te doen.

Ik denk, dat ik mannen als Descartes of wil men voor]3eelden uit den nieuweren tijd, neem dan voor mijn part Lenin, Trotzky en Poincaré, ook wel eenigszins begrijp, al ben ik er dankbaar voor nooit aan hun, voeten te hebben gezeten.

Ik kan mij 'heel goed voorstellen, hoe zij' tot hun theorieën gekomen zijn.

Doch wat zegt dat?

Minder dan niets.

Uit wetenschappelij'k' oogpunt moge dat waarde hebben, praktisch, mag 'dat op' mijn oordeel niet van invloed zijn.

Hun theorieën zijn verderfelijlc en of ik mij nu al kan indenken, waarom ze die zoo gekonstrueerd hebben, dat verandert aan hun verderfelijk karakter niets.

Zoo staat het ook' met Dr Cramer.

Zijn theorie over de Schrift gaat rechtdraada tegen de Schrift zelf jn.

De Schrift vermeldt telkens: toen zeide Jezus.

M.aar Dr Cramer zegt: ik twijfel, of Jezus het gezegd heeft.

En of men nu al Dr Cramer in zijn gedachtegang kan volgen, doet er niets van af, dat zijn theorie Schrift-en geloofondermijnend is.

Nog al te zeer gaat men er in onzen tijd van uit: tout comprendre c'est tout pardonner, 'd.i. zoodra ik iets begrijp vergeef ik het vanzelf.

Evenwel mag 'de christen dat nooit tot een stelregel kiezen.

Al begrijp ik, waarom vele Duitschers zelfmoord plegen, 'daarom mag ik het nooit goedpraten.

En goedpraten doet .Dr E. ten opzichte van Prof. Cramer odk. ''•; : , ; ; -MW; : ; ! • i

„Wij zijn", zoo zegt" Hij, „spoedig geneigd het geloof in Christus gelijk' te stellen met het geloof aan de historische berichten omtrent Clhristus. Omdat dit bij ons. Gereformeerden, meestal coincident is en liet een het ander in zich - sluit, kunnen wij ons .moeilijk meer voorstellen, dat er christenen zijn, bij' wie 'dat niet het geval is."

De dwaling van Prof. Cramer wordt hier feitelijk voorgesteld als een andere opvatting, die sommige christenen er op' na houden.

"Nu z.al ik' niet spoedig iemand den christennaam ontzeggen.

Ik' kan niet uitmaken, hoever een christen in geloof en leven klan afdwalen.

Dit leert mij de Schrift, dat, indien eenige geesJ loochent, dat Jezus Christus in het vleesch gekomen is, hij niet uit God is, ma.ar dat hij! de geest van 'den Antichrist is, die komen zal en aireede in de wereld is.

Dat is het 'kernpunt 'der beoordeeling.

Maar als een christen afwij'kt va.n de , , gezonde leer" (-dit is een Schriftterm!), dan dwaalt hij en houdt hij er niet maar een andere opvatting op' na.

Laten wij toch den moed hebben om het kind bij zij'n naam te noemen.

Dwaling is dwaling.

Verzachting lian hier niet worden toegelaten.

En de dwaling van Prof. Cramer is een zeer gevaarlijke.

En dan die dik'wijls gehoorde tirade, dat wij het geloof in - Christus identificeeren met het geloof aan de historische berichten omtrent Christus.

Indien Dr E. niet onder den persoonlijken invlood van Prof. Cramer ware gekomen, zou hij reeds lang ont-dek't hebben, w'aar hier de fout school.

Hier wordt niet recht onderscheiden k'ennen en z ijn. tussohen

Wat het zijn aangaat, ben ik' als christen niet in den bijbel ingelijfd, ma, ar in den Wijnstok, rust ik met heel mijn persoon onmiddellijk in den levenden Christus.

Maar wat het kennen betreft, ik zou Christus niet als Christus en mijzelf niet als christen (Icennen, indien Christus dat niet openbaarde in Zijn onfeilbaar woord. De Schrift moet onfeilbaar zijn. Ik! moet zekerheid - hebben omtrent haar woorden. Anders kan ik het niet verder brengen dan tot twijfel. En wat een armoedig, ellendig leven zou dat niet zijn ?

Vair ethische 2ijde stelt men het anders voor. Zij willen Christus kennen uit hun subjekt. En inzoover aanvaarden zij de Schrift, als die met de inzichten van hun subjekt overeenkomt. Het subjekt beslist, wat uit de Schrift kan aangeno men en wat niet.

Doch als ik op mijn ik ben aangewezen, 'dan heb ik een 'uiterst bedrieglijken kengrond. Want niet alleen uit het natuurlijk', maar ook uit het hart van den wedergeborene 'komen nog voort doodslagen, vernijngevingen, lasteringen.

De geloovige 'kan 'de onfeilbare Schrift niet missen om zoowel d'en historischen als den levenden Christus (tusschen beide bestaat geen tegenstelling).

Prof. Cramer noemt, volgens Dr E. de Schrift weleens een transparant.

Ik hecht meer aan de Scli'riftuurlijke beelden van: een lampi voor mijn voet en een licht 0([j mijn 'pad.

Tegen het beeld van den transparant heb ilsj echter geen overwegend bezwaar.

Mits het maar in dezen zin wordt uitgelegd; dat in dien transpjarant de Heilige Geest Zijn licht heeft ontstoken, zooidjat, terwijl de heele omgeving in duisternis is gehuld, Christus daar lidhtend voor ons staat, als Èet Lam, dia; t geslacht is vóór de grondlegging der wereld.

Zeker, wij zien nu door een spiegel.

Ons kennen is 'ten deele.

Wij kunnen Christus ook door de Schrift niet van aangezicht tot , a, angezicht zien.

Doch het beeld, dat - de Sclirift van Hem geeft, is getrouw en waarac'htig.

Het kan nooit worden verduidelijkt, wel ver-' duisterd door 'het subjekt.

Eerst wanneer Hij geopenbaard zal zijn, zullen we Hem kennen, gelijk wij' ook gekend zijn.

Dr Cramer schreef voor enkele jaren een brochure „Hoe vertellen we aan onze kinderen de bijbelsche geschiedenis? "

Ik zal er hier een passage uit aanhalen, opdat ieder lezer, . oordeele, of zulk' een man Gereformeerd of Calvinistisch mag heeten. •

Ik geef 'het Dr E. ter overweging, opdat hij inzie, - dat hij niet wèl handelde met het voor Prof. CraJner op te nemen.

Prof. CraJner op te nemen. Prof. Cramer werkt d'e stelling uit, dat in de vertelling het Oude Testament christelijk getransponeerd moet worden en vervolgt dan:

Eeu voorbeeld: wanneer we van Eliza lezen, dat hij 'n froep kwajongens, die hem kaalkop scholden, vloekte, zo-O'dat er twee beren kwamen, die de 42 kinderen (!) verslonden, dan kunnen we zoo'n verhaal - moeilijk zoo vertellen, want anders zouden onze kleintjes 'n vreemd idee krijgen van zoo'n vloebenden Godsman en — wat erger is — van God, die - door zoo' wre-ede straf dien vloek vervulde. Als kind heb' ik dat steeds een akelig verhaal gevonden trots alle goedpraterij 'Over de „gestrengheid" Gods. Zóó waren m'n bezwaren niet weg tè nemen. Groote menschen denken dikwijls wanneer kinderen zwijgen, dat ze. tegenover die kinderen dan 't veld hebbén behouden, 't Mocht - wa, t! Ze moesten die kinderen eens daarna onder elkaar hooren praten, als ze alleen zijn! Mijn zUsje zei me ronduit, dat ze 't „gemeen" van God vond. Doe daar nu eens iets tegen, wijze mensch, met luw goedpraterij! Dat komt ervan, vvanneer 'ge o-udtestamentische voorstelling-en va]i 3000 jaar gieteden wilt inpoten in 't bewustzijn uwer kinderen. Bestraf dat kind nu maar, zeg nu maar, dat 't heel ondeugend is, zoo te denken, 't Baat , ^u niets. Gesteld nog, dat ige die gedachten komt te. weten! Meestentijds houden de kinderen ze heel netjes voor de gj'oote'menschen verborgen! Wanneer ge dat verhaal vertelt, moet ge dat vloeken van Eliza weglaten en 't zoo voorstellen, dat-O'p eenmaal twee beren ' die bende stoute jongens uit elkaar joegen, ja er n)isschien we! 'n paar van grepen! Toen de jongens th'uiskwamen, ontdaan van schrik en 't gevaJ aan hun ouders vertelden, waarschuwden deze hen om toch voortaan nooit oudere menschen uit te schelden, of voor den gek te houden. Gelukkig hoorden ze later, dat geen enkel kind was opgegeten. Daar had zeker de goede Eliza God wel O'Ur gebeden!

