Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het recht van staking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het recht van staking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de vorige artikelen is een exposé gegeven van hetgeen op het eerste christelijk-sociaal congres over het recht van werkstaking is vei-handeld, en van de opvatting van Dr Nederbragt, die het stakingsrecht ontkent.

VI.

De meening van Dr Nederbragt is niet onbestreden gebleven.

Gelijk te verwachten was heeft „Patrimonium" deze beschouwing niet onbestreden gelaten, en in een drietal artikelen (in de Nos van 8 Deo. 1921, 15 Deo. 1921 en 5 Jan. '22) een uitvoerige critiek op deze verwerping van het stakingsreclat geleverd. In die critiek begint de heer S me enk met op' den voorgrond te stellen, dat hij er niet aan denkt de staking als het strijdmiddel der arbeiders te verheerlijken. Van een. staking uit politieke motieven wil hij niet weten. Zelfs zou hij, indien het mogelijk was alle geschillen door arlDitrage op te lossen, de staking geheel en al veroordeelen. Met Dr N. veroordeelt hij de staking, die met moedwillige contractbreuk gepaaxd gaat. Ook zou hij niet gaarne de leer pTediken, da.t staldng met verbreking van een voor een bepaalden tijd aangegane contractueele verbintenis reeds geoorloofd is, wanneer de arbeiders noodgedwongen van den beginne af een te laag loon hebben aaaivaard. Maar ondanks dat alles moet hij zich tegen de theorie van Dr N. verklaren.

Do voornaamste reden, waarom wij deze theorie verwerpen, is evenwel hierin gelegen, dat wij, waar hel bepaalde contractueele verbintenissen geldt, in practijk willen zien gebracht het woord der Schrift: „heeft hij" — d. i. de rechtvaardige, die op den JÏerg des Heeren zal verkeeren —• „gezworen tot zijne schade, evenwel verandert hij niet." Is do contractueele termijn afgeloopen, dan zijn o. i. de arbeiders vrij, om zelfs door het collectief neerleggen van den arbeid, — dat is door staken — betere voorwaarden te bedingen.

VeiTeweg de meeste arbeidscontracten — wij bedoelen nu niet de collectieve, maar de individueele overeenkomsten, —• worden evenwel niet voor een bepaalden tijdsduur gesloten. Met de week, met den dag zelfs kunnen de partijen de overeenkomst doen eindigen of wijzigen. Hoe men nu ook de staking moge beschouwen, van , , contractbreuk" kan men hier bij het collectief neerleggen van den. arbeid niet spreken.

Bij de behandeling van de wet op het arbeidscontract in 1906, zijn in de Tweede Kamer interessante juridische beschouwingen geleverd over het begrip „staking". Ook in menig geschrift werd daarover gehandeld. Maar theoretisch ontbreekt er aan onze uiteenzettingen en definities nog wel een en ander! Het groeiende leven der maatschappij, of wil men in casu: het scheefgroeiende leven, doet ons verschijnselen waarnemen, waartegenover de theoreticus of de jurist dikwijls verlegen staat, indien bij wil definieeren en beoordeelen. Dr Nederbragt laat de belangrijke juridische vragen onbesproken. Hij geeft alleen zijn oordeel over de staking, met en zonder eigenlijke contractbreuk.

Practisch staat het zóó, dat noch de werkgevers, noch de arbeiders bij een staking denken aan een definitieve verbreking van den band. De arbeiders willen straks wel. weer het werk bij de ondernemers opnemen, maar liefst tegen andere condities. Ook bij een uitsluiting Avillen de ondernemers wel iveor de arbeiders in dienst nemen. Mits deze bersid zijn, om bepaalde voorwaarden te accepteeren.

Dr Nederbragt merkt ten aanzien van stakingen zonder contractbreuk, allereerst op, dat er van Christelijk standpunt beschouwd, 'geen enkele rechtsgrond te vinden is, waarop men betaling van loon zou mogen vorderen voor dagen, waarop men opzettelijk niet gewerkt heeft. De eisch van loonbetahng over stakingsdagen is z. i. geheel ongewettigd. Indien men dit aanvaardt, is, naar zijn meening, „ook de werkstaking zonder contractbreuk grootendeels prijs gegeven".

