Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Als hij dan nog één zoon had. . . .

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als hij dan nog één zoon had. . . .

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als hij dan nog één zoon liad, die hem liet was, zoo lieeft hij ook dien len laatste tot hon gezonden, zeggende: ij zullen immers mijn zoon ontzien. Marlens 12:6.

De jaarlijksche herdenking van Jezus' geboorte in den Kersttijd is nu weer voorbij.

Het groote evangelie van den Kerstnacht is tot ons gekomen langs verschillenden weg en in onderscheidene vormen.

Het kwam in den adventstijd tot ons door de goddelijke voorzegging der oudtestamentische profeten. Het kwam in den feesttijd zelven in de oude, altijd nieuwe feitenbesclirijving der evangeliën. Misschien sprft'k het ook tot ons in de apostolische verkondiging der zendbrieven.

Hier is nu datzelfde groote evangelie van Jezus' komst in de wereld, gelijk we het hooren uit den mond van onzen Heiland zelven.

Hier in Zijn eigen evangelieverkondiging, gelijk Hij die tot ons komen doet in de aanschouwelijke taal der gelijkenis van den wijngaard en de landlieden.

Men kende het beroemde vvijngaardlied van Jesaja.

Men zong mee den nationalen zang, ons in den tachtigsten psalm bewaard.

Gemakkelijk kon men den symbohschen zin dezer gelijkenis doorschouwen. Als bij intuïtie voelde men, waar deze gelijkenis heen wilde.

Zoo stond het dus naar Jezus' wooird: Als hij dan nog één zoon had.... Zij zullen immers mijn zoon ontzien!

Het gedidd van den landheer moet wél bijkans onbegrensd zijn geweest. Knecht op' kneciht wordt gezonden. De ééne Icnecht vsrordt geslagen, de tweede verwond en gesteenigd, de derde zelfs gedood'. En dan nog vele anderen, van wie sommigen worden gedood, sommigen mishandeld.

De Joden, die deze gelijkenis hebben aangohoord, moeten wel hebben gevoeld, dat hierin de Heiland de sfeer der dagelijksche werkelijkheid lieelt verlaten.

Want zóó doet men niet!

Dat verdraagt niemand!

Daar maakt men toch spoediger een eind aan! Wie zou dat kunnen dulden!

Waarom heeft die landheer dat hardnekkige, weerbarstige volk, welks verzet toeneemt in heftigheid, niet reeds lang, héél lang uit den wijngaard weggestooten?

Ze hebben het al zoo lang verdiend, dat de wijngaard hun wordt ontnomen!

En om nu goed te doen doorvoelen, hoe bovenmenschelijk de langmoedigheid is, van welke de Heiland in deze beeldspraak de gelijkenis teekent, komt nu de hoogste langmoedigheid, het summum vaai langmoedigheid: Als hij dan nog één zoon had, die hem lief was, zoo heeft hij ook dien ten laatste tot hen gezonden, zeggende: Zij zullen immers mijn. zoon ontzien!

Een mensch doet dat niet. God doet het!

Het evangelie van den Kerstnacht is zulk een blij evangelie, het engelenevangelie, waarbij behoort de blije hemelhymne: Eere zij! God en vrede op aarde, in de menschen een welbehagen!

Het evangelie van den Kerstnacht is toich tegelijk in den vorm, waarin de Heiland zelf het heeft uitgesproken, een evangelie van ontzaglijken ernst.

We meenen toch niet, dat het Woord Gods in deze gelijkenis is verklonken, uitgeklonken, . toen de deputatie uit den Joodschen raad de gelijkenis voor het eerst had aangehoord. Ach, de mensohen, die alleen hooren met historie-ooren! Het levende Woord Gods is er nóg in en spreekt er nóg in.

Ook nu en tot ons.

Hier is veroordeeld de felle zonde, welke we in onze veruitwendiging te zelden als zonde brandmerken. Och ja, we mogen, arbeidende in clen wijngaard, wel van den wijngaard leven. Dat mochten de landlieden van de gelijkenis ook.

Maar indien we van Gods kerk en koninkrijk! pogen te maken een eigen zaakje, een menschelijke affaire, een complex partijbelangen?

