Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET PARADOX IN DE RELIGIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET PARADOX IN DE RELIGIE

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Het paradox is tegeaiwoordig zeer iu.eero. Om met de deur iii huis te vallen: dtit ivlinkt erg paradoxaal; want een paradox is altijd een lastig ding; en.over het algemeen genomen, is liet lastige niet in eere. Maar het is nu eenmaal zoO'. Het paradox is in eere; aan den grooteïi, Ijus t heelt ons geslacht grooten lust. " - ^M^ii

Een nader onderzoek: • zal moeten beslissen, 'öf deze eei', aan „het paradox" bewezen, bestaat in de werkelijkheid, daii wel in de verbeelding. Althans bij de hellt plus écu.'''Er bestaat kans, dal de huldiging van het „paradox" slechts een goedmoedige waan is; b.v. zóó, d.a, t, wat men eert, geen paradox i s, óf, dat, wat men „eeren" no.emt, geen e eren is; zeg b.v. „toasten". 3Ia; ar indien hot werkelijkheid bevonden mocht worden, dat het , , pa, radox" in eere is, ja, , dan is daarmee zijn bestaan tenminste bewezen; want: dat een zware last een lieve kist wordt, dat is toch in ieder iSval paradoxaal; althans bij de helft plus één.

Het paradox is tegenwoordig „grootelijks" in eere.

En ik denk nu aan twee menschen: een ethische; en een gereformeerde. De ethische was Dr P. D. Chantepie de la Saussaye. Ik zou zijn gezicht wel eens hebben willen zien glunderen, toen hij, fijntjes als altijd, in een tijd, waarin het evolutiegelo-of het einde aller wijsheid scheen, vertelde van een brief van een franschen wajnhandelaar, die mededeelde, dat de „evoIu t i e van den wijns t O'k" hem in staat stelde, aan zijn afnemers in het buitenland goeden wijn te leveren voor een zaclit prijsje. Diezelfde Chantepie de la Saussaye zou ongetwijfeld even fijntjes - gelachen 'Iiebben, als hij in het „Handelsblad" van 20 Octoher 1926, Avondblad, de advertentie getroffen had van niet zoo'n onbeteekenend gezelschap, n.l. de N.V. Het Schouwtooneel, dir. niemand minder dan Abr. v. d. Horst en, ik bedoel & , Jan Musch. D'eze heeren, althans hun remplacanten, adverteerden, dat het tooneolstiik, getiteld: , , 't Geval R. H." een „heerlijke satyre was, dol vermakelijk door de diepsnijdende geestighcden en paradoxen". Hier is het paradox een groote verheuging, zonder eenige beving. Ja, Abraham v. d. Horst en Jan Musch berichten zelfs, dat men dit stuk waardeeren moet, zooals men een „paradox gou teert".

„Gouteert".

En dit laatste woord brengt mij op dien gereformeerden man, dien ik op het oog heb: Ds J. C. Sikkel. Ik zou z ij n gezicht wel eens hebben willen zien tooTuen, toen hij uitsprak den zin, dien ik eens in een recensie las als van hem gesproken: , , Beloften zijn geen stukkie suikergoed, waar je an kan likken". Diezelfde Sikkel zou, zonder één woord „fransch" er bij, tot de fransch sprekende („gouteeren"!) heeren v. d. Horsten Musch zeggen: paradoxen zijn geen stukkie suikergoed, waar je an likten kan. En zooavel de glimlachende Chantepie als jtle toornende Sikkel zouden weer gelijk hebben, als zij deze in. schijn onbeteekenende „reclamè"-malligheden van Franschen wijn en |iollandschen schouwburg in herinnering brachten in een schets van den tijd; de één in een boek over „geestelijke siroomingen"; de ander in een preek, die bij heni ook altijd de strooming van den tijd liet zien.

VooTda||ëf^^& l%en wijnhandelaar-in-zijn-vak en een schouwburgdirectie-in-actie uit den Woordenschat van de geestelijke stroomingen hun reclamebrieven schrijven, moet er een oorzaak zijn, die het, w: ó, Qrd, . liet: inburgeren.

