Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De werkwijze der Generale Synode.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De werkwijze der Generale Synode.

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Het eerste artikel gaf een overzicht van de verschillende verbeteringen, door de pers voorgesteld.

Het tweede artikel hield zich bezig met den eersten maatregel, als verbetering aangewezen: verlenging van den tyd, waarin de Synodn niet in pleno vergadert, maar waarin dn Commissies haar arbeid kunnen voortzetten.

De een stelde voor den stillen tijd met één dag te verlengen. De ander om na de openingsvergadering in die heele week niet meer afs Synode saam te komen.

Maar er is nog een derde: n.l. om met de openbare zittingen te wachten tot de Commissies al het werk hebben afgedaan.

Dit laatste gaat, durikt mij, 'weer te ver naar den anderen kant.

Neemt het eerste voorstel de voorbereiding te krap, dit derde neemt het te ruim.

Volgde men deze methode, zoo zouden de Commissies niet den sterken prikkel hebben om voort te maken. En het is volstrekt geen schande van Synodale Commissies te onderstellen, dat zij een prikkel noodig hebben. Geldt dit ten slotte niet van bijna alle menschen, ook van de stoerste werkers ?

Daarenboven kan een Commissie tegen haar wil worden opgehouden. Er zal b.v. ergens een geschil zijn gerezen. De Commissie zal eenige betrokkenen persoonlijk willen hooren. Deze kunnen echter niet dadelijk. komen. Zoo zon de Synode maar steeds worden verdaagd.

Op het afhandelen van alle zaken in de Commissies kan niet worden gewacht.

Het tweede voorstel (om na de openingszitting de heele wee'k niet meer in pleno te vergaderen) dunkt mij het meest rationeele.

Werd dat aangenomen, dan zou de Synode niet slechts wat meerdere stof ter behandeling hebben, maar dan zou het meeste reeds door de Commissies zijn afgewerkt.

Dan kon dadelijk reeds een of meerdere belangrijke onderwerpen aan de orde gesteld. Dan waren we van het sukkeldrafje van den eersten tijd af.

Als tweede verbetering wordt aangeprezen de behandeling der onderwerpen volgens het agendum. Dus in meer logisch verband met elkander.

Vooral wordt dit bepleit met het oog op de Acta. Als alles door elkander behandeld wordt, is het zoo moeilijk' het beslotene in de Acta weer te vinden. Het ligt hier en daar verspreid.

Hiertegen is opgemerkt, dat de registers dit be-. zwaar opheffen. Daar fcan men alles bijeenvinden, wat over zeker onderwerp besloten werd.

Toch is dit maar ten deele waar.

Ik heb indertijd alle Acta moeten doorsnuffelen, maar het kostte soms heel wat tijd om het gezochte te ontdekken.

Het is niet lederen scriba gegeven om de juiste trefwoorden te kiezen.

Over het algemeen zijn dé registers niet gedetailleerd genoeg.

Daarom zou het voorzeker een stap' in 'goede richting zijn, wanneer de Acta onderwerpsgewijs werden ingedeeld.

Daarbij duikt echter een ander bezwaar op, n.l. dat men dan geen historisch verslag krijgt en daarop is men blijkbaar zeer gesteld.

Dit alles zou te ondervangen zijn, wanneer men in de xActa voorop liet gaan een overzicht van wat er van dag tot dag verhandeld is, met ver-

wijzing naar de bladzijden, waar men Kan vinden wat er besloten vs^erd.

Dat zouden bi}na ideale Acta voorden. Eerst het korte verloop der Synode. Dan overwegingen en besluiten. Eindelijk het register.

Voor de kosten behoeft men het niet të laten. Die behoeven niet of niet noemenswaard grooter te worden.

De stof blijft dezelfde. Alleen wordt zij anders gegroepeerd.

Maar dan is het ook niet noodig op-de Synode zelf zich stipt aan het Agendum te houden.