Indien we, arbeidende in den dienst van Goid, stilletjes werken voor onszelf en glorie gaderen voor onszelf en egocentrisch het leven van Gods volk om onze eigen geliefkooisde personen pogen te doen cirkelen?

Dan blijft er geen vrucht over voor God!

En als Hij er dan toch om vraagt, er toch om zendt, dan ioopen juist harde werkers, ijverigei arbeiders, maar die meenen, dat de wijngaard hün wijngaard is, gevaax de profeten weg Ie zenden,

die den rustigen a.rbeid komen storen!

Die zijn maar lastig!

En als komt de Zoon? Wat dan?

En in ons persoonlijk leven?

Want ook daar is de wijngaard! In al de zegeningen van Gods genadeverbond, waarmede we wellicht van jongsaf zijn omringd! Wordt de geestelijke vrucht ervan den Heere gebracht in de toewijding van ons hart aan Hem? Wordt Zijn naam om onzentwille geëerd en geprezen? Zijn onze gedachten, onze woorden, onze werken daarop gericht?

Er kwam een knecht. En nóg één. En nóg één. Velen.

Misschien in een godvreezenden vader, in een biddende moeder, in een woord, op de schoolbanken opgevangen, zóó in de ziel gezonken, dat we het niet kwijtraken konden, een woord, waarin

God kwam vragen om de vrucht!

En hoe vaak is door het gebrekkige orgaan der kerk, in de catechisatiekamer, onder den dienst des Woords, bij het huisbezoek de vraag van den levendeia God u in de ziel gesproken: „Mijn zoon. Mijn dochter, geef Mij uw hart!"

Misschien hebben we de dienaren van den' grooten wijngaardeigenaar niet barsch bejegend. Een vriendelijke weigering is óók een weigering. Een voortgezette, volgehouden weigering, hoe vriendelijk ook vermomd, is het geraffineerde verzet, even heftig als van de landlieden, die de dienaren slaan en wonden en dooden, even heftig als van Israël en Jeruzalem, dat de profeten doodt en steenigt en dan straks hunne graven bouwt!

Dan komt eindelijk de Zoon!

Want Hij komt in het leven van ieder, wien de wijngaard van Gods zegeningen is toeverti-ouwd. Hij komt in uw leven! De Zoon! ^

Hij komt in het verbond, met welks onwaardeerbare voorrechten we zijn begiftigd.

Hij komt in het evswigelie, waarvan Hij zelf en Hij alleen de heilige inhoud is.

Hij komt in de leidingen van uw leven. En misschien plotseling staat Hij voor u in den naam Zijns Vaders!

En nu moet ge wat met Hem doen!

Zijn zending-in uw leven eerbiedigen. Hem ontzien, Hem erkennen voor wie Hij is in hartelijke zelfovergaaf... Of u van Hem afmaken, u a, an Hem ergeren. Hem van u wegstooten, Hem uit uw leven uitwerpen!

Een derde is er niet. Gelooven aan Christus is zelfmisleiding, wanneer het niet tegelijk is persoonlijk gelooyen i n Christus!

En nu is Gods langmoedigheid nog doorgegaan! Kerstfeest is gevierd.

Het oude evangelie kwam als de altijd nieuwe boodschap Gods.

Het kwam als de boodschap van de groote blijdschap, waar\ran de hemel zingt de wonderlijke hemelhymne.

Ja maar het kwam óók, en zóó moest het óók komen, als de boodschap' van den groeten ernst: Als hij dan nog één zoon had, zoO' heeft hij ook dien ten laatste tot hen gezonden, zeggende: Zij zullen immers mijn zoon ontzien!

Groeit niet in de toenemende veruitvs^endiging; van ons drukke Christelijke leven, óók onder de ijverige arbeiders, de' harde werkers, het "ontzettende gevaar, dat de Schrift noemt: den Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken ?

En waarschuwt voor dat gevaar niet het levende Woord Gods, gelijk het in de evangelieveirkondiging van den Heiland zelven, nog nü tot ons spreekt?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Als hij dan nog één zoon had. . . .

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's