Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leergeschillen in de Chr. Ger. Kerk in Amerika.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leergeschillen in de Chr. Ger. Kerk in Amerika.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Geven we nu het viervolg op de besluiten der Synode van Kalamazoo:

C. Aangaande het derde punt, rakende het doen van zoogenaamde burgerlijke gerechtigheid door de oawedergeborenen, verklaart de Synode, dat volgens Schrift «n Coiniessie onwedergeborenen, hoewel onbekwaam tot eenig zaligmakend goed (Diordtsche Leerregels III, IV, 3) zulk burgerlijk goed kunneu doen. Dit blijkt uit de aangehaalde Schriftuurplaatsen, •en uit de Dordtsche Leerregels, III en IV, 4, en de Nederlandsche Geloofsbelijdenis, Art. 36, waar geleerd wordt, dat God zonder het hart te vernieuwen zoodanigen invloed op den mensch oefent, dat deze in staat gesteld wordt burgerlijk goed te doen; terwijl het uit de aangehaalde uitspraken der Gereformeerde schrijvers uit den bloeitijd der Geref. theologie bovendien blijkt, dat onze Gereformeerde vaderen van oudsher dit gevoelen hebben voorgestaan,

Na aldus over de leer der algemeene geruadie zelf en waf daaxmede onmiddellijk samenhangt, zich te hebben uitgesproken, komt de Synode nu tot de bestrijdexs van die leer:

II. De Synode spreekt uit, dat onderscheiden uitdrulikingeo, in de geschiiffcea van de leeraren H, D'anhof en H. Hoeksema niet wel te rijmen zijn met wat Schrift en Confessie ons leexea aangaande de drie punten bovengenoemd. Ook oordeelt de Synode dat genoemde leeraren in hunne geschriften enkele sterke uitdrukkingen gebruiken waaruit blijkt, dat ze ia hunne voorstelling der waarheid niet genoegzaam rekening houden met de wijze waarop onze Belijdenisschriften zich uitspreken, en vooral niet met ptint I van de Utrechtsche Conclusies.

Aan de ander© zijde spreekt de Synode uit dat genoemde leeraren in hunne geschriften volgens hun eigen herhaalde verklaringen niet anders willen en bedoelen dan de Gereformeerde leer, de leer der Heilige Schrift, en van onze Belijdenisschriften, te leeren, en te verdedigen, terwijl het niet kan worden ontkend, dat zij in dé grondwaarheden, zooals die in ooze Belijdenisschriften geformuleerd zijn, Gereformeerd zijïi, al is het ook met een neiging tot eenzijdigheid.

III. Met bet oog op de afwijkende gevoelens van do leeraren H. Danhof en H. Hoeksema inzake de drie bovengenoemde punten, en met het oog op den strijd, die in onze kerken over het leerstuk der Gemeene Gratie of Algemeene Genade is ontbrand, vermaant de Synode de beide broederen om zich in prediking en geschrift te houden aan - het standpunt onzer belijdenis inzake de drie besprolien punten, en tevens vermaant zij de broeders en de kerken in het .algemeen zicli te wachten voor alle eenzijdigheid in de voorstelling der waarheid, en zich voorzichtig, gematigd, en bescheiden uit te drulAen.

Bij deze kritiek en vermaning aan het adres van de predikanten Danhof en Hoeksema, wilde de Synode het echter niet laten.

Zij wilde blijkbaax in het gevoelen en het optreden van deze broeders zooveel waaxdeeren, als maar te waardeeren viel.

Zij liet in verband daarmee zelfs een getuigenis tot de kerken uitgaan.