Dan Simson's geschiedenis. Daarin is nog al 't een of ander, wat we aan kinderen niet kunnen vertellen. Maar zeker mogen we niet vertellen z'n gebed om wraak voor 't gemis van z'n beide oogen, dat door God zou zijn verhoord. Wat 'nidee moeten kinderen zóó wel van God krijgen! Op zich zelf zullen kinderen dat gebed van Simson zoo vreemd niet vinden. En evenmin de verhooring. Die kleine deugnieten houden wel , van wraak en in hun spelletjes komen soms vreeselijke wraaktooneelen voor. Een kind bergt naast veel teerheid ook 'n goede dosis hardvochtigheid in zich. Wat kunnen ze soms wreed zijn! Door dien karaktertrek voelen ze zich wonderwel thuis in vele geschiedenissen van 't O'ude-T'estament: hoe meer er gevochten en gemoord wordt, des te mooier!

„Dus, lieve Mevrouw, geef uzelve, wanneer ge •uw kind uit den Bijbel vertelt. Haal den Bijbel naderbij en maak al de vromen van Oude en Nieuwe Testament familieleden van ü. Dat wil Paulus immers ook, .wanneer hiji de geloovigen no'emt „kinderen van Abraham? " ,

„Zoo \v; ordt de moeilijkheid opgelost, die 'u daar straks opwierpt, dat er verhalen waren, die u niet geloofdet, "

„Wat gelooft 'u niet? "

Nemen we b.v. nog even 't verhaal van de wedu-ive van Zarfat. Iemand kan zeggen niet te gelooven, dat 'n flesch al maar even vol blijft, hoeveel je er ook 'uitschenkt. Maar luidt dan 't verhaal: „er was eens 'n flesch, en die Weef al maar vol", of „er was eens een weduwe, die den profeet Eüa bij zich in, huis nam en daarom dooi-. God werd gezegend? ”

„Gelooft u niet, dat G-od ai-me weduwen nog kan zegenen, , die anderen barmhartigheid bewijzen en bedroefde moeders nog kan trooisten, die haar kinderen door den dood, verliezen? Want dat zeggen ons toch de verhalen van de weduwe van Zarfat en, de weduwe van Naïn."

Ik stem toe, de bdjbelsche geschiedenis wordt soms ellendig verteld. Dan wordt alle nadruk gelegd op de „wonderen" die als zoovele mirakels worden voorgesteld: een jongeling wordt oipgewekt, een blinde wordt ziende, raven brengen brood, rotsen geven water, 't regent brood uit den hemel, kleine kinderen vinden dat heel mooi, hoe wonderlijker, hoe liever! We komen daar straks nog over te spreken. Maar als de kinderen grooter worden, en de bijbelsche geschiedenis is hun alleen van die zijde voorgesteld, dan komt de twijfel. Want ze zien tegenwoordig nooit meer, dat doóden worden opgewekt en blinden ziende worden, dat de raven eten bren.gen, rotsen water geven en 't brood regent uit den hemel. Maar vertel uw kleintjes eens, dat God een arme weduwe hielp, 'n bedroefde moeder trooSjtte, 'n armen blinde niet aan zijn lot overliet on in moeilijke tijden voor zijn ouden, trouwen dienstknecht zorgde. Als de kinderen dat gelooven, laat ze-dan maar gerust auder worden. Dan zullen ze heusch niet tot ongeloof vervallen!

