Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Arm — en toch rijk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Arm — en toch rijk.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik weet uwe.... verdrukking en armoede. Doch gij zflt rijk. Openh. 2^.

Smyrna was in den tijd, waarin de Openbaring ons binnenleidt, een stad van beteekenis. Zij was gelegen in 'Kiein-Azië; met Efeze voerde de stad een concurrentiestrijd, die bewees, dat zij een voorname plaats innam onder de Kiein-Aziatische steden. Het was een „civitas libera", een vrije stad; zelf mocht ze het verbanningsrecht uitoefenen; een eigen rechtbank verhoogde haar aanzien. Handel en scheepvaart brachten groote rijkdommen aan. Maax tegenover de beschaafde kringen van het deftige Smyrna maakte de kleine christelijke gemeente een pover figuur. Haar leden waren klein in getal; arm naar de wereld; en, wat meer zegt, het zwaard hing hun boven het hoofd.

Het zwaard der vervolging.

Want daar in Smyrna was een synagoge, die bij Johannes (2=») den naam krijgt van „synagoge des satans".

Was die naam onverdiend?

Laat de feiten spreken.

De Joden van die dagen, die over heel Klein-Azië verspreid woonden, en ook de Joden van Smyrna, hadden zich verzwagerd met de Romeinsche wereldmacht. En van hun kant bewezen de Romeinen aan de Joden allerlei vriendelijkheden. Van krijgsdienst werden ze meermalen vrijgesteld. Hun synagogale samenleving stond onder keizerlijke bescherming. Té Sardes werd de inrichting van een geheel afzonderlijk Jodenkwartier officieel toegestaan. In den tempel van Augustus te Ancyra (eveneens in-Klein-Azië gelegen) werd officieel een oorkonde geplaatst, die de Joodsche eigendommen en heilige schriften beschermde tegen diefstal; elke poging tot oaitvreemding van Joodsche godsdienstige documenten werd door de Romeinsche overheid als „tempelroof" strafbaar gesteld.

En wat meer in engeren zin Smyrna zelf betreft: ook daar was het Jodendom in eere. Typeerend is o.m. een bepaling, die er officieel werd afgekondigd, dat bij de schending van een Joodsch graf de Joodsche gemeente het recht had, boete te heffen.

En meer en meer beantwoordden de Joden deze bevoorrechting van hun volk en hun religie door een trouwe inachtneming van de eerbewijzen waarop Rome's keizers zoo gesteld waren. In de synagoge van Alexandrië waren schilden, kransen, zuilen en inscripties aangebracht ter eere van 'den keizer van Rome.

Zoo kon het wel niet anders, of het kleine hoopje christenen, ook daar in Smyrna, had het onder deze samenwerkende macht van Jodendom en heidendom zwaar te verantwoorden. Het is waarschijnlijk, dat Polycarpus, die ongeveer in het jaar 69 den christelijken doop ontvangen heeft, en omstreeks 155 of 156 na Chr. in hoogen ouderdom den marteldood gestorven is, reeds te Smyrna bisschop was, in den tijd, toen Joh-annes, zijn leermeester, den brief „aan den engel der gemeente, die in Smyrna is", geschreven heeft. Als het waar is, dan krijgt de vermaning van den brief: „Wees getrouw tot den dood, en ik zal u geven de kroon des levens" (2^°), nog een dieperen en tegelijk profetischen zin.

Hoe dit zij, het blijkt, dat - de Joden van dien tijd de kleine groep van christenen zeer vijandig gezind waren. En bij de booze gedachte kwam de kwade tong. De Joden strooiden allerlei lasterpraatjes rond over de christenen. De dienstknechten ondergingen het lot van hun Heer. Te Pfergamus was het onder al het gestook der Joodsche synagogale autoriteiten reeds tot handtastelijkheden tegen de christenen gekomen. En alles wees er op, dat ook te Smyrna vervolging, gevangenisstraf, verbeurdverklaring van goederen, kortom, een radicale uitstooting van de christenen uit het maatschappelijk leven^'te wachten stond.

Daar stonden ze nu, de verdrukten, de kleine zakenmenschjes, die niets tonden beginnen in een vreemde, vijandige omgeving, alleen maar, omdat ze „de secte van den Nazerener" waren toegedaan.

In zulke oogenblikken zijn menschen „moeilijke vertroosters".

En wie tot hen, die .naaikt uitgeschud worden, zou willen komen met een troostgrond, die niet aan de zienlijke, doch aan de onzienlijke wereld ontleend is, die zou in onzen tijd als kwezelaar worden vervloekt.

Maar Jezus Christus durft het toch wel aan, zijn berooide volk van „kleine luyden" daar in Smyrna zóó te vertroosten.

Hoor, wat hij Johaimes Iaat schrijven: „Ik weet uwe a-rmo^ede. En uw verdrukking". Ik weet alles. •

„Doch gij zijt rijk."

Dat is , een paradox, dat prikkelt; dat wrevelig maken kan.

Maar aan onzen wrevei stoort zich de eeuwige waarheid niet.

„Doch gij zijt rijk". Hoort gij het, berooide Christusvolgers van Smyrna? „Al ontvangt gij een stiefmoederlijk deel van de aarde, gij hebt een rijken Vader daarboven; - al zijn de vier naakte muren, die gij bewoont, niet eenmaal uw eigendom, gij hebt een schoone erfenis in - Gods heerlijk huis in den hemel; al becijfert gij uw aardsch vermogen bij penningen, gij moogt aarde en hemel met - al hun heerlijkheid aanzien en het hoofd ontblooten en spreken: alles is het mijne — want ik ben vaar Christus!"i)

Ik weet uw armoede. Doch gij zijt rijk. Als dat in onze dagen door een Christelijkeai prediker gezegd wordt, dan fluit men hem uit. Maar Jezus Christus zegt het, laat het schrijven, laat het schrijven voor eeuwen. En denk niet, dat die wooi-den op den geest der lezers van dezen brief den indruk hebben gemaakt van een clichéterm, gelijk zoo dikwijls het geval is, wanneer men beginselen uitspreekt, die zoo-geheel buiten de praktijk staaJti. Wiant daar in Smyrna werd het ook wel gevoeld, dat men van woorden, ook vrome woorden, toch maar aiiet leven kan. De armoede schrijnt in de drukke, rijke handelsstad door de tegenstelling met den glanzenden rijkdom dieper, dan in den eenvoudigen kring van het platteland. Smyrna nu was zulk een rijke, welvarende plaats. „Maar in zulk een stad van z; aken doen en geld verdienen kon het Christendom niet recht wortel schieten; het was daa-rvoor te onpractisch, en hinderde den handel te veel. Wie, zooals Smyrna, in de wereld vooruit wil komeai, moet niet zoo na.uw van consciëntie zijn en vooral niet de leer toegedaan zijn, dat iets boven den handel gaat" - ). En werd reeds door deze beschouwing de kleine gemeente vanzelf op den achtergrond gedrongen, straks werd haar achteraf-positie nog .kwellender, toen de vervolging ook in het maatschappelijk leven der gemeente ingreep; het kapitaal is in de handen van het ongeloof wel meer •een maclit geweest tegen Christus' kerk.

Zeg nu eens tot zulke menschen: doch gij z ij t r ij k! Volksverdomming, priesterleugen, , , zou . men tegenwoordig smalen!

Ja, ja, , priesterleugen.

Maar wat beginnen priesfcerleugens, in een tijd, die de • bisschoppen van Jezus' kerk vervolgt tot den dood? Priesterleugen? [ Maar de jonge man, die daar in Smyrna aan het hoofd van de gemeente staat, heeft met alle officiëele priesterschapi gebroken. Hij heeft de priesters van de synagoge en de priesters vaji Zeus verlaten en is de knecht geworden van een Meester, die door „priester-leugens" onder presidium van den hoogepriester Kajafas naiar het kruis gesleept is o-p Golgotha. Er zou, als ge Smyrna inkwaamt en de huizien der christenen zoudt kunnen binnenloopen, geen armelijker praatje blijken te bestaan, dan bet verzinsel der „priesterleugens", die met. het femelende „do'ch gij zijt rijk" het proletariaat van dezen tijd heeten te verdommen onder de macht van het achter het kapitaal hinkende priesterdom! Maar Polycarpus en het kapitaal — wat hebben die met elkaar te doen?