Niemand, die een rijk voorziene bibliotheek heeft, kan alles wat logisch bij elkander hoort, ook bij elkander plaatsen. De praktijk dwingt wel die orde op te geven. De fohanten zet men liefst ondera.an. Boeken van kleiner formaat verschuift men naar booger. Zoo doet de huisvrouw met haar linnenkast. En wie zijn koffers pakt, springt al heel raar met de logika om. Die perst een scheerkwast in het gaatje, dat de Wirklichkeitslehre van Driesch heeft opengelaten.

Een Synode moet zich ook al inlaten met dergelijke alledaagsche praktijken.

Als het tegen het sluitingsuur loopt — zeg, inen heeft nog een half uur — dan zal geen praeses het op zich nemen nog een belangrijk punt aan de orde te stellen, om Kalf vijf den hamer te laten vallen en mede te deelen: morgen wordt de bespieking voortgezet. Immers kan hij het op duim en vinger uitrekenen, dat Wiat in dat half uur is gezegd, den volgenden dag nog eens dik zal worden overgeschilderd. En vaak zou herhaling ook' noodig zijn, omdat de na.ch't verzwakking brengt van de aangevoerde argumenten. Op'scherping v; an 'het geheugen kan in vele geva.llen niet worden gemist.

Zoo ging het op de Utrechtsche Synode o.a. met de Belijdenisvragen.

Moet men dan maar een half uur vroeger eindigen? '

Doch dat is zonde van den tijd.

Ook is er terecht opgemerkt, dat het dagen achtereen zich bezighouden met' een en hetzelfde onderwerp bij het gros der Synode-leden verschijnselen van psychische vermoeidheid oproept. Studeerenden zullen daarvan niet zoo gauw last hebben, maar anderen wel.

En doet psychische vermoeidheid de Synodale besluiten niet in waarde dalen?

Reeds nu wordt soms een besluit genomen, dat zeker anders zou luiden, indien de discussies de Synode niet hadden afgemat.

Als de Synode moe is, hebben voorstellen in dezen vorm: „waar de zaak nog niet voldoende rijp is om.thans dienaangaande tot een beslissing ' te komen, wordt zij aan de kerken in overweging gegeven (of in handen van Deputaten gesteld) om er op een volgende Synode over te oordeel en" bijna steeds kans van slagen.

Met deze eigenaardigheid van den menschelijken geest heeft het moderamen en met name de praeses rekening te houden.

Hij mag de wa.airheid van het varietas delectat, d.i. verandering van spijs doet eten, niet vervvaarloozen.

De methode der afwisseling zal m.i. geen bezwaren meer ontmoeten, indien de Acta op boven aangegeven wijze worden ingericht.

Wij, Calvinisten!

Hoe heeft men indertijd bovenstaande uitdrukking kwalijk genomen.

Zich te noemen naar den harden man, die Servet te 'Geneve liet verbranden, hoe wa, s dat in onzen' tijd mogelijk!

En dan dat Farizeïsme, dat er in lag opgesloten. Wij, een apart kringetje van christenen. Men stond op zijn achterste beenen.

Doch nu staan we voor het verbluffende feit, dat Prof. Cramer ook van: „ons Calvinisten" spreekt.

Ons vermoeden, dat Prof. Cramer in Hongarije op het idee gekomen is, zich' Calvinist te noemen, wint aan zékerheid door wat hij schrijft in het orgaan van den Wereldbond der Kerken.