Wat zegt ge van zulk een taal?

Brengt ze al wat den 'Gereformeerde heilig is, niet in opstand?

Is ze niet door en door afsdiuwelij'k; ? Dr E. houde mij ten goede, dat ik met zekere warmte schreef.

Hij weet heel goed, dat het ons in geen enkel opzicht te doen is om hem te treffen.

Nog eens: i'k geloof, dat hij het nu wel met mij eens zal zijn.

Maar een kwestie als dteze mag ons niet koudi laten.

Ik zou haast zeggen: wee ons, indien we voor do Schriften, die van onzen Christus getuigen, niet opkomen.

Ik hoop in waardeering van de personen ook van tegenstanders zoo ruim mogelijk te zijn. Doch ik onderscheid persoon en beginsel. En van het Woord zal Prof. Cramer afblijven!

ScbadelUke voorlichting.

Het stond in een blad, niet van onze richting, maar toch van een richting, welke ons nauw verwant is. •

Verdere aanduiding laat ik achterwege.

Het is immers absoluut mijn bedoeling niet een persoon in zijn reputatie aan te tasten.

Het gaat alleen om de za, ak'.

Voorlichting, gelijk in d^t blad, wordt verstrekt, komt van christelijke zijde weleens meer voor.

Daarom kan dit bij uitstek als middel dienen om het schadelijke van zulk een voorlichting in het licht te stellen.

De kwestie, wa, arover het handelt, is opi zichzelf niet van g^oot gewicht. > I

Maar wel de wijze, waarop zij wordt getrajk; toerd.

Een lezer zond de vraag in: is het een christen geoorloofd Esperanto te leeren of is het zondig? Daarop nu antwoordt het blad:

Voor hen, die niet weten, wat , , Esperanto" beteefcent, zij opgemerkt, dat onder dezen naam een nieuwe taalvorm wordt aangediend, bestemd als toekomstige wereldtaal. Het is een pioiging om in verband met het toenemend internationaal verkeer een taal te schepipen, welke in alle werelddeeleni verstaan en gesproken wordt. Het Espérantoi past dus geheel in den stijl van onzen modernen tijd. Reeds eerder werd een proef genomen met z.g.n. „Volapük", dat spoedig en volkomen mislukte. Deze wereldtaal, heette het, klonk, hoewel oip streng wetenschappelijken grondslag opgeboiuwd, ongemeen h'aid. De woorden zagen er zoO' vreemd uit en w-aren zoo moeilijlt te onthouden, zoodat de studie in de nieuwe wereldtaal weinig aanlokkelijks had.

Na het fiasco van het , , Vólapiük" trad Dr Zamenhof ; op, die een poging deed onder het pseudoniem „Doktoro Esperanto". Deze 'Russische dokter 'scheen meer succes te zullen boeken. In verschillende landen althans Vindt men ijiverige beoefenaars van de nieuwe wereldtaal, die in haar welluidendheid op het Italiaansch gelijkt. '

