Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze jubilaris.

Gereformeerd Nederland leeft mee met het jubileum van Prof. Geesint en de studenten zijn niet bang, hem te noemen bij hun studentén-naam. De jubilaris zelf heeft volgens de bladen er piijs óp' gesteld, dat men hem, ' in deze dagen althans, zijn nachtrust niet beknibbelt, niet zoozeer wat den 'kop als wat den staaxt er van betreft (over de andere dagen zijn de bladen natuurlij'k niet ingelicht). Zóó althans leggen sommigen uit, de uitlating van den professor, dat wel een serenade, maar niet een aubade hem welkom was. Een serenade nu is een muzikale begroeting bij avond, en eeïl' aubade eenzelfde begroeting bij het krieken van den d, ageraad. Als de jubilaris te Rome geleefd had, zou hij dus gepleit hebben voor de afschaffing van de verplichting der „kliënten" (de half-vrije burgers) om aan hun patroon (beschermheer) den morgengroet te brengen, waaxopi - da, n de patroon den kliënt de sportulae cadeau moest doen, zijnde mandjes met brood en vleesch. Zoo is Prof. Geesink de best denkbare patroon van alle bedrukte kliënten. Hij spaart 'uit loutere menschenli'elde den armen kliënt de moeite van den patroon vroeg te moeten optrommelen en gunt hem toch gaarne zijn sportulae. Dit wetende, brengen de studenten, dat zijn de kliënten der .academische wereld, hun patroon wel hun salutatio, den voorgeschreven groet, maar ze doen het bij avond. Van de sportulae zijn ze zóó zeker, al moeten die dan ook een beetje „allegorisch" ver-'klaard worden. Bij de Romeinen mocht de kliënt den patroon en de patroon den kliënt nooit aanklagen noch mochten zij tegen elkaar getuigen. Aan deze Romeinsche zede houdt men ten aanzien van den jubilaris aan de Vrije Universiteit streng vast. Lees maar, wat de heer W. H. Gispen W. Hzn schrijft in „Fraternitas":

In de dorste woestijnvlakten van de wetenschanpelijke wereld weet hij als, met wichelroede ons bet water te doen vinden. Zoodat we verfrischt onzen coUegetocht weer vervolgen. En zijn mimiek bij de uitbeelding van figuren uit het levensspel, dat hij liefheeft, is volmaakt. Hij laat ons onze wereldbeschouwing bewonderen niet als 'n harnas drukkend, maar als sierlijk passend gewaad.

Die fijnheid varn geest uit zich tot in kleinigheden. De waarde van vormen en manieren ook voor onze Christelijke kringen werd door hem gevoeld vóórdat 'n ander er zich naa, m mee maakte. Zoo zal ons N.DLD.D. eerelid niet licht 'vergeten bij den eersten trek aan den door hem gesclfionken gebanderolleerden sigaar den jongen amice toe te voegen: j, Jongen, doe dat bandje eraf, Einders gaat het straks zoo ruiken."

En was het niet 'n bewijs van zijn goede hart, dat ds bron is van al zijn populariteit, d.at hij, per ongeluk bij 't trapbestijgen door water bevochtigd, den boetvaardigen schuldige toevoegde: , , Daar kan jij niets aan doen, dat is de wet van de zwaartekracht? "

Hier doet de sigaar den dienst der sportulae en wordt 'de wet dex zwaartekracht aangewend om aan het verbod van wederzijdsche aanklacht te voldoen. En over alles schijnt behoorlijk' de mid-283 dagzon. Die wordt nog wel eens verduisterd. M, aa.r het vriendelij'k gezicht van den jubilaris nooit.

Geestig is anders.

Van de geestigheden van Pxof. Geesink zijn de verhalen menigvuldig. Niet iedereen intusschen bezit de gave. Dat bewijst de „Groene Amsterdammer". Het blad geeft een z.g. „Scheepsjournaal van de Ark door Noach met hieroglypihen door Cham". Velen zal dit geschrijf ergeren. En nog meer zullen zich a^fvragen, of dat nu werkelijk geestig is. Ziehier een staaltje van deze geestelooze lectuur:

VRIJDAG. Koers — recht door. Weer — regen-Wind — 't zelfde als gisteren. Zee — zeer kalm. Vaart — V/^. Draadloos bericht — de badplaatsen doen goede zaken. Alle hotels vol.

Bij zonderheden:

Vanmorgen zijn we aan den grond geloopen. Mijn vrouw en de meisjes schrokken zich een ongeluk. ïk seinde om een sleepboot; deze heeft ons vlot gebracht. De kapitein eischt zijn hulpioon. Ik verwees hem naar de reeders of de assuradeurs. Ik denic niet dat hij ooit 'n cent zal zien. — Het slapen gaat niet best. Mijn kooi is te smal. Die scheep skooien — ik slaap net zoo lief in een PuUniancar. — Mijn vrouw heeft last van de beweging van hét schip. Ik merk er niets van, maar het gestamp \an de machines is hoogst onaangenaam. — Ik heb vandaag niet veel gegeten. — Mijn lading houdt zich nog kalm. Ik maak me alleen wat ongerust over de twee nipsen. Als 't eens geen paar was?

ZATERDAG. Koers — recht door. Weer — regen. Wind — gedraaid. Zee — 't zelfde als gisteren , Vaart — 2.

Bij zonderheden:

Ik werd van morgen gewekt door de haan. — De oudste inwoners herinneren zich niet, dat 't ooil zoo geregend heeft. — 't Is geen pretje uren achtereen op de brug te staan. Ik had gedacht dat ds kapitein van de Ark niet veel anders te doen had, dan wat met de dames te smoezen. Een schip vai' deze afmetingen en een zoo gemengde lading legt een zekere verantwoordelijkheid op. Lijden we schipbreuk, dan kan dat de ernstigste gevolgen hebben voor het nageslacht.

— Alle teekenen wijzen op ongewoon hoog water. We kwamen vandaag verscheiden bergen %''oorbij Wat zien bergen er grappig uit zonder de dalen erbij.

Ik leer de kaart leaen. — Japheth klaagt er ov3r dat de trioeratops prorus, de iguanodon bernissartensis en de dinosaurus niet eten. — Mijn vron^v zegt dat de Ark naar een stal begint te ruiken. Kan ik het helpen? — Ik nam een bad.

ZONDAG. Koers — recht door. Weer — regen. Wind — sterker. Vaart — 1.

Bijzonderheden:

Ik heb het nog nooit zoo zien regenen. Het viel den heelen dag met bakken uit de lucht. Er is geei; predikant aan boord, zoodat ik zelf heb moeten preeken. Ik nam tot tekst Genesis 7:7. Mevrouw Sem begeleidde, de gezangen op bet spinet. — De zee van middag iets woeliger. — 't Was 'n toer om. Cham in de machinekamer te houden. Hij is liever lui as moe. — Zijn vrouw kiest altijd zijn partij. Ik zie aankomen dat ik nog eens ruzie met h.aar krijg. — Ik hoop maar dat we niet in zoo'n waterhoos terecht komen, waar ik-wel eens van gelezen heb. — De ladirtg nog rustig. — Als we nu maar geen last krijgen van die geniepige dutkbootea

Socialistische opvoeding.

Niet half zoo leelijk als deze flauwe grappen is echter de ernst, die grimmig ligt in de opvoeding van de 'fcinderen der roode massa. Uit „Patrimonium" knippen we een gedeelte van een artikel van Mien Lansen uit „Het Volk", waarin sprake is van een beschouwing van Otto Felix Kant, opgenomen i.n „Die Sozialistische Erziehung, " (Juni— Juli 1923) onder den titel: Het kind en de politiek. Het volgende komt er o.m. in voor:

„Niet met redevoeringen, , maar in ongedwongen gesprekvorm moeten, de kinderen met de juiste beteekenis der .politieke woo/den bekend - ^vordcn gemaakt. Vaak zullen de kinderen vanzelf vragen.