Het nummer zelf ontvingen we nog niet, maar de „N. R: Ct." citeert uit het artikel: „De Gereformeerde Kei'k in Transsylvanië" het volgende:

„Het is noodzakelijk, dat het westersche protestantisme wete, aan welke gevaren de zusterkerk in het Oosten van Europa blootstaat. Hier dient te warden geholpen, en liefst zoo spoedig en zoo • krachtig mogelijk. Men was overal èn in het tegenwoordige Hongarije èn in T'ranssylvanië zeer verblijd met het teeken van medeleven, van de zijde der Noderlandscbo Hervoiinde Kerk ontvangen, door de. zending: van twee afgevaardigden. Had men het bezoek van vertegenwoordigers der Gereformeerde Kerken in Nederland eertijds zeer op prijs gesteld, nog meer waardeerde men het, dat nu vertegenwoordigers van de groote Nederlandsche volkskerk waren gekomen, die bijna drie millioen leden telde blijkens do laatste volkstelling. Men heeft in Hongarije en T'ranssylvanië niet alleen geldelijken maar ook moreelen steun noodig, men heeft behoefte aan teekenen van medeleven.

Natuurlijk is ook daar niet alles, gelijk het moest zijn en men ontkent in Hongarije volstrekt niet hoe noodig het is, dat door deze crisis het Hongaarsche protestantisme worde gelouterd. iMen wil daar be-slist en bewust calvinist zijn, 'Bijna in alle kerkelijke geboliAven en onderwijsinrichtiragsn en ook in vele pastorieën ziet men beeltenissen van Calvijn. Men houdt vast aan den Heidelbcrgschen Catechismus en aan de ruime en mooie Confessia Helvetica postej'ior van Bullinger. Men tracht oude tradities te handhaven. Maar dat alles is geen waarbors, dat ongeloof en wereldschgezindheid' niet zouden binnensluipen. Ook de Hongaarsche kerk is daarvan niet vrij gebleven. Nu komt deze tijd van ernstije beproeving. Men voelt die noodig te hebben. Aan ons, Nederlandsche calvinisten, de taak hun ter zijde te staan."

Hoe vindt ge het?

Hebt ge goed gelet op die zinsnede: „Had men het bezoek van vertegenwoordigers der Gereformeerde Kerken in Nederland eertijds zeef op prijs gesteld, nog meer waardeerde men het, dat nu vertegenwoordigers van de groote nederlandsche volkskerk waren gekomen, die bijna drie millioen leden telde blijkens de laatste volkstelling". Ik liet twee woorden spatiöeren, die twee boekdeelen spreken.

Prof. Cramer heeft gegeurd met het cijfer, terwijl de Ethischen hier te lande meermalen hun minachting te kennen ga, Ven voor het stomme cijfer.

Telkens beweerde 'men, ; dat de helft plus één niet in de richtingenkwestie beslissen mooht. Laat Prof. Cramer zich troosten.

Ook' in Hongarije zijn er, die zich door een getal niet laten verbluffen.

Die ook heel goed onderschelden kunnen tusschen Ethischen en Calvinisten.

Die zich door het Calvinistisch-worden van Prof Cramer heusch niet om. den tuin laten leiden. Prof. Cramer moge in Hongarije voor volle kerken hebben gesproken ^ naar onze inlichtingen luiden — er hebben er oólc gezegd: dat zijn de

echte Calvinistische klanken niet. •En welk' een eerbied heeft Prof. Cramer opeens voor den Heid. Catechismus en meer nog voor de ruime en mooie Confessio Helvetica posterior van Bullinger.

Toch verstout ik mij te meenen, dat hij die beide slechts in „geest en hoofdzaak" aanneemt. Het slot doet 'de deur toe.

Prof. Cramer klaagt, dat ongeloof en wereldschgezindheid de Hongaarsche Kerk' is binnengeslopen. „Aan ons, Nederlandsche calvinisten, de taak hun ter zijde te staan."

Aan ons, Nederlandsche calvinisten.

Prof. Cramer, die eens de vensters opengooide om er de Schriftkritiek te laten binnenstro omen, heeft nu de vensters laten sluiten en grendelen en in zijn kerk wat calvinistische lucht geblazen. Dorpelwachters moeten • zorgen, 'dat' die lucht niet ontsnapt. Ik voorspel, d^t het er muf zaJ worden door dat eigenaardig soort calvinistische lucht. Maar nog iets. i

Aan ons, Nederlandsche Calvinisten, de taakj hun ter zijde te staan, zoO' schalt het parmantig. Doch er is een spreekwoord: foute charité bien ordonnée commence par soi-même, d.i. elke weigeordende liefdadigheid begint met zichzelf.

