Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onbillijke critiek?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onbillijke critiek?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder het opschrift „onbillijke critiek? " hoelt de svheer Jonkman' te-Amsterdam miin .brochiuce , , De tucht op school, naar gereformeerd begin? Sl-*i'#T; sproken in „De School met, 4-e^7«^iJ^S? ls.'• • • •

Neen, zoo is het niet. 1^ft^; Jp^^

De heer Jonkman heeft in die artikelenreeks, die zeer fel uitvaart tegen de bedoelde brochure, niets anders gedaan dan zijn optreden opi.de jaa.r-..Schoiol verband"

Vandaar oolc'^eÉ»i''y; cSbilffi«Gritiek? " Mei een vraagteeken. vjis^s.-v., s»5l*iC^$^r^|fe^

~i\'Iaar bij de zelfverdediging, die niet ëèhs'een. antwoord is op mijn repliek maar alleen ©en herhaling van de tallooze beweringen uit zijn debat, heeft hij, juist door die herhalingen van zijn opmerkingen, gelegenheid gevonden een poging te doen, mijn brochure tot op deji draad uit te kleeden.

Van onderscheiden zijde bereikt me de mededeeling, dat men van mij een. antwoord op de opmerkingen van den heer Jonkman verwacht in „De B.eformatiQ". • .i; 4'!ii•*^^^ï> ^-«^^^•^•i

Laat ik mog^n • zeggeii^^^g^Wfiszémi^^^^ in , ', De School met den Bijbel" de' stukken van den heer Jonkman van het begin tof het einde denk te beantwoorden. Stel de gelegenheid wordt mij daartoe gebo'den. Immers er worden in die stukken tallooze vragen gedaan, — vragen, die de heer Jonkman misschien heel , gewoQn-: viiidt, ., maar-, die' dat alleiminst zijn. / ^ - S ^ ^ ^ p ^ p ^ ^ :

En nu één van tweeiën *—'••'dö""'h: ©'èr'" 'J. is 'zbO' naief te denlten, dat er op die • vragen heel gemakkelijk een antwoord is te geven — maar dan begrijpt hij de porté van zijn eigen vragen niet. Eü dat veronderstel - ik' allerminst. De „professer" onder tinze schoolmeesters, de heer J., is natuurlijk' genoeg „bij" om te weten, wat hij vraagt, è^^^*

Maar als hij dan weet wat/-hij' vraagt, dan i-s^car aan die vragen-stellerij een wonderlijke kant. Immers dan weet hij, dat het onmogelijk' is in «en blad of tijdschrift antwoord op die vragen te geven. Zoodat hij het debat heeft gesteld in een vorm, waarin een debat niet gesteld mag zijn. In de oude ridderromans maakt de „schoone", die ten huwelijk gevraagd wordt, somwijlen 'een ridderlijk gebaar. „Bewijs mij, o ridder, dat gij in staat zijt mij voor het leven gelukkig te maken. Bewijs , mjfj, , ..d, at, wv liefde sterker is dan de dood". feA^s^-s^ïsSisKtó«»:

Aangezien een, scho'one jonk'vronw ni©r heet dat gebaar dan héél ridderlijk. Maax het is gespeend aan alle waarachtige ridderlijkheid'. Want de arme jonkman, die dingt naar de hand van de schoone, - kan niet eerst sneven en dan nog van zijn „geliefde" houden. Ze deed een vraag, waarmee ze van te varen zeker was van 'fle zege harer ridderlijkheid, die met echte adeldom evenwel niets van doen had.

Zooiets doet de heer, , Jonkman. Hij; vermenigvuldigt de vragen — en hij' weet van te voren, dat alleen dooi het schrijven van een lijvig boekdeel deze vragen zijn te beantwoorden. Ergo is hij van te voren zeker, dat hij geen antwoiord krijgt op al • die vragen. iSE'f^t'

Maar wat dreef den heer J. tof ziijn artikelen?

De begeerte, een reoensie te geven van mijn brochure ? Zeker niet, want in hetzelfde nummer, waarin hij zijn artikelen begon, schreef hij óók ©en recensie in de daartoe aangewezen rubriek'.

De begeerte, te waarschuwen voor een geyaar? Zeker niet, want nergens wijst hij ©en - geva^j^n mijn werkje aan. ' .; lsilS^^;

De begeerte, te wijzen op iets goeds? ' Dok' niet, want nergens doet hij zulks.

Dan misschien zijn overtuiging, dat het noodzakelijk was, te zeggen, dat deze brochure niets gaf voor het onderwijs? Dat héél zeker toch niet, want hij neemt het mij kwal ij k, dat ik Scheler besprak, wanneer die toch niets heeft te zeggen voor onze tucht! Dus moet het hém onmogelijk zijn te praten over ie ts, da t ons „toch niets heef t te geven".

Wat kan dan het motief zijn van de artikelenreeks ?

De uitspraalc, dat hij teleurgesteld is dooir mijn werkje? Toch zeker ook niet, want de heer Jonkman zal zelf niet gelooven, dat het feit van z ij n teleurstelling zoo gewichtig is, dat er meer dan zes kolommen moeten worden gedrukt, om die teleurstelling te rechtvaardigen?