Nu ja, , zegt men, dan toch in - elk geval de „wissel op de eeuwigheid".

Maar het lijkt er niet naar. Tot Smyrna's christendom heet het niet: gij zult eens rijk zijn. Doch: gij z ij t rijik.

In de berooide ïiuizen van Jezus' armen is geen paradijs, dat , achter de wolken ligt, de eenige opbeurende boodschap.

Vandaag zijn ze rijk'. Niet later eerst. Vóór den marteldood is Polycarpus rijlc. Niet pas achter den dood ligt zijn rijkdom.

De wissel, dien Jezus Christus aan Smyrna geeft, is dadelijk invorderbaar.

En men heeft' hem geldig gemaakt. Smyrna's ehristenvolk heeft het vastgehouden: doch wij zijn rijk.

Eerst toen de bisschap-, van Smyrna, Polycarpus, dood was, kwam de ziekelijke beweging opi, die niet sterk genoeg meer was, om te gelooven aan een rijkdom, die niet te zien was. Wij bedoelen de beweging van het Montanisme, dat ongeveer 156, dus juist ten tijde van Polycarpus' dood, het hoofd opstak in 'Klein-Azië. Da aanhangers van deze caricatuur-richtirig onder het christendom hebben zich niet aan hun rijkdom kunnen vastklemmen, als die niet u i t e r I ij k waarneembaa-r was. En daarom geloofden zij aan de oprichting van een „hemelsch Jeruzalem", dat O'p aarde zich openbaren zöu. Het zou verschijnen in de onmiddellijke nabijheid: in Phrygië, in het landelijke stadje Pepusa of in Tymion.

Maar dat was geen gezond christendom meer. Tegen dat montanisme met zijn ziekelijke overspanning heeft de kerk den strijd aangebonden. En zijn aanhangers zielf, , al waren ze begonnen met een beroep op de Openbaring van Johannes, ze zijn geëindigd met de loslating van dit boek.

Dat was voorwaar geen wonder.

Want hier in Smyrna leeft het • echtgezonde geloof. Dat geloof heeft geeij, aardsche glorificatie noodig, om vast te houden aan zijn eigen apologie, , aan zijn wezienlijfcen adel, aan zijn onverwoestb, aren rijkdom. Als - aan Smyrna's christenen géschreven wordt: „doch gij zijt rijk" wel, dan zien ze dien rijkdom achter hun berooiden boedel; dan voelen ze bij dat woord een hart w, arm worden, dat klopt achter sjofele Meeren. D, an aanvaa, rden ze dat, óók als er onheilspellende berichten komen van christenmoord op groote schaal in de naaste omgeving.

Want zij weten het: ook. in Smyrna: , dat beneden is, zijn de geborenen in Jeruzalem, Idat boven is, hetwelk is hun - aller moeder. (GaJ. 4-'*).

En dat geloof jn de onzichtbare joederen is het stille, maar sterke geheim van „de , a, rme rijken van - Smyrna".

En in een tijd, waarin volksmenners en revolutiekraaiers schelden op de godsdienstpredikërs, die den hongerigen man met een zoeten bijbeltekst naar huis sturen, mag de gemeente van Christus wel - eens bedenken, d-at _wa, t tot Smyrna gezegd wordt, in haar ziel moet bezinken. Zou 't voor niets zijn, dat dat woord staat in den eersten - aanvang, van een 'boek, dat in al zijn hoo-fdstukken één do-orloopend bewijs is van de stelling, dat eens - alle kerken van Christus Jezus - arm zullen zijn, nóg - armer dan Smyrna's christenvolk?

K SCHILDER.

1) Dr J. H. Gunning. Het boek d«> r Toekomst, 1900, bl. 65.

2) Dr J. C. de Moor, Da Hemel Geopend (Inl. deel, 1913, bl. 64).

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1924

De Reformatie | 6 Pagina's

Arm — en toch rijk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1924

De Reformatie | 6 Pagina's