Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van en over Boeken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van en over Boeken.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Slot)

Na de bespreking van de vooTnaa, mste eigenschappen van 't werk' van Ds H. J. Heynes, zooals die blijken uit zijn schetsenbundels „Bij' ons in Noord-Holland" en „Noord-Hollandsche menschen en dingen", handelen we thans over den roman, die tot dit 20e eeuwsch-humoristisch realisme behoort, „Kinderen Noord-Hollands"!).

Het zal den lezer niet moeilijk vallen, de eigenschappen, waarvan we spraken, in dit boek te herkennen: ook hier weer die moraliseerende critiek, in de vormen van goedigen spot en bijfendl |; : sarcasme, met alles wat daar tussohen ligt; oo'k ' hier weer die eigenaardige stijl, met z'n wonder© wendingen en rake typeeringen. Het onderwerp ook van dit boek is de beschouwing van mensohen en dingen „bij ons" in Noordholland, maar nu in geregeld verhaalverband, met bepaalde, telkens terugkeerende figuren als handelende personen. En de toestanden en verhoudingen, die aan de orde komen, zijn in wezen dezelfde als die van de vorige bundels, maar nu in een bepaalde omgeving gecentraliseerd.

Kinderen Noord-Hollands is dus een roman. Het voordeel van deze vorm-verandering is aan-^stonds duidelijk. De lezer heeft veel meer vaste punten, omdat hij karakters leert kennen, niet meer met abstracte wezen te maken heeft, maar met levende menschen, die hij voor z'n geestesoog ziet, zelfs in hun lichamelijke gestalte. Juist omdat we al lezende ons verplaatsen naar "de omgeving, waarover we lezen, heeft het verhaal boven de algemeene Ijeschouwing voor, dat er veel meer perspectief is en de ontleding van 't denken en doen der menschen veel gemakkelijker verstaan wordt. Daarom zijn verhalen als „De Familie Kegge", en „De Familie Stastok" uit de Camera veel beter, zelfs tot in kleine bijzonderheden, ons bekend, dan b.v. schetsen als „D|e Huurkoetsier", „De Schippersknecht"; omdat we Oom Stastok en den heer Kegge kennen, een voorstelling van ze hebben, hebben we de typen van den conservatief en den parvenu in de Camera véél 'beter begrepen, dan die van den barbier en den boer, die in algeh meene trekken zijn geschetst.

Dat voordeel nu bemerken we ook ten .aanzien van Heynes' werk. Duidelijker dan uit allerlei ka', rakterteekeningen en daarbij gemaakte opmerkingen, kennen we den Noordhollander, zooals Heynes ons dien wil doen zien, aian den persoon van Jan Janszoon Lam. Het beeld van den gluiperig-lieven „Vader" (in „Bij ons in N. H.") is scherp' genoeg, maar veel meer belijnd nog is het in Siert, dein zoon van Jan Lam, omdat het tegen een bepaalden, ons bekend geworden achtergrond staat; de verhoudingen in het Noordhollandsch gezin kwamen in allerlei trekken van de verschillende schetsen uit, maar veel doorzichtiger zijn ze in de teekening van het gezin Lam, O'mdat we daarvan de leden kennen en ons voorstellen. En in geen van de stukken uit de vorige boeken is het verkeerde in den noordhollandschen geest zoo fel-belicht opi den voorgrond gekomen als hier in Gzoon, den religieus en ethisch „verlichte".

De omzetting van den vorm van Heynes' beschouwen komt alzoo ten goede aan het resultaat van dat beschouwen, het beeld van het Noordhollandsche leven. Diaarmee is volstrekt niet gezegd, dat de schetsenbundels in het weergeven daarvan niet zijn geslaagd. We zagen in het vorige aitikel juist het omgekeerde. Maar de verhaalvorm brengt meer relief, omdat er meer scliakeering is en meer lijn; de-indruk dien de lezer krijgt is scherper, omdat hij veel gemakkelijker en meer geleidelijk ontstaat.

Evenwel, de andere vorm brengt in de wijze van mededeelen ook een .ander element. De conceptie der stof wordt daardoor een factor van beteekenis. In de schetsen is geen onderling verband en dus is er ook geen spïake van verbinding der deelen; in een .verhaal daarentegen is zulks de hoofdzaak wat betreft den vorm. En aan die hoofdzaak nu legt het soort van Heynes' werk eigenaardige moeilijkheden in den weg. Beschouwen, typeeren is de bedoeling en uit daartoe geschikte elementen moet dan het verhaal worden opgebouwd. Dns is er niet een groei van beneden af, maar een samenvoegen van verschillende wel bij elkaar passende, maar niet tezamen ontwikkelde bestanddeelen. En de verbinding van die deelen tot één geheel moet dan altijd ietwat opzettelijk geschieden. Als we De Familie Kegge conc'sptief bezien, dus als geheel, bemerken we, dat to'cvalligheden steeds de schakels zijn, die de gebeurtenissen samenbrengen, en dat kan wel niet anders, wijl deze te ver uiteenliggen, om regelmatig in elkaar over te gaan. Toevalligheden of, anders, opzettelijkheden zijn dus de noodzakelijke consequenties van zulk een verhaal-opzet.

