Met God.

Intellektualistische vroomheid heeft aan de geloofsontboezeming van David: „Met U immers breek ik door een bende heen en met mijn God spring ik over een muur", geen vat.

Zij verstaat het enthoesiasme van den vorstelijken dichter niet.

Het „met God" zegt haar zoo weinig.

Zij vindt het zóó door en door logisch, dat het nauw de vermelding waard kan worden geacht.

Met God, het kan in tegenstelling genomen met: zonder God.

En wat zou iemand zonder God beginnen! God is immers in alles de werkende kracht. Het is toch zuiver deïstisch gedacht, wanneer men in de schepping krachten onderstelt, die uit zichzelf blijven werken!

Met God, het kan ook gesteld worden tegenover : tegen God.

En wat zou iemand tegen God vermogen! Tegen Gods wil kan immers geen schepsel zich roeren of bewegen!

Maar met God, kan alles. Het onmogelijke bestaat voor den Almachtige niet. Men behoeft nog geen geloovige te zijn om te verklaren, dat men met , God zich door een heel leger heenslaat en met God over een muur heenspringt. Met God kan ieder dit.

Zoo luidt het analyseerend betoog.

En het bluscht de geestdrift uit.

En het maakt dit geloofswoord tot een banaal •gezegde.

Doch de levende ziel, in meditatie verzonken, .hoort er iets grootsch in.

Zij wenscht: dat ik ook zoo spreken kon!

Zij voelt zich tot zoo iets niet in staat.

En waarom niet?

Omdat het haar veelszins aan dit met-God-bewustzijn ontbreekt.

Men moge het „met-God Verricht ik heldendaden" logisch vinden, psychologisch hangt het voor den geloovige, ^ooals hij zich in den regel voordoet, te hoog.

Hoe sterk behoort gij niet te zuchten tot den Geest, o ziel, opdat Hij dit met-God-bewustzijh in V. aankweeke.

Hoe intiem moet gij. u niet verbergen aan de borst van uw Heiland, opdat dit met-God-bewustzijn, dat bij HenT zoo luide sprak, ook in u ontwake.

Gebrek aan dit met-God-bewustzijn maakt het christendom van onze dagen zoo slap, 2J00 schreeuwerig, zoo aanstellerig, zoo wereld-zoekend.

Maar liever dan als medicijnmeester een diagnose te stellen voor het geheele christendom, hebt gij u met uzelf te moeien, o ziel.

Gij verkeert te weinig met God, schoon Christus u daartoe recht geeft.

Daarom grenst uw met-God-bewustzijn aan het onbewuste.

Daarom blijft bij u de groote geloofsdaad juit.

Hoelang moet dat duren, o mijn ziel?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen