Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een onzer jonge lezers deed me twee vragen, die voor hem eigenlijk één vraag schijnen te zijn, maax die ik ajs twee afzonderlijke meen te moeten beantwoorden.

De eene raakt de verzekerdheid des geloofs, de andere den toegang tot des Heeren Avondmaal.

'k Ben blij, dat ze voor 't besef van mijn 'jongen vriend niet los naast elkaar sta, an. Want dat doen ze ook in werkelijkheid niet. Het toegaan tot des Heeren' Avondmaal — en daarmee dus óók het doen van belijdenis, waardoor men den toegang tot den bondsdisch zoekt — zjjn onder ons geen dingen, die niets met elkaar hebben uit te staan. Wie ten Avondmaal komt, belijdt daarmee, dat hij zich kent als een schuldig en verloren zoiidaar voor God, dat zijn zonden hem van harte leed zijn, dat zijn ziel dorst naar verzoening met ajn "God, dat hij, betrouwend op, de beloften Gods in het Evangelie, die verzoening zoekt in het bloed des Heeren Jezus Christus, en dat hij naar den eisch van het Verbond der genade, waarin deze beloften hem geschonken werden en dat hem door den Doop beteekend en verzegeld werd, in gehoorzaamheid aan den Heere begeert te wandelen.

Wie in opirechtheid ten Avondmaal komen zal, mag daarom aan deze dingen niet vreemd zijn. Hij moet er zich, naar de vermaning van onzen Heidelberger en van het Formulier voor de bediening van het H. Avondmaal, ernstig en als voor Gods aangezicht in beproeven. Geen aandrang van ouders om toch belijdenis te doen, geen vermaning van den Leeraar met de verplichting, die ons door den Doop is opgelegd, geen overweging van welken aard ook, mag ons verleiden, over dezen eisch van waarheid en oprechtheid in het "heilige ons heen te zetten.

En dit alles gaat niet buiten onzeii genadestaat om. Integendeel, het raakt dien van punt tot punt.

Elk, die deze kenteekenen in zich vindt, is een begeiiadigde, een rijk-begenadigde, is een wedergeborene en geloovige, is een 'kind van 'God en een erfgenaam des eeuwigen levens.

Daarom zei ik, er me in 'te verblijden, da.t voor m'n vrager die twee: zijn genadestaat en de vraag of hij belijdenis des geloofs doen en ten Avondmaal gaan zal, niet los naast elkaar staan.

Maar waar ik , hem nu voor waarschuwen moet, is, die twee op' een verkeerde wijze met elkaar te verbinden. Dat doet men als men zijn .genadestaat en den toegang tot het H. Avondmaal rechtstreeks met elkaar verbindt. Als men begint met den genadestaa.t in het afgetrokkene als voorwaarde te stellen voor den toegang tot het Avondmaal. En dan voortgaat met zich verzekerdheid van zijn genadestaat te stellen als eisch voor het zoeken van het Nachtmaal. Het gevaiar ligt dan voor de hand, dat men zich in zijn genadestaat gaat beproeven buiten de kenteekenen om, waarin hij openbaar wordt; met name buiten die, waarin het Heilig Avondmaal, uit kracht van zijn beteekenis, wil, dat we ons beproeven zullen. En dat men zich éen maatstaf overlegt, die straiks als een slagboom valt tusschen ons en den bondsdisch. En dat aan dit gevaar m'n briefschrijver niet ontkwam, blijkt uit de wijze, waarop' hij verzekerdheid des geloofs en. toegaan tot het Avondmaal verbindt.

M’n raad aan hem is daarom: lieve, beste jonge vriend, zet, bij de vraag, of ge al of niet moogt aangaan aan 't Avondmaal, dien eisch van verzekerdheid des geloofs op zij, en beproef u alleen in die kenteekenen van den gerechtigde tot het Avondmaal, die de Heidelberger zoo juist en zoo teeder uit het Avondmaal zelf afleidt. Ge zoudt anders tot voorwaarde voor 't gebruik des Avondmaals gaan stellen, wat de Heere juist als vrucht er van werkt in onze zielen.

Juist wie in zich vindt wat het Avondmaal vor-, dert, maar nog mist de blijde verzekerdheid des geloofs, waarnaar hij dorst, moet ten Avondmaal gaan om, in • den weg van sterking des geloofs, tot die verzekerdheid te geraken.

Doch nü kom ik nog tot iets anders. De vraag naar verzekerdheid des geloofs zet N. N. om in déze andere: „Hoe kom ik tot waarachtige verbrijzeling des harten? " En dit is een zeer bedenkelijke verwisseling.

Niet — dat zet ik met nadruk voorop' — alsof we ons in de oprechtheid van ons berouw over de zonde niet ernstig zouden moeten beproeven. Dat doen we nooit te veel. Al zullen we dan toch altoos veilig doen, daarbij op; .die „verbrijzeling" geen al te eenzijdigen nadruk te leggen. Het zou ons licht verleiden om naar de heftigheid der gevoelsbeweging en der gevoels-uiting, de oprechtheid, en de diepte van ons schuldgevoel af te meten. En de bewegingen van ons gevoelsleven zijn een zeer betrouwbare maatstaf. Haar waarde hangt zoo' in elk opzicht af van onzen persoonlijken aanleg. Veiliger is het, hier achter ons gevoel door te dringen tot onzen wil. V^eel meer dan in het eerste wordt in het laatste openbaar of ons berouw al of niet oprecht is.

Doch dit in 't voorbijgaa.n. Wat ik vooral nog zeggen wilde, is dit: dat we toe moeten zien, niet uit verbrijzeling des harten te willen besluiten tot onzen, genadestaat, om daaruit dan weer op te klimmen tot verzekerdheid des geloofs. Zeker, daar is verband tusschen zielsverbrijzeling en verzekerdheid des geloofs. Maar dat verband loopt niet door de verzekerdheid van onzen genadestaat. Dat verband loopt door Christus. De verzekerdheid des geloofs is immers verzekerdheid des geloofs in Christus!

Wie uit zijn verbrijzeling besluit tot zijn genadestaat en uit zijn genadestaat zich poogt op te heffen tot verzekerdheid — die bouwt i n en o p zichzelf. Zijn gebouw moet altoos wankel staan. En wee hem, als hij zich inbeeldt, dat het onbewegelijk is. Christus is het fundament. Alleen wat op Hèm gebouwd wordt, zal bestaan. Verbrijzeling des harten kan Hem en Zijir werk niet vervangen. Verbrijzeling bedoelt juist tot Hem te drijven. Aan een verbrijzeld hart hebben we niets. In Christus vinden we alles.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's