Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over het Tafelgebed.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het Tafelgebed.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eén onzer lezeressen doet ms een vraag over het tafelgebed.

Ze is in een z..g.n. neutrale Inrichting, en moet daar dagelijks aan één tafel eten met een 50 tot 70 personen, vau wie er slechts een ? eer enkele gebruik maakt van do gelegenheid tot een stil gebed, die A^oor eu na eiken maaltijd gedurende eenige seconden gegeven wordt. Zelf dééd ze dat dusver; zou ook moeilijk kunnen besluiten het niét meei-te doen-Doch een gesprek met een der tafelgenooten de.ed haar zich afvragen, of het niet misschien beter ware het na te laten.

Men betoogde haar, dat het toch niet mogelijk is, zoo plotsehng, als op 'kommando, uit het geroezemoes der drukke tafelgesjprekken, tot de zielestemming te komen, die 'vOor het spreken tot den hoogen en heiligen God ons noodig is. En al kon z, e er zich niet aan gewonnen geven, de bewering scheen haar toch wel een kern van waaiheid te hebben, ' en bracht haar in verlegenheid, wat nu voortaan te doen.

De vraag is niet nieuw. Ook niet zeldzaam. En evenmin, zooals deinzendster'half vreesde, ta onbeduideixd om er op in te^aan.' Uit ervaring weet ik, dat honderden belijders, jonge christenen vooral, op bineau's en kantoren, in 'werkplaatsen, en kazernes, op kostscliolen en in ziekenhuizen, en overal waar men in gemengd gezelschap aan tafel zit, met, dezelfde vraag te tobben hebben.

En waar ze opkomt uit waarachtigen eerbied voor God, en uit het besef van wat het voor een zondig menschenkind wil zeggen, te spreken tot de allerhoogste Majesteit, is ze waard met alle teederheid te worden gewogen.

Er is evenwel óók een ander stellen van deze vraag, 't Gebeurt óók, dat men zich het bidden in tegenwoordigheid van ongeloovigen eigenlijk schaamt; althans niet opgewassen is tegen den verstolen of openlijken' spot dien het uitlokt, en, omdat men zich zelf die; lafheid niet bekennen wil, nu gaat zoeken naar een voorwendsel voor het nalaten van 't gebed, waarmee men z'n consciëntie zóó-zóó gerust kan stellen.

Natuurlijk dat men zich dair óók de vraag stelt, of het gebed er eigenlijk niet te heilig voor is, om in zulk een kring en onder zulke omstandighe.den volgehouden te worden.

In dat geval verdient de - si-ager geen ander bescheid dan 't-woord van onzen jHeere Jezus Christus: „Wie ziclr mijns zal schamen .voor de menschen, diens zal ook ik mij schamen voor mijnen Vader die in de hemelen is".

Maar heel iets anders is het, als de vraag opkomt 'uit de vrees, dat men zich aan het gebed en daarmee 'obk'aan dé'majesteit des 'Heerèn vergrijpen mocht. En het gevaar daarvoor is m.i. volstrekt niet denkbeeldig. Het bidden onder alle omstandigheden kortweg als een ijzeren wet voor te schrijven, en 'dat dan hiermee te rechtvaardigen, dat hot, wat'het dan voor ons zèlven ook mag zijn of niet zijn, toch in elk geval een getuigenis is voor degenen die ons omringen, acht ik niet in overeenstemming met karakter en doel' van 't gebed.

Dat er in bet bidden in tegeirwoordigheid van wereldsche lieden óók een belijden en getuigen voor de wereld ligt, en dat het daarom middel in Gods hand kan zijn om anderen tot nadenken en tot beschaming over hun niet-bidden te brengen, is volkomen waar. Maar dit'moet bij ons bidden toch altoos iets bijkomstigs, bijna zei ik, iets onbedoelds, blijven. Voor het getuigen dient niet Tiet gebed maar de belijdenis. En wie het gebed ervoor gebruiken ging, zou gevaar loopen, van möt het gebed ook het getuigenis te verliezen. Hij zou gaan spreken tot 'de menschen in plaats van tot Goid. En als de wereld dat doorzien kon, zou ze er een heel ander getuigenis in vernemen, dan hij, die, al biddend, noch bidt noch getuigt, ermee bedoelde. Neen, ons bidden moet, naar de maat van onze menschelijke zwakheid, bidden, d. w. z. zielsverheffing tot onzen God en sptreken tot onzen, hemelschen Vader kunnen blijven, zoo er plaats voor zijn zal.