Als eenig motief blijft dan over, dat de heer Jonkman het gevoel had, dat de vergadering van Gereformeerd Schoolverband bij de discussie aan mijn zijde stond, toen ik de critiek van den heer J. onbillijk noemde. De heer J. geeft dus een „oratio pro domo", een zelfverdediging. Trouwens, dat zóó de feiten zijn, bewijst reeds het opsch.ift: „Onbüijke critiek? " Eigenlijk bespreekt hij de vraag, of mijn bewering — en het klaarblijkelijke gevoelen van de Utrechtsche vergadering — dat de heer J. „onbillijke critiek" had geoiefend', juist is.

De heele artikelenreeks van den heer Jonkman is dus een rechtvaaxdig'nj van des heeren 7onkmans optreden in Utrecht. Ik heb er vrede mee. Maar b'ijf beweren, dat we dan te doen hebb^ poging tot rechtvaardiging.

- De • wég, " drêïi''*'ae-heer •Jv'mer-volgt, is mm of meer nieuw. Maar we moeten dien kant, dien 'hij opgaat, z.-ker , ruet: , on'., .: Wantida^.kunnen we heel |i'^l^4af^ïwM: *ï%ïï vullen 'met'! „voortgezette debatten" — vooral, wanneer menl zooals dat het' geval is^ bij den heer Jonkman, nogal^ eens een enkele maal in debat treedt.

Nu weten we wel, dat de heer J, de opvattiag« heeft, dat polemiek ook geoorloofd is in gevallenj.l waarin anderen ooxdeelen, dat die aclitervvege moet * blijven. Ik denk er b.v. aan, dat hij in e^n referaat voor Gereformeerd Schoolverband (voor twee jaar) het referaat van het tóén „vorige" jaar (van den heer van der Kooy)^, ^^^|.ging. Dat alles is zijn zaak. *^^^fe"-.

Maar wanneer hij meent, eeii debat van een vergadering te moieten voiortzetten, nadat hij den indruk kreeg, dat de vergadering dacht, _ dat hij' ongelijk had, dan volg ik' hem niet op, 'dien weg. .5

Dit doen is buiten de oirde, tenzij dan dat' er gewaarschuwd iftOietviKCiirden tegen ©en principi-"' eele afwijking. ^É^^^^fc^-

En bovendien Worden ér zoo allerlei menschen. bij het geval betrokken, die ér niets me© te maken hadden; die de vergadering niet bijwoonden; Ai& ^i in de krant misschien niet eens, een verslag lazen.

Trouwens de gewrongen manier, waarop de heer J. zijn schrijven over dit geval in , - , D© SchoQl, , ^ met den Bijbel" rechtvaardigt, zegt genoeg, dat de., , heer J. dit zelf h©©ft gevoeld. Hij zegt tooh, dat, ! ingeval de brochure naar zijn zin was geweestj| hij er de lezers ook op attent zou gemaakt hebben; " Dus nu het anders is, ' mag hij het óók doen. Ja; ? juist mijnheer Jonlcman, — iiu kunt U reeense e r e n zooals U wilt. Maar ü hebt daarom nogJ geen recht een debat v, an ©en vergadering aan uw 'lezers weer op te warmen.

Verder nea^fm - ik van het te ütre^^^^^^j geen woord terug. ï^^»^-.

De critiek va, n den heer Jonkman was en i& o n w e t e n s c h a p p e 1 ij k. Zij hondt geen rekening met wat deze brochure - ^ dit referaat — zijn wil, | naar de uitdrukkelijke uitspraak van het referaatS zelf. Er "Staat uitdrukkelijk in, dat het zijn wil eeri-i referaat over . e en i ge punten b e t r ef f en dej de tucht, een referaat, dat ook door de aan^f wezig© ouders en bestuursleden moeèl kunnen worden gevolgd. En wetenschappe-lijk optreden eischt, dat we, in de eerste plaats vra^ gen: wat vsril dit ding zijn? Niet wsit de heer Jonk-' man van te voren gedacht heeft, dat het zijn zou, maar wat de schrijver met evenzoovelë woorden ge-| zegd heeft, dat het zijn wilde, beslist hier. Def heer Jonkman beschikt over zooveel wetensohappelijken zin, dat hij dit zal moöt©n toestemmen. Het is niet wijsgeerig, ook niet met vreemde woorden gezegd. Maar het is nog steeds waar. En zoodoende is ook de critiek van den heei J. o n b i 11 ij k.

Voor deze opvatting vallen alle geweldige be weringen van den heer J. weg. Had hij graag iets anders gehad — wel het is best mogelijk, .[k heb ook wel eens iets van den heer J. gelezen, dat iki gaarne iets anders had gehad. Maar daarover schrij-; ven we dan toch geen kolommen vol, mijnheer, ^ Jonkman? Dat doen we eerst, wanneer iemand zondigt tegen het beginsel, of dwaalt op den weg der wetenschap.

In „De School met den Bijbel" hoop ik op' enkelöl meer speciale punten te mogen ingaan. De finesses*; uit het debat breng ik hier niet naar voren.

De lezers van „De Reformatie", die me verzocht ten over dit geval iets te schrijven in ons blad, , zullen, hoop ik, tevreden zijn, ©n begrijpen, waar-, om we nu, in ons blad althans, een punt zetten^; " achter deze kwestie.

Het spijt me, dat ik ditmaal moest debatteéièü Maar ook een onbillijke aanval kan iemand s'ómf dwingen te strijden, dodrdat hij gaat zeggen, waar-J om hij niet strijden wil.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Onbillijke critiek?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1926

De Reformatie | 8 Pagina's