Nu moet men eerst uit de kinderen hun eigen inzicht halen; en men zal zich verbazen, welke juiste gedachte de kinderen hebben. Bij de juiste antwoorden geldt het aan te moedigen on verder te vragen. Bijvoorbeeld:

Opvoeder: „Gaat het den arbeiders slecht? "

Kinderen: „Ja."

O.: „Hoe dan? "

K.: „VA''einig loon — Wierkeloosheid —"

O.: „Waarom ontvangt de arbeider dan weinig loon? "

K.: „Omdat de baas (fabrikant — de rijken) hem niet meer betaalt."

O.: „Waarom betalen die dan niet'meer? "

K.: , , Omdat zij zelve veel verdienen wülen."

O.: „Hoe kunnen dan toch de fabriicanten iets verdienen; werken zij dan? "

K.: „Neen."

O.: „Nu, menigeen leidt het bedrijf en werkt er ook wel in mee. Dan zijn er ook zeer velen, die werken weinig of niets. Waarom verdienen zij dan toch? "

K.: „Omdat zij de heeren zijn, omdat bnn de fabriek behoort."

O.: „Goed, de fabriek en de machines behooren aan de rijken, zij laten de arbeiders daar werken en_ betalen hun zoo weinig mogelijk. Hoe kunnen wij dat verbeteren? "

Nu is het interessant, hoe de kinderen , vol enthousiasme de oplossing zoeken. Meest roepen do kinderen nu „staken!" Nu kan men iets over-de staking verteUen, over organisatie, onderlcruipen, etc. Dan echter kan men zeggen: , , Goed, er zijn

tijden waarin de fabrikanten een stalcing zeer wel-Icom is. Zij ontslaan de stakenden, en als' 'zij geen andere arbeiders krijgen, sluiten zij een poos de fabriek. Zij kunnen laten arbeiden wanneer zij willen, want zij hebben de machines on het geld, om de grondstoffen in te koopon." Vaak' hoorde ik nu: „D, e staat moet de fabrikanten dwingen, hooger loon te betalen." Antwoord daarop: „Ja die laten zich niet zoo zonder meer dwingen. Die zeggen dan: Als wij niet zooveel verdienen kunnen als wij willen, sluiten wij de fabriek. Wij hebben de machines, en kunnen daarom laten ; voortbrengen zooveel als wij willen." Bijzonderen nadruk legde ik altijd op de woorden: „Zij liebban toch de machines", om de kinderen het kenmerkende der kapitalistische productiewijze, het privaateigendoni der productiemiddelen voor oogen te voeren. En Tiet is merkwaardig, hoe nu de kinderen vol geestdrift beginnen te zoeken, om hier een uitweg te vinden. Zoo was het zeer interessant, als enkele kinderen als oplossing vonden: de machines verwoesten. Zij dachten evenals de primitieve arbeiders in den aanvang der industrie. Hier gal ik hun natuurlijk het antwoord, dat het verwoesten der machines niet alleen den arbeiders, ', maar ook den vooruitgang in de cultuur groote schade toebracht. „Wat kan men toch doen om dat nu beter te maken." Daar kwam het antwoort} uit de kinderen: „De machines van de fabrikanten afnemen." „En aan wien geven? " vroeg ik. „Aan de arbeiders" riepen direct eenige kinderen. „Zee^* goed, dan zouden de arbeiders zooveel voortbrengen, als alle menschen noodig hadden, niet meer en niet minder. Dan zou alles veel beter zijn. De machines aan de gemecASchap toewijzen, aan ne geheele maatschappij geven, noemt men vermaatschappelijken of met een vreemd woord: socialiseeren. De menschen die dit doel nastreven, noemt men socialisten of ook sociaal-democraten."

E. SCHILDER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1924

De Reformatie | 8 Pagina's