Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Woestijn en Stad.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Woestijn en Stad.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„en was in de woestijnen, lot den dag zijner vertooning aan Israël". Lucas 1:80 2e ged. „En hij ging met hen af, en kwam te Nazareth". Lucas 2:51 Ie ged.

In het keerpunt aller tijden heeft God de twee, die bij elkander behooren, in de afzondering gebracht. Afgezonderd waren ze van den grooten hoopi, gescheiden ook van elkander.

De een heet Johannes de Dooper.

En de ander is Jezus Christus zelf.

Ze zijn ieder voor zich het bewijs, dat in het algemeen de uitspraak niet deugdelijk is van den man, die eens zeide, dat in de stilte zich een talent en in het rumoer en de woeling van het leven zich een karakter vormde. Wat die man ond'er karakter verstond, was het niet in deze twee: den Dooper en Jezus Christus? Toch zijn ze beiden in de stilte, in de eenzaamheid geweest en grootgebracht. De een was in de woestijnen tot den dag zijner vertooning aan Israël, en de ander heeft zijn jeugd doorgebracht in een acihter-af-plaatsje, in een achter-af-buurtje in een land, dat donker was en arm: Galilea, Nazareth.

In die afzondering ligt iets van de overeenkomst tusschen Jezus van Nazareth en den Dooper, Johannes.

lae Doch in de overeenkomst blijft niettemin hel verschil.

Hierin is dat onderscheid gelegen: Johannes gaal in de woestijn en Jezus blijft in het stadje. Johannes is de man der ascese; al is die dan ook geenszins negatief; Jezus eet, wat men hem geeft, Johannes draagt een 'kleed, dat ruw is: den kemelsharen mantel en den lederen gordel; Jezus kleedt zich, hoewel niet modieus, toch naar de mode. Johannes loopt de menschen voorbij en de menschen loopen hem voorbij, zoolang hij' ze nie; opzettelijk staande houdt: wat geven de andere wocstijngangers, de Esseeërs, om den man, die hiui witte kleed versmaadt evenals elk ambtsgewaad; en wat hebben de Farizeeën te doen met den onbesuisde, die bij zijn maaltijd van sprinkhanen en wilden honig alle reinigingswetten meS voeten treedt? Maar Jezus gaat mee onder de m-cnschen; den tempel schuwt hij evenmin als het ambaclitsvolk. En terwijl Johannes het lot aanvaardt, dat het kind van den ouderdom moe si treffen: de vroegtijdige ouderlooze jeugd, en dan, behalve de woning van de ouders, ook die van de familie achterlaat, om in woestijnen te blijven, daar heeft Jezus den band aan gezin en familio erkend, ook toen in den tempel te Jeruzalem de dag go-; komen was, die hem dit ééne meegaf in zijn herinnering en rijpend'bewustzijn; dat Iiij heJ onfeilbare gevoel had van een onpeilbaar verlangen naar het zijn in de dingen zijns Vaders, en dat hij aan dit verlangen had kunnen voldoen ten koste van het achterlaten van vader en moeder, zonder dat ook maar een oogenblik een zweem van revolutie in zijn denken geweest was; .aileen de eenvoudige logica van de evolutie was dat immers in zijn kinderlijk denken geweest? Ja, dat was een vreemde dag geweest. 'De ouders hadden het gevoel, dat zij hun kind hadden achtergelaten, en in het zachte verwijt, dat ze tot hem richten, bedekt zich ook .eenigermate de wetenschap van eigen schuld, die zich den troost niet laat ontgaan, die in de klacht over 't kindje meekomt. Maar voor Jezus was het eigenlijk zóó ge-weest, dat hij zijn ouders achtergelaten had; jhij was voorop gegaan, waar de weg h.em leidde en de anderen, ook vader en moeder, waren bij hem achtergebleven. Toch verwijt hij zichzelf niet, toch beklaagt hij de achteraankomers niet. Hij gaat mee en het móet hem alzoo geschieden. Hij moet zijn in het Ijuis zijns Vaders en in het huis zijns vaders ook'.

En later, toen de knaap jongeling was, la.ter....

Herinnering, dat eeuwig goed, of dat eeuwig kwaad sterft, niet in gave zielen. Höud u ihet sterke vermogen. der 'her-inner-ing voor, gij, uit uw verte, de herinnering van Jezus; en gij weet, dat elke dag, dien hij doorbracht in het huis zijns vaders, aan de tafel zijner moeder, een dag is geweest van sterke offerdaad, van ingehouden kracht, van gehoorzaamheid aan den wil zijns A^aders, • die in de hemelen was.

Zoo is dan Jezus' gehoorzaamheid een neerslag van den wil van God^ gelijk Johannes' woestijngang, wel verre van een zwak toegeven aan liefhebberij te zijn, een openbaring is van den wil van den Geest, die hem vervulde. Er zit, met andere woorden, profetie in, dat Jezus i n de stad is, en Johannes buiten de stad; dat Jezus onder de menseben, .lohannes ver van hen wordt voorbereid tot de grcvate levenstaak. „Wie den dichter wil verstaan, moet naar zijn land toe", moet hem uit zijn omgeving leeren begrijpen.

Dat spieekt de ervaring.