Hier is een misverstand, geboren uit onbekendheid met de practijk. Slechts zelden-wordt in een groot conflict over de regeling der arbeidsvoorwaarden de cisch van loonbetaling over stakingsdagen gesteld. Dat met het als onrechtmatig erkennpn van dezen eisch tevens de werkstaking zonder contractbreuk „groolendeels" zou worden prijsgegeven, is geheel onjuist. Zooals de practijk leert.

Overigens kan o. i. niet worden volgehouden, dat het stellen van den bedoelden eisch steeds ongemoliveerd en onrechtmatig is. Bedoelt de .staking loonsverhooging te verkrijgen, dan zijn ook wij geneigd om den eisch als onredelijk af te wijzen. Veelal zal hij in dat geval ook wel niet gesteld worden. Maar is de staking een verweer tegen loonsverlaging of tegen een onredelijke handeling van den werkgever, dan zijn er o. i. omstandigheden denkbaar, waarin de eisch niet onrechtmatig zoa zijn. Veel hangt hier natuurlijk af van het oordeel. dat over het geschil, hetwelk tot de staking aanleiding gaf, van Christelijk standpunt moet worden •geveld. '

Voorts betoogt hij, wat het recht van colléetieve neerlegging van den arbeid betreft:

Er is — ook dr Nederbragt zal dit toestemmen — V r ij h e i d van contractslniting. De arbeiders hebben hel recht, om hun arbeid te weigeren, wanneer de werkgevers ' niet willen voldoen aan de voorwaarden, die zij stellen. Mits natuurlijk die voorwaarden billijk zijn. Dat dit recht toekomt aan den individueelen arbeider, wordt, zelfs door oadliberale economen, uitdrukkelijk geleerd. Maar het spreekt toch van zelf, dat hetgeen geoorloofd is aan één arbeider, in principe ook geoorloofd is aan de collectiviteit. Wel zijn er hier eenige reserves te maken met het oog op groote algenieene belangen. Maar daarop komen wij in ander verband terug.

De individueele arbeider kan van zijn „recht" om den arbeid te weigeren, practisch veelal geen gebruik maken. Eerst door het gemeenschappel ij k optreden verkrijgt het in theorie erkende recht eenige practische waarde. Maar dit is zeker geen reden, om het recht van gemeenschappelijke optreden te ontkennen!

Vervolgens beroept de heer S me enk zich op de uitspraken van het tweede christelijk-sociaal congres, en legt er nog eeirs den nadruk.op-, dat de staking geen politiek maar alleen een economisch wapen mag zijn, en pas iii het uiterste geval moet geproclameerd worden. Ook erkent hij de groote moreele en economische nadeelen, die aan een werkstaking verbonden zijn, maar waaraan evenzeer de werkgevers schuldig staan. Bovendien wijst hij er op, dat een staking, waarin de ondernemers plotseling overvallen worden, geen duurzaam voordeel opleveren. Waarom hij het stellen van een „ultimatum", va.n een behoorlijken opzegtermijn noodzakelijk acht. Doch alle bedenkingen tegen de staking verhinderen hem niet tegenover de nadeelen, die een'staking met zich meebrengt, te stellen de voordeelen, die zij afwerpt voor de arbeidsverhoudingen en voor heel het sociale leven. Hij ziet eindelijk slechts een middel om de stakingen te verminderen of te voorkonien, en dat is de meerdere ontwikkeling van de organisaties. De toestand in de graphische vakken legt daaxvan voldoende bewijs af.

Op een hoofdbezwaar van Dr N. moet tenslotte nog ingegaan.