In Dr Cramer's eigen 'kerk is er ook veel ongeloof en wereldschgezindheid binnengeslopen.

Als hij met zijn wonderlijk gekleurde Nederlandsche Calvinisten er eens op uittrok', om het ongeloof en die wereldschgezindheid uit zijn kerk. te drijven.

Ware dit niet een veel uitnemender weg?

Voor het plan van Prof. Seüestyen.

Van Ds A. .Veldkamp te Anna-Jacobapolder ontving ïk het 'heuglijk bericht, dat de kerkeraiad aldaiar, naar aanleiding van ons stukskei in „De Reformatie" besloot, om gedurende vijf jaar elk jaa.r f 70 bij 'te dragen ten behoeve va, n Hongaarsche studenten, die hier komen studeeren. Eién voorwaarde is er echter aan verbonden. N.I., dat andere kerken de eerste duizend gulden volmaken.

Aan de kerk van Anna-Jacobapolder komt de eere toe de eerste te zijn om het plan van iProf. Sebestyen, gelij'k het door mij werd geamendeerd, ten uitvoer te brengen.

Met den hartelijksten 'dank maak ik hiervan melding.

Maar zou ik' die 'kerk en haar ijverigen pastor nu het verzoek mogen doen, om nog een beetje verder te gaan en bij de kerken in haar omtrek er op aan te dringen haar voorbeeld te volgen ? Naar men weet is dit mijn eigenlijk voorstel. Als Ds Veldkamp er zich eens voor spande om in de kerken uit de classes Tholen, Zierikzee en Goes een jaarlijk'sche bijdrage van f 1000 voor dit doel op te brengen, terwijl dan iemand uit het overige Zeeland de andere classes bewerkte, opdat ook daaruit' f 1000 kwam.

Zou dat niet heerlijk zijn?

Stelselmatige arbeid brengt zooveel tot stand. En ik zou 'ZOO graag zien, dat hier elk jaar minstens 15 Hongaarsche studenten studeeren, opdat zij niet een would-be, maar het echte Calvinisme leeren kennen en straks ook prediking.

Het.zal mij een genoegen doen uit tal van kerken te vernemen, - dat men in deze begint en voortvaart.

Ifc hoop het in „De Reformatie" te vermelden.

Repliek aan Dr Engelkes.

Onze driestreep over Prof. Cramer in dit nummer, was reeds voor een vorig nummer ingezonden en houdt dus geenerlei verband met onderstaand schrijven van Dr Engelkes, dat ons eerst later gewerd.

Dit even ter toelichting.

Gaarne geven wij het ingezonden stuk' van den heer Engelkes een plaats.

Hooggeacht© Redactie,

Mag ik nog even terugkomen op' het antwoord van Prol'. Hepp in „De Refarmatie" van 14 Dec. op mijn schrijven van 7 D|ec. j.l. ?

Het verheugde mij' te constateeren, dat Prof. Hepp in geen enkel op'zicht uit mijh schrij'ven afleidt, dat ik instemming betuig met Prof. Cramer's inzichten. Dit was trouwens aok door mij vooropgesteld.

Wel oordeelt Prof. Hepip', dat ik „goed p'raat" ten op'zichte van Prof. Ciamer. Ik stel, zegt de hooggeleerde schrijver, de dwaling van Prof. C. voior als een andere opivatting, die sommige Christenen er op nahofuden. Laat ik' moigen zeggen, dat ifc er geen bezwaar tegen gevoel, deze andere opvatting eep „dwaling" te noemen, en 'dus „het kind bij den naam te noemen".