Leg dat woord onder het gezichtspunt der verkiezing van God en het keert zich om; wie het verblijf van den dichter Gods, den profeet ook van God, wil, verklaren, wete, wat God met den profeet voor heeft, met den mensch, dien Hij roep't en bekwaamt tot Zijn werk.

Dan moet Johannes in de woestijn en Jezus niet. Want Johannes is zondig en klein: Omdat hij zondaar is, moet er iets van hem af; de opvliegende, kracht-mensch moet niet aan zijn driftig karakter toegeven, doch aan den drijvenden Geest offeren, als hij zijn wereld straks aanpakt. Hem moet de woestijn een toom zijn en een gebit. En al is hij ter anderer zijde versierd met deugden en vol van den geest, zóó zwak' is toch die mensch uit zichzelf, dat het geestelijk kapitaal alleen dan ongeschonden kan bewaard blijven, indien het in die eenzaamheid wordt weggelegd, zoolang tot het in de diepten der ziel bezonken is, waaruit geen macht ter wereld het ooit meer wegnemen kan.

Maar nu Jezus?

Hij is mensch van. gelijke beweging als Johannes — doch zonder zonde. Z ij n opvoeding is nooit besnoeiing, want in hem woont niets dat onrein is. En wat zijn deugden betreft, den band zijner ziel aan God, hem mag de Geest drijven of de satan leiden, waarheen hun wil is, maar hem bevlekken kunnen zij niet.

En daarom moet Johannes in de woestijn en Jozus daar waar het leven is. Het eenige, wat aan den kliaap .Jezus 'te doen is, dat is: den t ij d hem geven: op alle plaatsen zal hij dezelfde zijn, heilig, onnoozel, onbesmet.

Zoo blijkt da, n ook in deze dingen de uitnemendheid van Jezus Christus boven Johannes den Dooper.

Johannes heeft geen andere taal, dan Israël te leeren, dat het is als de wildernis, als ide woestijn, die hij doorkruist heeft. De wildernis moge breed en open zijn, zij is voor den koning, die met wagenen van strijd en van zege komt, toch een slop: de koning kan er niet door. En Israël is het slopi, waar 'de genade niet doorheen kan, noch de profetie, öoch de Geest. Daarom moet Johannes de - woestijn zien, opdat zij het wanhopigste beeld hem leere, dat zijn prediking heeft gel)ra: cht: het beeld der woestijn. Doch meer dan Johannes is Jezus. Hij zal van de woestijn zijn dorsc'hvloer maken; en zoo zeker als de woestijn het einde is van den koning, die ten oorlog gaat, zoo zéker is de dorschvloer het begin van een nieuwen oogst. Dan blijve Jezus onder ide menschen; hij bezie den dorschVloer, dien hij betreden zal en make uit adderengebroed zidh zijn heirleger, dat over gebaande wegen gaat.

Johannes, de priesterzoon, wijke van den tempel. De Geest drijft hem. uit de heilige stad en uit den heiligen, tempel, en daarmee is' Israël de slag in het aangezicht gegeven; want als God de opvoeding van den grootsten profeet van Israël aan Israël uit handen neemt, dan is daarmee Jeruzalem van zijn hooge, geestelijke plaats afgezet; het is niet langer de plaats, waar God profeten vormen kan. Doch meer dan Johannes is Jezus. Zijn roem is deze, dat hij de dienaars van den dooden terripel tot nieuwe perspectieven uitleidt met zijn wijsheid van twaalf Jaren en. dat hij opvoeder kan zijn, ja, de groote kracht der omzetting uit den Geest, in een opvoedingsgesticht, dat is vervallen en verstorven.

In woestijnen zij Johannes; want hij heeft te p-r o testeer en, tegen de priesters, uit wier geslacht hij geboren en met welker wijsheid hij gedrenkt is; doch onder de menschen zij Jezus. Die protesteert tegen 'het leven, en veel, doch die redder, b eh oud er is van het verdoolde leven, die is meer.

Johannes is het zout, dat niet smakeloos worden mag en daarom in afzondering moet, in woestijnen; waarmee zal het zout gezouten worden, als het zelf smakeloos geworden is. Maar onder de menschen zij Jezus; hij zal van wat dood is' en giftig als de dood, spijze bereiden voor zijn God.

Israël — de afgehouwen tronk; — dat is te zien in Johannes, den profeet, die buiten de „kerk'' gevormd is. Alle „buitenkerkelijke vroomheid", als ze tot profeteeren in staat is, is een aanklacht tegen de kerk, dien zij, om haars levens wil, voelen moet, wil zij niet vergaan. Doch .Jezus zij onder de menschen; het rijsje is.hij, dat uit den afgehouwen tronk opkomt en dus er mee leven moet in het nauwste verband.

Eere onze ziel den Dooper, het kind der woestijn, door van hem af te zien en tof Jezus te gaan...

Een groot man — dat is de zoon der woestijn. Dat is zijn kracht, maar ook zijn zwakheid'. Alle groote mannen zijn in de eenzaamheid geweest — in woestijnen. • .

Maar de Zoon des menschen is Jezus — en daarom onder de menschen. Zoon des menschen — dat is zijn zwakheid. Maar deze zwakheid is zijn eeuwige k'racht. '

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Woestijn en Stad.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's