Dat nu geldt ook van „Kinderen Noord-Hollands". Men lette maar eens opi de historie van Sijtje Lamsdochter en Kees van moeder Marrie, men volge de ontwikkeling van het verhaal eens van die hoofdlijn uit — dan ziet men het duidelijk. Bezie eens het optreden van de familie Lassenius of de misrekening van Jan Lam ter zake van z'n pachtsom in hun plaats in het verhaal — dan blijkt, wat we bedoelen.

Doet dit nu af aan de waarde van het boek? M.i. stellig niet, en dat om twee redenen. Ten eerste moet het zwaairtep.unt van een boek als dit liggen in het effect der deelen, niet in den gang van het geheel, 't Is hier niet te doen om het gebeuren als zoodanig, maa.r om wat daa, r omheen ligt, om menschen en toestanden, die door dat gebeuren op den voorgrond komen. H O' e dat optreden ontstaat en geschiedt is van ondergeschikte beteekenis. In de Familie Kegge gaat het om de voorstelling van een parvenu, van een sluwen klaplooper, van de onervarenheid der j'eugd, de gehechtheid der kinderliefde, de diepte van oudersmart en om vele abstracties meer, en het verhaal zelf, de verbinding van deze niet samenhangende elementen, is bijzaak. Zoo is het precies met dit boek. De auteur wil vertellen van , jvisrlichte" bekrompenheid, grof materialisme, sociale misstanden, ethische en religieuze verwatering, maar ook van goedmoedige vreugde, landelijken eenvoud, nuchteren werkelijkheidszin, sobere levenseisch — en dat alles, wat de hoofdzaak is, voegt hij samen in een verhalend verband. Zijn thema, is „bij ons in Noord-Holland" en dat komt op elke bladzijde voortreffelijk uit, is begin-en eindpunt van het verhaal. Veeleer dus dan de conceptie der stof te misprijzen, moeten we haar waairdeeren, als precies juist voor het doel, dat de auteur beoogt.

En ten tweede neemt de stijl, die in dit boek geheel gelijk is aan dien der vorige bundels, elke oneffenheid in de compositie weg, door kostelijkhumoristische overgangen, luchtig-geestige wendingen, scherp-gepunte verbindingen. Geen oogenblik heeft men hinder van den grilligen gang van het verhaal, omdat het doel niet ligt in de verte, maar altijd is de plaats waar men zich bevindt.

't Is dan ook een lust dit boek te lezen, juist om den opzet en de daarmee verband houdende conceptie. En meer dan vele psychoKanalytische romans, welker gebeuren volkomen geleidelijk zich ontwikkelt, laat het den indruk na, dien het geven wil. Aan frissche boeken als Heynes' „Kinderen Noord-Hollands" hebben we in onzen tijd van psycho-pathologische literatuur dringend behoefte.

Naast dit beschouwende verhaal van den pl'edikant, die zijn omgeving waarneemt en beschrijft, noemen we een tweede, in soort overeenkomstig boek, „Door Zon en Wind" van R. J. de S toppelaar^).

Ook deze auteur is een predikant, die het leven rondom zijn huis en zijn dorp bekijkt en beschrijft, maar nu niet het leven van de menschen in hun vele verhoudingen, maar van de bewoners der weiden, plassen, sloopten, heesters. Met zeldzame kennis omtrent wat „kriebelt en wriemelt, reilt en zeilt" in het water en op den grond, met groote liefde voor alles wat de levende natuur en schoonheid biedt, vertelt de Schrijver van z'n zwerftochten in stuif-sneeuw en zonnebrand, over wit-koppige golven en zilverig glanzende vlakheid. Opgewekt en fleurig, in een stijl, die geheel past bij de atmosfeer van z'n Friesche plassen en grienden, vertelt hij van alles wat hij ziet en weet, van z'n spreken met de menschen, die in deze heerlijkheid leven, zonder haar op te merken, z'n genieten in stille bewondering of blij enthousiasme, 't Best valt dit boek te vergelijken met de bundels van William Long, of die van Hijmans en Thijsse —-en evenzeer als die een zeer gewenscht onderdeel vormen van onze literatuur, mogen we dit boek als een kunstproduct beschonwen. Meer da, n één fragment is aan een scliilderstuk van onze 'Hollandsche natuur-en landschapschilders ^gelijk en een hoofdstuk als over den verkoop op. de hoeve van P'etsje-moi is even fijn als de kopjes van Saksisch porcelein, die de Schrijver er koopt.