De m e n s c h, zoo zegt deze, heeft het recht niet opzettelijk en slechts om eigen voordeel te behalen, door middel van anderer nadeel, air b eidsk'rach t door niets doen, verloren te doen gaan. Daartegen voert de heer S m e e ir k aan:

Allereerst merken wij op, dat een staking nog volstrekt niet altijd ten gevolge heeft, dat de stakers „niets-doen". Wij hebben bij meer dan een confhct gezien, dat de stakers in een ander bedrijf arbeid verrichtten. Soms gaat men ook tijdens den duur van de staking, wel werk voor eigen rekening uitvoeren. Men „staakt" dan, terwijl men toch de arbeidskracht niet geheel laat verloren gaan. Dr Nederbragt zal wel willen toestemmen, dat uit den „arbeidsplicht" nog volstrekt niet valt af te leiden, dat men dien plicht in loondienst moet vervullen en nog minder, • dat men hem vervullen moet in den dienst van een of meer bepaalde werk-.gevers.

Maar wij willen niet op een dergelijke exceptie pleiten. Wij stemmen grif toe, dat men herhaaldelijk „niets doet" en dus arbeidsloracht niet aanwendt. Daarmede is evenwel de staking nog niet geoofdeld.

Wij aanvaarden den „arbeidsplicht", die vooftvleit uit het Goddelijk gebod. Daarom keuren ook wij de begeerte naar een „renteniersbestaan" af. Men moet arbeiden, zoolang men kan. Dat behoeft natuurlijk niet altoos arbeid in stoffelijken zin te zijn. Menig „rentenier" of „gepensionneerde" verricht nuttigen .geestelf|ken arbeid. Maar een leven van niets-doen is, zelfs voor ouden van dagen, die nog over de noodige lichamelijke en geestelijke kracht beschikken, bedenkelijk. En te gaa.n „rentenieren" op vrij jeugdigen leeftijd, achten wij bepaald ongeoorloofd.

• Maar die „arbeidsplicht" kan in conflict komen met andere plichten. Zoo met den plicht, om te werken voor rechtvaardige en billijke regelingen op het terrein van den arbeid. Met den plicht, om te ijveren voor een behoorlijk loon, waarvan men de zijnen met „God en met eere" lean onderhouden. Een „conflict van plichten" is er in dit aardsche leven telkens weer. Wat het zwaarste is, moet dan ook het zwaarste wegen. De eene plicht moet voor den anderen wijken.

Het is ook vollcomen onjuist, om te meenen, dat men bij een staking slechts eigen voordeel wil bereik endoor middel van anderer nadeel. Vooreerst gaat het daarbij herhaaldelijk niet alleen om zuiver persoonlijk voordeel. Het gebeurt meermalen, dat gestaakt wordt met het oog op de belangen van andere groepen, dan waartoe de meerderheid van de stakers behoort. Maar wat hier alles afdoet is, dat men staken kan in de overtuiging, dat de regeling der arbeidsvoorwaarden, dio men begeert, in het belang is van alle bij het bedrijf betrokkenen. Goede arbeidsvoorwaarden zijn ten slotte ook in het belang van de werkgevers on van de derden, die men met den collectieven naam van „de gemeenschap" zou kunnen aanduiden. Herhaaldelijk bleek een regeling, die eerst als vrucht van een staking werd verkregen, niet in het nadeel van het bedrijf.

Met den eisch, dat niet gestaakt worde door| hen, die door de overheid krachtens haar souvereiniteit eenzijdig werd belast met een bepaalde taak, gaat „Patrimonium" accoord. Een staking van politiebeambten is niet te verdedigen. Ook niet van verpleegsters, dokters etc, waardoor het leven van individuen in geva, a, r wordt gebracht. Ook, ten aanzien van het groote verkeerswezen, waarbij' op het spel staat de voedselvoorzieniirg der bevolking, zijn dezelfde reserves in acht te nemen. De christelijke vakbeweging staat dan Ook in het algemeen op dit standpuiit, dat het personeel in publiefcén dienst het wapen van de werkstaking niet mag hanteeren.

De slotconclusie is:

Wij handhaven, ook wat de werkstaking aangaat, de vrijheid van den arbeidenden stand, al voegen wij daaraan onmi dde 11 ijk toe, dat ook deze vrijh eid niet absoluut is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Het recht van staking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's