Maar nu wilde ik deze ééne vraag nog gaarne beantwoord zien: „Mogen, ja móeten wij' niet iemand die Christus, zooals Hiji ons in den Bijbel gepredikt wordt, den grondslag van zijta geloof noemt, een Christen noemen, ook al dwaalt hij in zijn Schriftbeschouwing, en al acht ik piersoonlijk deze dwaling gevaarlijk? M. a. w. is niet het geloof in Christus pirimair, en de theorie, die men aanhangt omtrent de Schrift-inspiratie, s e-c u n d a i r (dat 'wil dus niet zeggen: van-geenbeteekenis of Waaxdeloias, maar alleen secundair)? " Ik geloop; dat Pïof. Hepp dit gaarne zal erkennen, want hij schrijft zelf, dat hij niet spoedig iema, nd den Christennaam zal ontzeggen, en dat hiji oiok niet kan uitmaken, hoever een Christen in geloof en leven kan afdwalen.

Voor deze woorden ben ik Prof. Hepp' weer dankbaar, want ziji zijn mij Uit het hart gegrepen. Ik geloof ook, dat ik mijn. brief niet geschreven zou hebben, als Prof. Hepip dit dadelijk met klem er aan toegevoegd had, om alle misverstand bij zijn lezers van te voren af te snijden. Ik vreesde n.l. dat de lezers van „De Reformatie" (geneigd als wij allen zijn tot rubriceeren en plaatsen in loketjes van duidelijk opschrift voorzien) P'rof. Cramer ongeveer als een geestverwant bijv. van de Protestantenbond-ers zouden beschouwen.

Hiermede zou aan Prof. O. niet alle recht wedervaren zijn, want wij mogen wel dwaling als dwaling signaleeren, maai' moeten er tegelijk bijvoegen, dat het één onzer mede-Cljristenen is, 'die dwaalt, waarmee wij' ons in hoofdzaak één weten, — wat wij' bijv. ten opzichte van •een „modern" geloovige niet zoo gemakkelijk zouden toegeven.

Wat het Eliza-verhaal betreft uit het Oude Testament, wil ik wel dadelijk toegeven, dat ik het in geen geval in dezen trant aan kinderen wenschte te vertellen (ik zou daar ernstige bezwaren tegen hebben; wat zou ik boivendien moeten zeggen, wanneer zij het later anders lazen in hun Bijbel? ).

Ten slotte had ik zoo' gaarne gewild, dat Prof'. Hepp nader ingegaan was opi de moeilijke kwestie in mijn schrijven aangeroerd. Ik bedoel inzonderheid de kwestie van den verschillenden vorm, waarin de verschillende evangeliën ons woorden van Jezus overgeleverd hebben. Hierover ging het vooirnamelijk.

Zouden er niet meer lezers zijn, die in verband met deze kwestie wel eens opi moeilijkheden stuitten, en zou Prof. Hepp deze lezfers, indien zte er mochten zij'n (waaraan ik niet twijfel) en in elk geval mij' niet het genoegen 'willen doen in „De Reformatie" aan deze zaak .eens enlcele artikelen te wijden ?

Zou ik ook nog mogen. opm; erken, dat ik mij niet bewust ben ooit in „Die Reformatie" geschreven te hebben op' een „beslister" toion, dan die uit mijn laatste schrijven vernomen werd? Is de opmerking van Prof. Hepp' mis, schien niet hier aan toe te schrijven, dat ik steeds over onderwerpsn schreef, waarbij geen aanleiding, bestond rechtstreeks deze dingen te bespreken? '

Ü, hooggeachte Redactie, beleefd dankend voor de opname van dit schrijven, verblijf ik met de meeste hoogachting Uw dw.

W. E. ENGELKES.

Harderwijk, 18 Dec. '13.