Maar in één opzicht worden we teleurgesteld. We zonden verwachten, dat een lïredikaut, die zulk een open oog heeft voor het wondere en grootsche van de Schepping, juist in het kleine en fijne, roemen zou de grootheid en majesteit van Hem, die van deze mikrokosmos de wijze bouwmeester is. Daarvan echter merken we geen enkel spoor, wel stuiten we soms op profane uitdrukkingen en tekst-citaten. En een ziekenbezoek, als in het eerste hoofdstuk wordt verteld, is al even .arm aan geestelijke diepte. Dit groote gemis doet voor ons gevoel schade aan een overigens fijn en goed geschreven boek als dit. In Heynes' werk voelen we door alles heen den orthodoxen predikant, den ambtsdrager, wiens levens-en menschenbeschonwing een achtergrond heeft, „Door Zon en Wind", is blijkbaa, r het werk van een rnodern predikant, die de dingen ziet onder gansch ander aspect, in de straling van zomer-zonnelicht, maa.r niet in den glans van hemellicht.

C. T.

Correspondentie. Van een. onzer lezers, die in Zuid-Afrika heeft ge^voond, ontvang ik, naar aanleiding van m'n schrijven over oub.aas Penning een Jjrief, waarvan ik een gedeelte overneem ïer rectificatie van wat ik schreef. „Mijn Znidafrikaansche herinnering is", zoo zegt de heer P. K., „dat „baas" de aanspraak is van kaffer tot witmensch, en dat „oubaas" de eerbiedvolle aanspraak is van kaffer tot bejaard witmensch. Een Afrikaander zegt „broer" tegen zijn gelijke, „oom" tegen zijn in leeftijd m.eer gevorderde, en „ou-broer" tegen zijn wel wat ouderen gelijke. Ik herinner me niet, dat een boer tegen een anderen boer „oubaas" zou zeggen."

De lezers gelieven van deze opmerking van alteszins bevoegde zijde nota te nemen.

C. T.

Piet van Wijngaerdt, door Alb. Plasschaert.

Bij den kunsthandel Gebr. Diaalderop: te Utrecht is een belangrijk boek uitgekomen over e& n onzer meest begaafde schilders van dezen tijd.

Er is alle zorg besteed om het boek zoo schoon mogelijk te maken. De lichtdrukken op Jap.ansoli papier zijn dikwijls schilderachtig in de kleurgevoeligheid van wit en zwart, zoodat zij uitnemend benaderen het rijke kleurengamma, waarover deze schilder beschikt.

Het geheel is gedrukt op fraai ond-Hollandsch, geschept papier. De luxe uitgave is gebonden in een stemmigen band van diepblauwe kleur.

Flasschaert schreef den tekst. Zijn verhandeling is wijsgeerig-aesthetisch. Met een deftige geste zegt hij zijn zinnen, die Tacitëisch-praegnant kernachtige geda.chten geven over de hedendaagsche schilderkunst. Een groote verdienste van het werk is, dat het ons tegelijk een perspectivisch inzicht geeft in den ontwikkelingsgang van de schilderkunst in de 19e eeuw. Kritisch-oriënteerend belicht Plasschaert de tegenstellingen van de verschillende richtingen, de Allebeêrs, de Haagscihe, de Amsterda.msche school, om het wezenlijke van de kunsf van Van Wijngaerdt zelf beter te doen. uitkomen.

Het koloriet van dezen kunstenaar is zóó brillanf en fonkelend, dat velen in hem slechts zien de rijke weelde van kleuren.

Plasschaert toont echter duidelijk aan, dat zijn landschappen, figuren en stillevens doortrokken zijn van een diep: tragisch-romantisohen geest.

Zoo is b.v. het landschap in het Frans , Ealsmuseum geen lyrische uitdrukking van de natuur zooals Weissenbruch 'die geeft, noch een realistische weergeving van buiten naar binnen, niaar liet is van groot psychisch gehalte. Achter de schuur rijst een boom bol, als wiaïe dat bollend loof de kop van een sphinx. Het is mystisch en tegelijk, dra.matisch als de landsch-appen van Ruysdael.

Bij van Wijngaerdt staan de voorwerpen niet meer in de ruimte, maar zij laten als het ware de ruimte uit zich uitgaan; de ruimte zelf is verinnerlijkt. Zoo zet zich in het portret van den slapenden boer het sobere zwoegende zièleleven van de figuur voort in het enge vertrek.

In het stilleven met de peren van de collectie Beffie is een groote verstilde, dramatische stemming, zooals wij die vinden in de werken van. den Byzantijnsch-bezielden Rus Ja, vlenski.

De groote werken, de Maaier, de Jager in het sneeuwlandschap, het zelfportret in het landschap, toonen klaar, hoe zuiver Hollandsch Van Wijncraerdt is en hoe hij in onzen tijd de voortzetting is van de Hollandsche schilderkunst op zijn best.

Van Oogh wilde, dat zijn werken onder het volk zouden komen, ook in de woningen van den geringe. Het boek van Van AVijngaerdt moest ook populair kunnen zijn.

Op de hoogten echter moet het eenzaam wezen.

L.


¹) Evenals de andere bundels uitgave van W. te» Have, Amsterdam.

²) Uitgevers Maatsch. Haga, Den Haag.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Van en over Boeken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's