De bedoeling van den vrager is nu om te weten of het Esperanto een poi^iag is o^m het Godsgericht in de Babylonische spraakverwarring op' te heffen. Indirect bedoelt het natuurlijk ëen uitwissching' der taalgrenzen. Maar men make zich niet ongerust ten dezen opzichte. Het ingrijlpen Gods in de historie van Babel is te radicaal, dan dat het een mensch gelulcken zou, de spraakverwarring . te doen ophouden. Sedert het uiteengaan der menschen jspreekt een ieder ook zijn eigen taal. En daarmede hangt ten nauwste saam zijir geschiedenis en cultuur. Elk volk heeft zijln taal lief en hoeveel strijd is er opi taalgebied al niet gestreden. Denk maar eens aan den taalstrijd in België. Die straf den volkerea te Babel opgelegd, moiest naar Gods Raad dienen tot verwezenlijking van Zijn wereldplan, tot-ontwikkeling en ontplooiing van de gees-• telijke en zede.ijke krashten der menschheid. Op het Pinkstei-feest te Jeruzalem hef1; de H. Geest het taal-ondorscheid niet opi, maar geeft te spreken in de verschillende talen, der volkeren. La.at de volgeliiigen van , Dioktoiro Esperanto" daarom hun pogingen maar staken, om een wereldtaal te maken. En de H. Schrift èn de wereldgeschiedenis wijzen op mislukking van dergelijk menschelij'i. gelmutsel. Men moet het met het Esperanto niet al te ern-. • stig opnemen; wereldtaal is het niet en zal het nimmer worden. God heeft daartas afdoende maatregelen genomen. Eerst in de nieuwe Schepiping zullen alle volkeren en na; tiën weer één taal spire-.ken; en die taal zal zijln een heerlijke schepping Gods.

Dat het nu zondig is Esperanto' te leeren, kan moeilijk bewezen worden. D|e studie der klassieke en moderne talen is toch oiolk geoorloofd? Ja maar, Esperanto - wil toch wereldtaal zijia? Maar daarom is het dat nog niet. Om nu votor liefhebberijl deze wereldtaal(? ) te bestudeeren, daarvoor is de tijd te kostbaar. Maar het kan zij'n, dat men tot het veitrijlgen van een piositie „Esp'eranto" moiet kennen, en dat kan noodzaken van deze haoiggeroemde(? ) wereldtaal nader kennis te nemen.

Op het laatst wordt de Vragenbus-redaikteür wat ink'onsekwent.

Wanneer achter het Esperanto inderdaad de toeleg steekt, om de spiraalkverwarring, bij' Babel begonnen, teniet té doen, wanneer dus het Esperanto een anti-goddelijk uitvindsel is, mag men niemand .aanraden om het te leeren, al is het ook ter wille van' een positie.

Dan zou men om een schotel linzenmoes zijn eerstgeboorterec'ht - Verlcbopen.

Dan moest men om met d'en catechismus te sprek'en eer zijn vertrouwen van alle sdh'epselen aftrekken en die varen laten, 'dan het minste tegen Gods wil te doen.

Evenwel is de redakteur niet op de hoogte ; van het Esperanto.

Ik erken, dat een Vragenbus-redakteur dikwijls in een moeilijk parket verkeert.

Men onderstelt, dat hij van alles verstand heeft.

Men beschouwt hem als een wandelende en-Men beschouwt hem cyclopaedie.

Daarom doet hij goed zich een deugdelijke, up to date encyclopiaedie laian te schaffen.

- Had deze redakteur er zulk een werk op' geraadpleegd, hij zou zijn antwoord in de pen hebben gehouden.

Inderdaad toch wil het Esperanto geen wereldtaal zijn. , (

Dat hebben 'de voorstanders herhaalde malen duidelijk te kennen gegeven.

'Op - de internationale handelsconferentie, gehouden te Venetië, in April dezes jaars, werd op voorstel va.n de Kamer - vian Koophandel te Parijs een resolutie aangenomen, die ingeleid wordt door de considerans:

„Overwegende, dat de wereldhandel zeer vergemakkelijkt zou worden doior het gebruik van de internationale hulptaal;

overwegende, dat deze hulptaal de natio'uale talen, die met de geschiedenis en d, e onsterfelijke werken van ieder land nauw verbonden zijta, niet moet schaden; " enz. enz.

En een Nederlandsöh piropagandaboekje voor het Esperanto begint:

, .Esperanto' is de wereldhulptaal.

In alle beschaaïde landen der wereld wordt het beoefend en toegepast als internationale spreek en , c o r resp'ondentie t aal.