.; ^^^^^|i-|g; 7het geval ook hier,

Het „paradox" is den laatsten. tijd scherp' naar voi'en getreden in den. strijd der geesten. Niet alleen in het buitenland, maar ook in Nederland heelt men de aandacht er voor gevraagd, en het recht ervan bepleit.

j& i^^pordat we aan de in Nederland over het paradox' als religieus-theologischen term sprekende schrijvers het oor kunnen leenen, is hst natuurlijk' noodig, dat we eerst vragen: wat is, in liot ill gemeen gesproken, een paradox?

Het is, ook voor de volgende be.spreking, misschien het beste, dat we ter verklaring van den term het woord geven, aan Prof. Haitjema. Niet om te beweren, dat hij het woord , , paradox" in een zin gebruikt, dien het alleen hebben kan; want men kan op zeer verschillende manieren het woord gebruiken. Wie er meer van weten wil, kan zich gemakkelijk de verscheiden bsteekenissen eigen maken uit een encyclopaedie van religie, ethiek, psychologie, filosofie ^).

Prof. Haitjema heeft, jiijdelings on in zijn rede: „De Norm der Waarheid" en meer direct in zijn boeken , , Hoogkerkelijk Protestantisme" en „Karl Barth" zich uitgesproken over-zijn opvatting ter zake, en zijn omschrijving van het begrip „paradox" in de theologie en de religie. In „Hoogkerkelijk Protestantisme" zegt hij o.m.:

„Het woord paradox is, 'zooals vele wetenschaiDiDelijke vak-termen, van. Griek'-shen oorsprong, en beteekeiit, letterlijk ontleed en vertaald: „\yat tegen de algemeene opvatting lijnreölit ingaat"."

Hij herinnert aan het feit, dat in Lukas 5:26 het woord in den griekschen tekst gebruikt wordt; als er staat: wij hebben cngeloofelijke dingen gezien", staat er eigenlijk (ik zeg het hier wat anders dan Prof, H.jjjjvij hglDj^ga^jjaradoxe dingen gezien. 'iMM'-^^^SKss? -

In ruimeren zin, aldus Prol. Haitjema, kan men dus den term paradox bezigen ter aanduiding va.n „bewegingen (of daden), die tegen het gezond verstand, of, tegen wat in de publieke opinie als mogelijk geldt, lijnrecht indriiischen". Tin in meer engeren zin is „paradox" een term „uit de wijsgeerige dCnkleer of redeneerknnde, en duidt dan een oordeel of redèneering aan, die blijkba.ar in zichzelf tegenstrijdig is". In' den laatsten zin gebruikt Prof. Haitjema dan' het woord.

Vervolgens merkt de hoogleeraar' op:

, , De grondwet van het rodelijk-redeneerend denken ligt in het identiteitsprincii^e, met het beginsel der tegenspraak, of, zooals de Duitschers zeggen: de „Satz des Widerspruchs". In een eenvoudige formule uitgedrukt, laat liet zich zóó stellen: A = A en A is niet B. In een eenvoudige redeneering, op dit beginsel gebouwd, kan het zoo gesteld worden: Jan wandelt, dus Jan zit niet. Tegenover deze redewaarheid komt dus paradoxale waarheid. Paradox is nu de uitspraak: A = „njet-A", A = B. Voor de redelijke redeneerkunst is dit een dwaasheid. Het is hetzelfde als: Jan wandelt en Jan wandelt niet, hij zit. Zoo wordt door de paradox de grondwet van het redelijk denken doorbroken".

Vervolgens geelt de hoogleeraar dan enkele voorbeelden, van paradoxen, die dit.redeneerend denken opheffen, voorbeelden, - .die , ik thans terzijde laat, omdat zij naar mijn meening «.rijuist zijn: Het komt er vooi'loopig alleen op aan fe weten, wat hij verstaat onder het paradox. ïi^: «iiii: ^

Onder de onmiddellijke besluiten, .; .'^^^£iat de hoo'gleeraar voort, — .-.(V., ^; ^; ., *-'.-y^vsjr'. •

„onder de onmiddellijke besluiten, 'die' het denken vanzelf trekt, wanneer het twee oordeelen worden voorgelegd, die met elkander in volkomen tegenspraak zijn, behoort ook dit^ dat zulke tegenstrijdige oordeelen nooit beide waar, of beide valsch kunnen zijn. Heeft echter de paradox waarheid in zich, dan moet dit ó f — ó f, waarmede ons denken altijd opereert, verdwijnen als sneeuw voor de zon, om ter laatster instantie immer plaats te maken voor het è n — è n. .üe man van het redelijk denken kan ecliter nooit dit è n — en laten gelden, zoolang hij het deijken handhaaft: .hij heeft voor zulk een''§'~'ïf'— è ii alleen maar plaats onder het hoofdstuk der •schijncontrasten".

