Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERS - SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS - SCHOUW.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over Budding.

Ds Rullmann schrijft in de „Utrechtsche Kerkbode" over de menschenkennis van Hendrik Ja.cobus Budding, den bekenden Zeeuwschen dominee, over wien Dr J. H. Gunning een mooie biografie schreef. Enkele episoden haalt Ds Rullmann aan:

Zoo was er een tijd lang in de gemeente een vrome prater over de geestelijke dingen. De man ' bad zóó innig, en „getuigde" zóó dierbaar, dat bijna allen met hem dweepten. Zoo had hij dan ook eens in bijzijn van Ds Budding zitten praten, toien deze opstond en heenging, na den Bijbel geopend en op een bepaalde plaats een vouwtje gelegd te hebben, waarin hij hem weer op zijn plaats op den schoorsteen nederzette. Toen hij vertrokken was, zochten de anderen nieuwsgierig het vouwtje op, en vonden toen aangegeven: Num. XXXII : i23b: „Doch gij zult uwe zonde gewaar worden als zij u vinden zal". De man bleek weldra een liederlijk sujet te zijn, en is als koloniaal naar Indië vertrokken.

Ook het volgende staaltje spreekt sterk:

Op zekeren Zaterdagavond, toen hij bezig was uit een kastje geld te halen voor de boodschapp'^n der dienstmaagd, die bij hem stond, treedt een man uit Nieuvwliet bij hem binnen op bezoek. Zonder hem ten volle aan te zien, zegt Budding tegen den ppbekende: „ik kan je geen hand .geven; ga heen!" Die man moest terstond vertrekken. — Weldra bleek het, dat het een groote huichelaar was, die zich bij hem had willen indringen.

Minder overtuigend als bewijs van 's mans menschenkennis lijkt mij het. volgende verhaal:

Eens kwam D; s Budding bij" een weduwe op bezoek en terstond terwijl hij binnenkomt laat de dienstmaagd een blad met theegoed vallen. Budding treedt op de weduwe toe en zegt: „wie hebt gij heden weggestuurd, dien gij wat had moeten geven? " En de vrouw erkent, dat zij dien morgen om haar drukte een collectant had weggezonden. „Ja, ja, zegt Budding daarop, als gij den Heer e wat onthoudt, laat Hij den Duivel toe het dubbele te nemen!"

Want het is best mogelijk, dat Budding hier ongeveer de redeneermethode van de vrienden van Job gevolgd heeft, die ook vonden, dat Job's schade bewijs was van zijn benadeelen van anderen. Echt Jobiaansche zielen zullen al gauw daarop, zich herinneren, dat ze niet vrij staan tegenover de a, anklachten van anderen. Op den duur tenminste zag Job, dat de negatie zonder meer geen voldoende afwijzing der redeneering van zijn vrienden was.

Een gave, als die van Budding, is niet zonder gevaren, wanneer ze niet voorzichtig .aangewend wordt. Wat zegt men van het volgende:

Op zekeren morgen liet Budding een wees voor zich optreden. D\e man sprak „dierbaar" en vond veel ingang bij' de broederen, maar Budding wilde hem niet meer laten preeken. Djaarna trad Budding des namiddags zelf op; maar een b'ooze broeder of zuster stopte een briefje met gield in de bus „voor den verdrukten wees". Budding zei tot den wiees, die zijn gast zou zijn: , morgen vroeg rijdt de Wagen van Goes naar Wolfaartsdiik. en dan moet ik vertrekken". Budding ging dien nacht niet naar „zijn bed, maar las in den Bijbel, hoofdstuk na hoofdstuk, totdat hij komt bij 1 Tim. 5:24: van sommige menschen zijn de zonden te voren openbaar en gaan vóór tot hunne veroordeeling, en in sommigen ook volgen ze na". Nu w'eki, hij onmiddellijk den slapenden wees en zegt hem wat hij in den Bijbel gevonden heeft, er bij voegende: dat zijt gij". Na een flink ontbijt laat Budding den wtees-prediker vertrekken naar Rotterdam, w'aar hij.... den volgenden nacht. uit een. slecht huis, van kleederen beroofd en geheel ontredderd, op straat wordt gesmeten!

Wie weet, inhoeverre het woord van Budding sluimerende kwade gevoelens wakker heeft gemaakt bij den wees en de onverschilligheid voor wat uit hem groeien zou, heeft aangewakkerd door de ruwe wijze van optreden? Men kan zoo licht een rem, die de zonde nog tegenhoudt, vernielen, of de hand, die de rem nog houdt, onzeker maken met de opmerking, dat de wagen toch den afgrond ingaat. Gaven , als deze moeten den bezitter zelf in de eerste plaats onrustig maken. Tteffend herinnert Ds Rullmann daaraan bij hetgeen bijl opmerkt over Zischokke:

Eèn der merkw: aardigste voorbeelden van zulke zienersgave op niet religieus gebied, is geweest Heinrich Zschokke (1771—1848).

Wanneer Zschokke voor het eerst iemand ontmoette, en hem zwijgend aanhoorde, gebeurde het meermalen, dat heel het verleden van zulk een persoon, of ook alleen een bizonder voorval uit diens leven, als in een droom aan zijn geest voorbij ging, dikwijls in een tijdsverloop van slechts enkele minuten.

Zoo zat hij op zekeren avond in een logement eens aan tafel met een gezelschap, dat den spot dreef met het magnetisme van Menner en de physiognomie van Lavater. Een der gasten verzocht heai echter die spotters te weerleggen, inzonderlieid een jongen man die tegenover hem zat en bet idtbundigste er mee spotte. Zschokke' wendde zich nu tot dezen met de vraag, of hij eerlijk antwoorden wou, wanneer hij hem het geheimste uit zijn eigen /even zou vertellen. Diat ^ou toch 'nog ongelooflijker zijn dan Lavater's physiognomie. De jonge man beloofde 't eerlijk te zullen erkennen als Zschokke de waarheid vertelde. 'En toen begon Zschokke de levensgeschiedenis van don iongen man te verhalen, zijn leerjaren, zijn kleine misstappen, en eindelijk ook een kleinen diefstal, waaraan hij zich schuldig gemaakt had uit de kas van zijn patroon. Zschokke beschreef hem daarbij zelfs de onbewoonde kamer met witte wairden, waar, rechts van de bruine deur, op een tafel, de zwarte geldkisf. gestaan had, enz. enz. Er heerschte doodscho stilte onder het gezelschap bij. dit verhaal, dat Zschokke slechts nu en dan onderbrak met de vraag, of hij geen waarheid sprak. Elke bizonderheid bevestigde de verslagen jonge man; zelfs óok, wiat Zschokke niet verwachten kon, het laatstgenoemde feit. Getroffen door deze oprechtheid reikte Zschokke hem nu vriendelijk over tafel de hand, en hield op met verder te vertellen.

Wat nu voorts deze zienersgave betreft, Zschokke bekent zelf, dat ze hem vaak tot een Icwolling is geweest, als ze, onafhankelijk van zijn wil, zich richtte op personen, aan wier doorschouwing hem. Weinig gelegen was.

Intusschen zijn over deze dingen onze menschen nog niet uitgedacht.

Over de diepten der z; iel gaat langzamerhand meer licht op, maar dat opi zijn beurt weer nieuwe schuilhoeken uit haar „binnenka, meren" in het donker laat vermoeden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS - SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's