Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verzekerdheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verzekerdheid.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eilmaal heb ik een tweetal vragen van praktischen aard te beantwoorden.

De eerste is, „of ieder geloovige, vroeg of laat, vóór zijn sterven, voor zichzelf volkomen zekerheid ontvangt van zijn staat voor God, al ontbreekt hem ook de vrijmoedigheid om dat voor anderen uit te spreken". Deze vraag beantwoord ik gaarne, vooral omdat ze, gelijk het schrijven van de inzendst& r me recht geeft te veronderstellen, niet in het aigetrokkene gesteld wordt, maar opkwam uit ernstige bekommering over eigen staat. En zoo: met toepassing op ons-zelven, moeten we bezig zijn met de dingen die de Heere ons in zijn Woord tot zaligheid openbaarde.

Doch daarbij moeten we dan toezien, dat we ons de vragen zóó stellen, dat het antwoord, onder den zegen des Heeren, praktisch nut voor ons afwerpen, dat het ons verder brengen kan,

Intusschen daarop kom ik straks nog terug. Eerst ga ik de vraag beantwoorden.

naar Deaoeling is, te weten, oi net een vaste wet, of het een regel zonder uitzondering is, dat ©en wedergeborene — want in dien ruimen zin zal hier het woord „geloovige" bedoeld zijn, en .dan zóó, dat niet aan jonge kinderen, maar aan volwassenen gedacht is — in dit leven komt tot volle verzekerdheid van zijn rechtvaardiging voor God en van zijn aanneming tot Gods kind.

Op „déze vraag nu geven Gods Woord en de ervaring ons stellig geen bevestigend antwoord, Oók niet, oin me nu daaitoe alleen te bepalen, — de onderscheiding is niet over& odig —• ten aanzien van de geloovigen ües "Nieuwen Verbonds.

Nergens in de 'Schrift des N, - Testainents vinden we een woord, dat dit buiten allen twijfel stelt. En wat de Schrift ons niet duidelijk als vasten regel openbaart, mogen w ij niet als zoodanig laten gelden.

En de ervaring is daarmee in overeenstemming. De voorbeelden van geloovigen, in wier belijdenis en godzaligen wandel het goud van zaligmaltende genade: in geloof, in liefde, in gehoorzaamheid, in zelfverloochening en kruisiging des vleesches, zichtbaar blonk voor allen die hen kenden, en die toch tot in hun stervensure toe, tot de verzekerdheid van Christus' eigendom to zijn niet kwamen, zijn waarlijk niet zoo zeldzaam.

Ik meen daarom de vraag onzer inzendster gerust ontkennend te mogen beantwoorden. Doch nu kom ik terug 'Op wat Ik daar straks zeide van de wjza waarop we ons dergelijike vragen moeten stellen.

Want het schijnt me, dat onze lezeres aan het antwoord op de zóó gestelde vraag voor zicli zelve weinig heeft. Voor haar eigen verzekerdheid zal ze er niets meê vorderen.

Zou ze er niet mee vorderen, zoo het bevesti»g e n d luidde. En zal ze er niet mee vorderen nu het ontkennend luiden moet.

Zeker, in 't eerste geval zou het haar kunnen bemoedigen Maar 't zou haar evengoed kunnen ve> »okken tot valsche gerustheid en tot geestelijfce traagheid. En nü, in het tweede geval, kan het haar daartoe evenzeer verleiden.

Het zou haar kunnen verleiden, om tot zichzelve te zeggen, dat, zoo het geen vaste regel is, dat een geloovige vóór zijn dood tot verzekerdheid komt, ze zich dan over 't gemis dier verzekerdheid niet behoeft te veronti'usten.

Want het is niets ongewoons, dat de vijand onzer ziel op dergelijke wijze van eenige waarheid strikken maakt om onze ziel in te vangen en op te houden, 'k Leg hier te méér nadruk op, wijl de vraag, gelijk ze gesteld werd, zoo passief, zoo lijdelijk klinkt.

En dat is 't nu juist, waarop ik de aandacht wilda vestigen,

l.aten we haar liever anders, laten we haar meer actief stellen. Zóó: kan een geloovige in dit leven tot verzekerdheid van zijn genadestaat komen? Bij het antwoord op déze vraag heeft een bekommerde van ziel belang.

En, gelukkig, daarop kan het antwoord bevestigend luiden.

Het Evangelie geeft het — ik zou haast zeggen: op elke bladzijde.

Het zegt, dat wie Christus Jezus heeft aangenomen, macht heeft ontvangen een kind Gods te worden; dat de geloovigen ontvangen hebben den Geest der aanneming tot kinderen; dat ze door dien Geest verzegeld zijn tot op den dag hunner verlossing; en dat die Geest met hun geest getuigt, dat ze kinderen Gods zijn.

Het vermaant hen, zich te benaarstigen tot de volle verzekerdheid der hope, tot het einde toe; en dat ze hunne roeping en verkiezing vast zullen maken. En zelf komt het hun daarbij te hulp, door hen te verzekeren, dat God de zonden vergeeft aan wie ze voor Hem belijdt; dat wie in Christus Jezus gelooft de verlossing deelachtig is door zijn bloed, n, l, de vergeving der misdaden; en dat allen die gelooven kinderen Gods zijn en het eeuwige leven hebben.

Zoo zégt de Heere niet alleen in zijn Woord, dat verzekerdheid voor zijn kind mogelijk is en dat Hij het die geven wil, maar tóónt Hij ook, welk een lust Hij er in heeft ze zijn volk te schenken, en hoe Hij arbeidt om ze hun deelachtig te maken. Want zijn betuiging en zijn verzekering -dat i s de arbeid zijner liefde.

En zoo is dit dan de slotsom, dat een geloovige stellig verzekerd wordt van zijn genadestaat, als hij maar — genoeg geloovige is. Ik bedoel: als zijn geloof maar krachtig genoeg is, om het Woord, om de belofte, om de verzekering van zijn God aan te grijpen, vast te houden en er in te rusten.

Laat daarom al wie in oprechte bekommernis leeft over zijn staat — dat wil óók zeggen, en allereerst zeggen: over zijn zonde en zijn innerlijke verdorvenheid — hooren naar wat de Heere zegt in zijn Woord, en bidden om sterking van zijn geloof, om dat Woord , van zijn God in zijn waarachtigheid óók voor eigen ziel te laten gelden,

Het Woord, het Woord — altoos weer het Woord!

P.S: De tweede vraag van dezelfde inzendster, zcto de Heere wil. in het eerstvolgende nummer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Verzekerdheid.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1925

De Reformatie | 8 Pagina's