„Een paradox in den strengen zin van het woord onderstelt dus a 11 ij d de opheffing v a .n de grondwet van ons r e d e n e e r.e n d d e n-k e n".

Paradoxen zijn dus zoo iets als deze zinnen (ik neeni maar enkele vooTbeelden):

1. Poëzie is overal; daarom is zij nergens. 2. De christen is dienstbaar; dat is zijn vrijheid. 3. God is anonym, want Hij is panonym. 4. Het b, oogste recht is het ergste onrecht. 5. Naastenliefde is liefde tot den verste. 6. Vasten is de vervulling v: m eten; en zahg zijn, die hongeren en dorsten.

Ik zeg niet, dat in deze zinnen het paradoixale zit. Het zijn slechts voorbeelden ter illustratie va.n wat men gewoonlijk voor paradoxen laat doorgaan, : ook in het betoog van Prof. Haitjema.

Zooals gezegd, vraagt deze voor het paradox de volle aandacht. Hij komt tot de stelligste uitspiakon. ZoO' zegt Prof. Haitjema, b.v. , , dat alle W, aai'lieid paradoxaal is"; dat „het christelijk .geloof noodzakelijk verschijnen moet onder het teèken van de paradox"; dat het niet to, evanig is, „dat jtrist Pauliis in zjjn brieven zoo heel va.-ak paradoxaal is". Hij waarschuwt tegen overdrijving en tegen geliefhebber, zooals van den wijühandelaar van daar straks en de H.H. v. d. Horst & Jair Musch; alsmede van veel theoloogjes, die nog onder de aankomelingen des theologischen volks behooren, en van het paradox „een geestelijk-sportief stijlproduet maken". ï\Iaar overigens meent hij' het paradoxaal karakter der waarheid zoo sterk mogelijk te moeten handhaven. Zij, do paradox, is hem „de noodzakelijke consequentie van. Christus' kruis"; het „rede-kruis, waaraan, ons denken, met Christus meegekruisigd, sterven moet". De Schrift ziet. hij vol van paradoxen in woorden; hij hoort ook den mensch, die van God ontstoken is, haast vanzelf spreken in paradoxen; de H. Schrift-, , staat in het teeken van de paradox in hare uitingen, woorden en oordeelen over God en mensch".

Het is „alles, een groote wonder.spreuk".

. Vandaar dan" ook, dat — het is weer Prof. Haitjema, die spreekt — dat de Christelijks geloofebezinning niet buiten de paradox kon. Waar die paradox uit het gezicht raakte, trad het vervalin en was aanstonds tastbaar; het „groote gezicht" op God raakte de kerk dan onverbiddelijk kwijt in zulke dagen van niet-parado-xaal denken en belijden. Maar alle bloei in het theologisch denkeai laat zich herkennen aan de erkenning van de paradox. Vooral het „Gereformeerd Protestantisme" biedt aan de paradox plaats meer dan ergens elders: „het Gereformeerde leven is paradoxaal in zijn wezen". Wij behoeven, —

„wij behoeven als Christenen er ons niet meer voor te schamen, wanneer onze geloofsbezinning er de blijken van draagt, zich altoos in tegenstrijdigheden te verwikkelen. *

Overal wacht aan het redelijk denken het kruis van de paradox, indien het aan de Waarheid zich wijden wil.

Dat kruis te aanvaarden, gewiUig en in gebogen toewijding aan de Waarheid, is echter heel moeilijk voor een denkend mensch".

En:

„Ook met zijn redelijk denken moet de mensch in de vlam van Gods vuur, die op Golgotha uitslaat; dan alleen wordt het denken gezond en krachtig, doorgloeid van de Waarheid, die is één groote paradox".