Of het dat nu zal • kunnen, hangt af van tweeërlei: van omstandigheden buiten ons en ook van ons-zelven. Er z ij n omstandigheden denkbaar, waarin er voor het gebed in zijn gewonen vorm — zij het dan ook den allereenvoudigsten: van gesloten oogen en gevou-!wen handen — geenerlei plaats is, en we alleen voor liet gebed in zijn vluchtigsten vorm, dien we den wel Avat oneerbiedig-klinkenden naam van „schietgebed" gaven, nog gelegenheid overhouden. Ik denk aan een (matroos, die in st(orni de zeilen moet gaan reven, aan een soldaat midden in 't gevecht, aan een huismoeder 'midden in haar huiswerk, of aan een reiziger, in do volle wachtkamer van een slation, te midden van een aantal lawaaiende menschen. Onder zulke omstandigfheden kan, als ik ten minste een ander in dit opzicht schatten mag naar me zelf, niemand vormelijk bidden. Het dan tóch te willen, loopt uit op een vormendienst, waarvan we zelf wel heel wat knnnen denken, al was 't alleen maar om den moed die er uit sprak, maar die in Gods oqgen .en voor onze eigene ziel geen 'da minste waarde heeft.

Overigens laat zich hier geen algemeene regel stellen. Er zijn allerlei omstandigheden denkbaar, die voor den één wél, voor den ander niet een verhinderinig van het gebed vormen. De één kan zich gemakkelijker losmaken van wat hem omringt, om zijn gedachten op het onzienlijke te concentreeren, dan de ander. Wat hier bovenal groot verschil maken zal is, of men riieer of minder geoefend is in het leven nabij zijn God. Wie, gelijk dat, bij gestadigen wasdom in de genade, mét de jaren bij Gods kinderen méér het geval wordt, doorgaans in zijn ziel jiiet ver van zijn God leeft, zal het gemakkelijkei' vallen, ook als er veel in zijn omgeving

hem zoii willen aftrekken, zijn God in 't gebed te ontmoeten, dan wien liet verkeer met God nog liooge uitzondering is.

Jeder moet 'daarin zich zelf kennen. En daarmee ging ik reeds ongemerkt spreken over den subjectieven factor die in het vraagstuk van bst bidden op vaste tijden in 't algemeen meespreekt. Die beslist, ook in 't geval waarover m'n inzendster spreekt, zooveel; eigenlijk alles.

Laat voor ons nooit doorslag geven de tegenstelling tusschen onze omgeving en het gebed. Die doet er immers, sedert we niet meer behoeven te vragen of het Jeruzalem of Gerizim moet zijn, niets meer toe. Als ze ons, niet verhindert tot bidden te komen, laat ons dan bidden.

Wat betreft, dat een mensch toch niet op kommando bidden kan, en dat daarom dat bidden op vaste tijden op niets dan ijidel vertoon uitloopt — laat ons daarmee voorzichtig zijn. Het luidst roepen dat gewoonlijk de 'iiiienschen bij wie het ook buiten de vaste gebedstijden maar weinig tot bidden komt.

Wie godsdienst en gebed, omdat ze zoo heilig en tëeder zijn, in de binnenkamer opsluit, laat ze daar doorgaans opgesloten blijven als vergeten gevangenen. Daniël bad wel op vaste tijden. De Heerc Jezus Christus brak nooit het brood voor de discipelen of voor de schare, zonder te bidden en te danken.

In haar: „Bidt zonder ophouden" vennaant ons < le Schrift, dat we staan zullen naar een leven in gébedsstemming. En, gelijk ik boven zeide, hoe meer we ons oefenen in 't leven nabij onzien God, hoc meer die gebedsstemming ons ei, gen zal worden, en hoe natuurlijker ook het regelmatig terugfceerend gebed vóór en na den eten ons worden zal.

Omgekeerd ligt er in het op vaste tijden terugkeerend bidden ook aulk een kostelijke steun voor ons leven nabij den Heere. Eén oogenblik van zielsvarheffing tot Hem breekt dikwijls den greep der zonde en der wereld op ons hart.

En bovendien kan ook het • weten, dat we straks zullen gaan bidden of danken, ons een prikkel zijn tot waakziaamheid, dat we ons niet door ijdele gesprekken of zondige gedachten zullen laten meevoeren. Laat ons daarom, in plaats van er aanstonds voor uit den weg te gaan, ons inspannen om uitwendige belemmeringen in 't gebed door innerlijke kracht te overwinnen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Over het Tafelgebed.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's