^ Esperanto bedoelt niet: de nationale talen te vervangen, maar is alleen: de tweed.e taal, die ied'er naast z ijl n landstaal leert, ten behoeve van z'n betrekkingen met andere volkeren."

Hier worden allerlei voorstellingen, die omtrent het Esperanto bij het volk voortleven, officieel en met beslistheid weersproken.

Het Esp'Cranto wil geen wereldtaal zijn.

Het wil a, lleen wereld hu lp ta.al wezen.

Het bedoelt 'dus geenszins de gevolgen van Babel's torenbouw op te heffen.

Het erkent de schoonheid van de nationale talen.

Maar het wil ook rekening houden met - de onmogelijkheid van bandelscorrespondenten en kongressisten, om. lalle volkeren, waarmee men in kontakt treedt, in hun eigen taal te bereiken.

Wanneer men nu allerwege een kunsttaal aanleerde, zou men zoo het gemakkelijkst met elkander kunnen correspondeeren en confereeren.

, En zonder nu uit te malken of er misschien niet een hulptaal kan worden uitgedacht, die nog eenvoudiger is, is het, een feit, dat in den handel meer en meer - van het Esp.eranto wordt gebruik gemaakt, .schoon. het nog ver van algemeen is.

Ook moet toegestemd', dat zijn spraa.kkunst en ' woordvo.rming buitengewoon gemakkelijk is en zoo niet. . binnen enkele dagen, toch binnen erakele weken kan worden aangeleerd.

Natuurlijk schuilt er in het propageeren van • het Esperanto een groote dosis idealisme.

Of het ooit wereldhulptaal zal worden is zeer de vraag.

De' menschheid is zeer traag om zulke ideeën tot realiteit te maken.

Toch zou het: ook van 'kerkelijk belang kunnen zijn. 't Is 'dat we in. Hongarije mannen hebben, die het HoUandsch meester zijn. Maar een Hollander leert stellig duizendmaal gauwer Esperanto dan Hongaarsch. Werden de connecties met Hongarije uitgebreid, schoot oo'k in Polen weer eens een kiem van Calvinisme op, om nu van Rusland en andere rijken te zwijgen, dan zou het overweging kunnen - voordienen om van beide zijden van zulk een hulptaal zich te bedienen. 1 Het zou natuurlijk behelpen blijven.

Aanleeren van vreemde talen zou men nieÊ • mogen nalaten. Daardoor leert men ander vollf beter kennen. Maar het is niet ieder gegeven pm evenals een mijner oud-leeraars zich de weelde van in twee en twintig talen zich te kunnen uitdrulkken te veroorloven.

Laat mij nog even wijzen op het Maleisch. Het Maleisch is een kunsttaal, die heel onzen Indischen Archipel door als hulptaal dienst doet.

Wie 'denkt er aan om het onzen Zendingsdienaxen als zonde aan te rekenen, dat zij Maleisch leeren?

Hiermede propageer ik het Esperanto niet. Als een jongen er zin in en tijd voor heeft, laat hem daarin begaan.

Meent, iemand, dat er geen toekomst in zit, hij spanne er zich niet voor in.

Ieder blijve .vrij.

Mits men maar geen anti-godsdienstige motieven zoekt, waar zij geheel afwezig zijn, gelijk voormelde Vragenbus-redakteur.

Want 'dat 'kan op onze jongeren zoo schadelij'k werken.

Wa.nneer een oudere de vergissing op'Valt, die in zoo'n antwoord is binnengeslopen, blijft hij er in den regel kalm onder en denkt: een dominee kan ook niet van alles weten.

Maar de jongeren staan er anders voor. Die noemen zoo iets niet een vergissing, maar een blunder of een flater.

Zij verdenken er den dominee van alle nieuwere ideeën met behulp van den bijbel te smoren.

Zij heeten hem konservatief en zeggen hem

dikwijls hun 'krediet op'. En zij zijn op een dwaalweg, eer men het weet. Die jongeren zijn 'daarvoor verantwoordelijk. Maar gaf dominee geenerlei aanleiding?