Aan de andere zijde acht de Synode dat in zooverre de leeraren H. Danhof en H. Hoeksema in hunne geschrifien waarschuwen tegen wereldgelijkvormigmigheid, er aanleiding is tot zulk eene waarschuwing met het oog op mogelijk misbruik van de leer der 6-emeene Gratie, waarom de Synode zich geroepen acht het volgende Getuigenis tot de kerken te doen uitgaan:

„Nu de Synode zich heeft uitgesproken over een drietal punten, die bij de loochening van de Gemeene Gratie in het gedrang kwamen, en daarmede de algeheele miskenning van die waarheid aflceurde, gevoelt zij zich tevens gedrongen om onze kerken, en vooral hare leiders, met allen ernst te waarsclrawen tegen alle eenzijdig drijven en dus misbruiken van het leerstuk der Gemeene Gratie. Er bestai ten dezen een niet te miskennen gevaar. Toen D' Kuyper zijn monumentaal werk over dit onderwerp schreef, toonde hij zich reeds bewust te zijn van W gevaar, dat sommigeii zich er door zouden latei verleiden tot een zich verliezen in de wereld. E» de geschiedenis heeft reeds bewezen dat dit gevMi meer dan denkbeeldig was. .Ook Dr Bavinck heeft ii zijn Dogmatiek' aan dat gevaar herinnerd.

Als wij de geestes-stroomin, gen van den tegen woordigen tijd rondom ; ons nagaan, valt het niet te ontkennen, dat er veel meer gevaar bestaat vooi wereldgelijkvormigheid dan voor wereldvlucht. I* liberale theologie van den tegenwoordigen tijd wisetó feitelijk de grenzen tusschen de Kerk en de wereW uit. De groote beteekenis van de Kerk wordt dooi velen hoe langer hoe meer gezocht, in het sO' ciale leven. Het besef van een geestelijk-zedelij» antithese verzwakt in toenemende mate in het l)*' wustzijn van velen en maakt plaats voor een vf? gevoel van een algemeene broederschap. De predikin! beweegt zich grootelijks aan de peripherie van. h» leven en dringt niet door tot het geestelijk centruij-Die leer der bijzondere genade in Christus word' hoe langer hoe meer op den achtergrond gedrongen-Er is een sterke zucht om de theologie in «"ƒ eenstemming te brengen met een wetenschap di' in dienst staat van het ongeloof. Door de P* en door allerlei uitvindingen en ontdekkingen, , die fl zichzelf zeker als gaven Gods te waardeeren z'J* wordt een groot deel van de zondige wereld ingedrag*" in onze ChristeUjke gezinnen, i

Om al deze en meer dergelijke invloeden, die vas.

alle zijden op ons inwerken, is het gebiedend noodzakehjk, dat de Kerk in dezen de wacht betrekke bTf het beginsel; en dat zij, ook bij haar vasthouden aan de bovengenoemde punten, met hand en tand de geestehjk-zedelijke antithese handhave. Nimmer late' zij hare prediking verloopen in sociale verhandelingen of literairische beschouwingen. Zij wake ervoor, dat Christus, gekruisigd en opgestaan, steeds het middenpunt der prediking zij. Zonder aflaten houde zij vast aan het beginsel, dat Gods volk een bijzonder volk ïs, levende uit eigen wortel, den wortel des geloofs. En met heiligen ernst roepe zij aldoor, in prediking en geschrift, ons volk en vooral onze jeugdigen toe: Wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en wel-behagelijke en volmaakte wil Gods zij. Dit zal onder den zegen des Heeren onze kerken bewaren voor een wereldgelijkvormigheid, die allen geestelijken gloed dooft en die de Kerk van haar kracht en haar sieraad berooft."

Van verdere maatregelen en uitspraken wilde do Synode zich uitdrukkelijk onthouden.

Wel waren haar vooTstellen in dien geest gedaan, maax zij meende daarop niet te moeten ingaan.

Zij gaf daarvan rekenschapi in het volgende besluit :

I IV. In verband met de instructies die er op aandringen, dat de Synode zich over de leer der algemeene genade als zoodanig uitspreke, of een oommissie benoeme om deze algemeene zaak in studie te nemen, besluit de Synode als volgt:

a. Om thans geen uitspraak te doen betreffende het standpunt der Kerk inzake het leerstuk der algemeene genade of gemeene grafie in al hare geledingen. Zulk een uitspraak zou veronderstellen, dat dit stuk tot in alle bijzonderheden reeds was doorgedacht en ontwikkeld, wat zeker wel allerminst het geval is. De noodige voorstudie ontbreekt ten dezen nagenoeg geheel. Bijgevolg is er dan ook in de Gereformeerde Kerken nog volstrekt geen „communis opinio" in deze zaak.

b. Om evenmin een commissie te benoemen, die de zaak der gemeene gratie in studie neemt, om zoodoende te komen tot de formuleering van een dogna . betreffende dit stuk, dat straks in de Belijdenis zou kunnen worden opgenomen (Instructie, Muskegon):

1. Omdat dogma's niet gemaakt, maar uit den strijd der meeningen geboren worden, en het dus gemenscht is, dat er aan het vaststellen van een dogma een lange gedachtenwisseling vooraf ga. De deelname aan zulk een gedachtenwisseling moet zoo algemeen mogelijk zijn, en dient Hiet beperkt te zijn tot een enkele kerkengroep;

2. omdat een waarheid eerst helder in het bewustzijn der kerk in het algemeen of van een bepaalde kerkengroep in het bijzonder moet leven, eer de kerk zulk een waarheid in hare Confessie kan belijden. Het kan niet gezegd worden, dat deze noodzakelijke voorwaarde nu reeds aanwezig is, of na verloop van twee of vier jaren aanwezig zal zijn.

c. Doch om er bij de leiders van ons volk, zoo : predikanten als professors, op aan te dringen, dat zij het leerstuk der Gemeene Gratie in nadere studie nemen; zich de problemen die daardoor naar voren gebracht worden, nauwkeurig indenk^en in predikatiën, lezingen en geschriften. Het is zeer wenschelijk, dat niet een enkele of een klein getal zich tot deze taak zette, maar dat velen er aan deel nemen. Gronden:

1. Dit zal op de meest natuurlijke wijze kunnen leiden tot een vruchtbare discussie over het stuk der Gemeene Gratie, en zulk een gedachtenwisseling is de onmisbare voorwaarde voor de ontwikkeling dezer waarheid;

2. het zal de aandacht van ons volk meer bij dit leerstuk bepalen, zijn inzicht daarin verhelderen: en de beteekenis er van doen gevoelen, zoodat het zich in toenemende mate bewust wordt van dit deel van zijn geloofsinhoud;

3. het zal, na verloop van enkele jaren, ongetwijfeld leiden tot een „communis opinio" in dezen, en alzoo den toestand in onze kerk doen rijpen voor een gemeenschappelijk belijden betreffende de Gemeene Gratie.

Hier heeft men dan de officiëele gegevens.

Daarvan dient bij de verdere bespreking te worden uitgegaan.

Zonder die kan men het verloop der dingen, cl'at daarna, plaats had moeilijk begrijlpen.

Als er kortweg over de dri.e punten gesp'roken wordt, dan wordt daarmee bedoeld:

lo. de gunstige gezindheid' Gods jegens. • de menschheid in het algemeen en niet alleen jegens de uitverkorenen;

2o. de beteugeling der zonde in het; leven van den enkelen mensch en in de samenleving;

3o. het doen van zoogenaamde burgerlijke ge^ rechtigheid door de onwedergeborenen.

Deze drie: de algemeene gunstige gezindheid Gods, de_beteugeling d'er zonde en de zgn. burgerlijke gereahtigheüd werden dus door de Synode krachtig gehandhaafd.

Vervolgens konstateerde de Synode bij de predikanten Danhof en Hoeksema zekere afwijking van de Gereformeerde lijn opi deze punten.

Voorts achtte zij bet noodzakeHjfk die broeders hierover te vermanen en hieraan te verbinden de vermaning om zich voor eenzijdigheid te Wachten.

Dan waarschuwde zij tegen mogelijik misbruik van de leer der algemeene geaaide en wees op het gevaar van wereldgelijkvormigheid.

Eindelijk wilde zij-, voor de kerken tot formuleering overgingen, wachten tot zich een communis opinio zou hebben gevormd en oordeelde zij, dat die niet te verkrijgen was door instelling van een commissie, maar door nadere stu'die en breeder e bespreking in den boezem der kerken zelf.

Diaar heeft men in het kort de elementen, welke den daarop gevolgden strijd hebben beheerscht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Leergeschillen in de Chr. Ger. Kerk in Amerika.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's