Ik geef nu mijn repliek in den vorm van a.anteekeningen.

lo. Ik verheug mij hartelijk over dezen brief al had ik ook niets anders van Dr E. verwacht. Maar al stel .ik' vol vertrouwen in iemands beslistheid, zoo is - het voor de lezers van ons blad weleens noodig, dat ik om hunnentwil een poging doe, dat hij de puntjes nog eens op de i's zet. Indertijd lazen zij die beslistheid uit Dr E'.'s andere artikelen, hoezeer die ook van anderen aard waren. Men vergete niet, wat Kuyper eens schreef omtrent het fijne instinktieve (ik zou liever spreken van: intuïtieve) leven van ons Gereformeerde volk'. En nu zouden zij zoO' licht kunnen denken, dat Dr E. veranderd was. Dit blijkt thans ook ', h, un niet zoo te zijn. Daarom ben i'k' blij Achilles uit zijn tent te hebben gelokt. Er moet algemeen vertrouwen heerschen.

2o. De vraag of het geloof in Christus niet primair is en de theorie, die men aanhangt, omtrent de Schriftinspiratie niet secundair (wat niet beteekent: waardeloos) is echter nog niet bij-

zonder gelukkig gesteld. Wat wij aangaande de Schrift voordroegen was niet een theorie, maar een dogma. Een dogma, is van een theorie zeer wezenlijk onderscheiden. En het dogma ran de Schriftinspiratie is zelfs niet door la.nge redeneering, maar bijna onmiddellijk' uit de Schrift gegrepen. Ook mag niet beweerd, dat het dogma aangaande Christus primair is en de overige, of dat van de Schrift, secundair. Dat niet a.lle dogmata primair zijn, zullen de meesLte Gereformeerden toestemmen. De verhouding van kerk en staat b.v. zal men niet licht tot de primaire dogmata' rekenen. Artikel XXXVI van onze Geloofsbelijdenis is althans voor ons geen shibboleth. Toch geve men niet toe aan den drang, vroeger reeds door de Remonstranten geoefend en in onzen tijd tot nieuwe kracht verwekt, om de dogmata zooveel mogelijk van het primaire naar het secundaire terrein over te brengen. Men ziet, dat hieraan heel wat vast zit. En wat nu betreft het geloof in Christus en het geloof aan de Schriftinspiratie, beide zijn onafscheidelijk aan elkander verbonden. Het een hangt van het ander af. Het standpunt ten opzichte van de Schriftopenbaring beslist over het gezicht, dat men op-den Christus heeft. Keemt men de onfeilbaarheid der Schrift niet aan, dan moet men op. den Christus der Schriften, hetzij veel of weinig afdingen. Dan wordt de Christusopenbaring eerst verminkt en daaxna opgevuld met mensch'elijke vindingen. Het primaire en het secundaire kan hier alzoo, wat het geloof, of zooals de oude dogmatiek het formuleerde, die fides que creditur betreft, niet aanvaard. 3o. Loketten kennen we niet. Wel onderscheiden we tusschen hen, die heel de Christusopenbaring der Schrift verwerpen, die er een deel van aannemen en die h, aar in ih'aar ganschen omvangl gelooven. Inhoever de tweede k'ategorie nog den naam van christenen dragen mag, kan niet in het algemeen worden beslist. Iemand kan wel zoo weinig van die Chtistusopenbaring der Schrift aannemen, dat het een quantité négligeable wordt. Dan moet de naam van christen hem onthouden. Maar waar precies de scheiding ligt, wa^ar de grens is tusschen dwaling en ongeloof, kan niemand bepalen. Dat moeten wij aan God overlaten.

4o. Dr E. spreekt va, n in hoofdza; ak één weten met iem.and. Tot de hoofdzaken behoort echter ook de Goddelijke ingeving der Schrift. Wat dunkt u van den Christus? is alleen te beantwoorden, als men afdoend bescheid geeft op-het: wat dunkt u vlan de Schrift? Christus zelf sprak tot Petrus, dat hij zijn belijdenis niet van zichzelf had, m; a: a.r dat ze hem geopenbaard was door Zijn Vader, die in de hemelen is. Die openbaring komt thans tot ons in dé Schrift. En om nu eens tot het concrete geval te komen: ik. zou niet gaarne beweren, dat ik mij in hoofdzaak met Dr Cramer 'één weet. Het gaat hier niet over het z ij n. Daa.r blijf ik' af. In Dr Cramer's hart kan ik niet lezen. Maar het gaat over het weten. En dan drijft Dr Cramer te zeer op zijn subjek't. En Dr Cramer's subjekt is voor mij geen norma credendorum et agendorum (regel voor geloof en leven), evenmin als mijn eigen subjekt dat kan zijn, maar alleen de Schrift. Samenwerking met Dr Cramer zou mij op ma, atsc!ha.ppelijk, filantropisch en menig ander terrein mogelijk' zijn, maar op het gebied van Jiet engere geestelij'k'e leven niet.

5o. Of Prof. Cramer mij niet nader staat dau de „moderne"? Zonder twijfel. Toch' geloof ik' op grond van zijn geschriften te mogen zeggen, dat hij dichter bij de „modernen", dan bij de Gereformeerden, de Calvinisten, in den historischen zin van het woord', staat.

6o. De terra van Dr E. „modern-geloovige' kan ik niet overnemen. Natuurlijk gelooft een modernist wel wat. Da, t doet ieder mensch'. Niemand kan !het stellen zonder geloof. Mjaar h'et geloof van den modernist is contradictoir aan h'et ongetwijfeld christelijk geloof. Vele modernisten stellen dan ook op' den naam christelijk heelemaal geen prijs meer. Kunnen wij nog ch'risten heeten, is een vraag, die in hun kringen vaak ontkennend wordt beantwoord. Die trek'ken slechts de konsékwentie van wat anderen door aarzeling hog binnenhouden. Een christgeloovige, als wa.arvan onze confessie spreekt, is de modernist niet. Zeker tusschen ongeloof èn ongeloof bestaat ook weer onderscheid. Het drieste ongeloof vindt men bij de modernisten niet. Zij willen nog rehgieus zijn. Maar wij moeten er ook voor durven uitkomen: bet blijft toch ongeloof.

7o. Indien ik nader ware ingegaan op. de kwestie „van den verschillenden vorm, w.a; arin de verschillende evangeliën ons woorden van Jezus overgeleverd hebben", zou ik mij al erg ver van mijn onderwerp hebben verwijderd. Men zal zich' herinneren, dat ik tot doelwit gekozen had: te wraken het schromelijke misbruik^ dat Prof. Cranier

van den naam G-ereformeerd en Calvinist maaKt. Dr E. wilde dit in zijn eerste ingezonden stulsi laten rusten en ontwiHcelde h'et standpunt van Prof. Cramer, ffi liet hem hierin begaan, omdat ik; in mijn antwoord des te beter kon laten uitkomen, dat Prof, Cramer allesbehalve aanspraak mag maken op bovenvermelde namen. Maar nu wil Dr E. mij op een zijpad voeren en zegt van een heel andere kwestie: hierover ging het voornamelijk.

Neen, waarde Dr E., gij moet het mij niet euvel duiden, maiar ik houd mijn doel in het oog. De lezers zullen er zich ' wel aan willen gewennen, dat ik voet bij stuk houd en mij niet van mijn a propos laat brengen.

Of „De Reformatie" zich daji over de kwestie, door Dr E. aangeroerd, zich niet zou 'willen uitsproken ?

Heel graag zelfs.

't Stond reeds op 't program. Maar dan moet zij in verband met andere kwesties worden beschouwd en niet op' zichzelf. De vraagstukken van den dag, die de Schrift raken, moeten alle eens in samenhang worden behandeld.

En als God ons leven en krachten laat, ^zal dit ook gebeuren.