-= Confessioneele winst.

. Bij de verkiezingen, in 'de Nederlandsche Herv. Kerk gehouden, zijn in de grootste steden de Ethischen en de Modernen (die zich in voorstanders voor Evenredige Vertegenwoordiging hadden opgelost), over heel de linie geslagen en kwamen de Confessioneelen versterkt uit den verkiezingsstrijd terug.

Wij verblijden ons met hen.

Hoe meer de Gereformeerde belijdenis van de Hervormde' kansels weerklinkt, des te aangenar mer is het ons.

Alleen scheppen wij ons - niet de illusie, dat het in dien weg tot waar k'erkherstel kan komen,

Stel, dat overal uit de kerkelijke colleges d!e modernen en ethischen waren uitgestemd (wat opj verre na nog niet het geval is), dan zouden de modernen en ethischen toch nog in de kerk blij'v'en en in particuliere bijeenliomsten heil zoeken. \

Hoe kan men ooit onder de vigeerende reglementen van hen afkomen?

—~ Geen voortflezette Synode.

Men heeft in „De Standaiaird" en andere bladen kunnen lezen de mededeeling, welke , de Deputaten van 'de Generale Synode van Utrecht in de' zaak van Ds 'Goudapipel tot de kerken richtten.

Uiteraard is deze mededeeling niet bestemd om nieuwsgierigen te bevredigen.

Zij bevat dan ook' feitelijk niet anders, dan dat de Dep'utaten met angstvallige nauwgezetheid zija' te werk gegaan, d; a, t de verzoening is tot standi gebracht en dat derhalve voortzetting van de Generale Synode van Utrecht onnoodig is geworden.

Uit heel het land zal zéker dankbaarheid over 'dit resultaat. rijzen

Niet alleen, omdat zulk een voortgezette Synode 'de kerken op Ihooge kosten zou jagen, maa, r veel meer, om'dat daardoor de kerken in ernstigei ongelegenheid zouden zijn gebracht.

Indien toch zulke vroede Deputaten, als hiervoor waren benoemd en inzonderheid een manals Prof. H.' H. Kuyper, met zulk' een 'diep inzicht-in het kerkelijke recht en 'de kerkelijice toestanden, deze zaak' niet konden ontwarren en tot een bevredigend einde brengen, wat zou dan een Synode hieraan moeten doen?

Doch Go'de zij lof, dit gevaar is afgewend. ' Aan de Deputaten komt de bijzondere dank derkerken toe. (

Voorts heeft men in de bladen kunnen vernemen, , dat Ds 'Goudappel, die het beroep naar de k'er'kj van Emlicheim aannam, van de classis Utrechli eervol ontslag ontving.

-s Wansmakelijke titel.

Een Duitsch correspondent meldde in een onzer groote bladen, 'dat men in B-erlijn het liefst stukken ziet opvoeren, waarbij men rilleri, beven .en gruwen 'kan.

Dat vindt men heerlijk. |

Instinkten, die overwonnen schenen door de kuituur, komen boven.

De tijdgeest wil zich vermaken met het vreeselij'ke, het angstige, het sidderende.

Daaraan dachten we ook toen we een lezingzagen aangekondigd onder den wansmakelijken titel: „een nacht in het logement der duivelen".

Het is alleszins geoorloofd, titel kiest, die trekt. dat een lezer een

Maar zulk een titel • mag geen toegeven aan, den tijdgeest beloven, mag niet spelen op heli klavier der lagere volksinstinkten.

Van een lezing mag geëischt, dat ze eleveert, veredelt en het schrikkelijke met teederen takt bespreekt. 1 c (

Maar nooit mag ze doen denken aan een „wordtteruggehaald-roman", zooals ze in de volksbuurten worden gelezen en waarvan er een tot opschrift had: „een bloedige vrijage of in het logement der Jacobijnen".

HEPP.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's