Alleen wil ik dit nog opmerken, dat Dr Cramer's standpunt ten opzichte van de Schrift door deze kwestie volstrekt niet wordt beheerscht.

Hij grijpt ze slechts als één zijner argumenten aan. ' ' , ! i j .

Zijn opvatting heeft dieper wortelen.

Tienflaagsche veldtocht.

Het vorige jaiar schreef ik over den tiendaagschen veldtocht, waarmee werd aangeduid het feit, dat onze predikanten een menigte van predikatiën moeten houden in tien dagen. •,

Dit jaar hebben zij negenmaal dienst. Ik deed destijds een beroep; op de barmhartigheid der kerkeraden.

Heeft het geholpen? Ik weet het niet.

Een statistiek valt hiervan niet op 'ie maken. De kerkbodes der groote steden wijzen uit, dat sommige dienaren op den Zondag vóór Kerstmis en op de beide Kerstdagen bij elkander slechts drie diensten hadden. Dat is uit te houden.

Ook valt het in de kerKeiijKe pers op-, da|t er al meer en meer „geruild" wordt. We juichen dit toe, al is ook dit nog h'et ware niet. Maar het geeft den predikant althans eenige verlichting.

Ik beweer echter niet, dat dit een gevolg is van ons stnkske. Er w, as al een zekere evolutie in gang. Maar ze werkt te langzaam.

Afschaffing van den Tweeden Kerstdag als kerkdag is een maatregel, waartoe slechts weinige kerken zijn overgegaan. Zou men het niet kunnen probeeren met een leesdienst op dien dag? In de groote steden stelt men op dien dag slechts een paar kerken open. Daar kan men door goede schikking wel een predikant lalen voorgaan. Maar op plaatsen, waar maar één k'erk en één predikant is, moest men het toch eens beproeven.

Spurgeon zei, met het oog op het vele, dat van de predikanten wordt gevergd: predikanten mogen geen gestel hebben.

Helaas hebben ze een gestel! Laten de kerkeraden hiermee rekenen. En barmhartigheid oefenen.

Bolsjewisme en Kerstfeest.

Er komen uit Rusland tegenstrijdige berichten omtrent de godsdienstige gesteldheid. Nu eens verneemt men, dat de weder'keer tot de vroegere religieuse toestanden sterk' toeneemt, en dat er zelfs veel geleden wordt om Christus' wil.

Dan weer, dat de anti-religieuse beweging wint in kracht.

Toch zijn beide berichten nog wel met elkander in overeenstemming te brengen.

Vooreerst: Rusland is zoo groot. Wiat van het eene deel-geldt, geldt nog niet van h'et ander. Bovendien: hoe sterker ergens de actie wordt, des te sterker zal ook de' reajctie zijn.

Maar dit schijnt zeker: dat de anti-religieuse beweging van regeeringswege steun ontvangt. Bij het Kerstfeest moet dit weer gebleken zijn. Er mag wel feest worden gevierd, maar geen Kerstfeest. \

De „N. R. Ct." meldt:

In verband met de berichten over de anti-religieuze beweging, welke thans in Rusland gaande is, en door de plaatselij'ke autoriteiten gesteund wordt, is het de moeite waard kennis te nemen van ©en, volgens de D)ni, door de sovjet-regeering uitgegeven instructie i.z. de viering van het roade

Kerstfeest op de scheden, door de arbeiders-organisaties enz. Dit Kerstfeest moet qveral gevierd' worden in overeenstemming met de plaatselijke gebruiken. Het gebruik van fcerstboomen en versieringen, die aan het religieuze kerstfeest doen denken, is evenwel streng verboden.

Zelfs de kerstboom, hoewel van heidenschen oorsprong, is in 'de oogen der Sovjet-regeering al to zeer gechristianiseerd, dan dat hij genade zou fcurmen vinden.

Men late zich omtrent de godsdienstvrijheid in Rusland door onze communisten niets wijsmaken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

De werkwijze der Generale Synode.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's