Tot zoover de opmerkingen van Prof. Haitjema te dezer zake in zijn „Hoogkerkelijk Protestantisme".,

Sedert dit-hoek verscheen, heeft de hoogleeraar niet gezwegen over' de rechten van het paradox en de paradoxale waarheidskenning eai--beleving. Geheel in de lijn van de hier ontwikkelde gedachten, ligt de sterk bij he, m levende belangstelling voor den^nieuweren theoloog Karl Barth.'Barth is, om zoo te zeggen, in paradoxen gedrenkt. Hij denkt, spreekt, schiijft paradoxaal, omdat hij het is.. Hij

heeft „eea hartstochtelijke neiging om zijn eigen theologie op te heffen" (Haitjenja).

• En Barth is ook daarin kind van zijn tijd.

Breed op de. dingen ingaan kunnen wij hier in deze beknopte en uitteraard populair te houden artikelen niet.

Met enkele verwijzingen mogen we wel volstaan.

In de negentiende eeuw openbaarde zich van alle kanten verzet tegen den geest der vo-rige eeuw.

Verzet tegen haar overheerschende orthodoxie.

Verzet ook tegen de overheerschende filosofie van de vroegere periode.

ïegen de orthodoxie had men de grief, — om met Van Mourik Broekman te spreken in zijn „Vrijzinnig-Chr. Geloofsleven — dat zij geloofde, „dat Cio'd in handen genomen kaïr worden en in een theologisch laboratorium geanalyseerd". De orthodoxie was te plat, te hoogmoedig, te lui, te zeker in haar rustig gangetje en haar koele, verstandelijke ontleding. Als reactie daartegen kwam een kring van theologen op, soms met een individualisme, dat heroïsch dorst zijn, die radikaal braken met de overgeleverde termen en den rustigen redeneertrant der al te menschelijke verzekerdheid. .Zelfs het woordenboek der schare werd geheel en al gewijzigd. Het irrationeele, het numineuse, werden in korten tijd termen van de theologische markt; want ook de theologie, al heet zij koningin, heeft haar marktgang.

Daarbij kwam ook een heele omkeer in het w ij s-geerig denken. Zeer veel ware hier te bespreken. Alaa.r een naam worde hier naar voren gebracht: dien van Barths patroon Sören Kierkegaard. Tegen den wil tot verzoening Van gelooven en weten kwam Kierkegaard in het krijt. Hij zag daarin den dood voor het gelooven. Weten, zoo oordeelt hij, is ohjectieve zekerheid hebben. Maar wat men weet, zoo redeneert hij voorts, kan men niet gelooven; tot het wezen van het geloof behoort immers objectief onzeker zijn. Zonder risiko bestaat geen geloof. Kan ik God objectief grijpen en vatten, dan geloof ik niet; maar juist, omdat ik het niet kan, daarom geloof ik. De waarheid van het christendom moet dus vallen buiten de regelen van de logica: zij is paradoxaal. Tegenover geloof staat niet de twijfel, maar de ergernis. En zich ergeren, zich stoeten aan de paradoxie van de historische werkelijkheid, die in het geloof gegrepen en aanvaard wordt, dat is niet twijfelen, maar vertwijfelen.

Dit zijn zoo enkele gedachten van Kierkegaard. Met het rationalisme rekent hij groodig af. En hij komt weer op voor het erkennen van de , , ergernis" en de „dwaasheid" in de prediking.

Deze reactie tegen wat een vroegere eeuw geloofde en predikte is bewust geweest. Op' velerlei andere wijze openbaarde zij zich. Tegen de poging om alle disharmonieën weg te strijken, durft een man als Kierkegaard weer de spanning aan van het gelool i n, en de zielswerkzaamheid m è t, de tegenstellingen van wereld en God, werkelijkheid en ideaal, tijd en eeuwigheid, geloof én weten.

Voorzoover nu Karl 'Barth zeer sterk onder Kierkegaards invloed staat, is zijn overbuiging naar hem, ook in het stellen van het paradox, volkomen te begrijpen.

Dat ik op Kierkegaard wees was, nog eens, natuurlijk niet om den schijn te wekken, als of men de ontwikkeling der dingen al begrepen had, als men van Kierkegaard tot Barth een lijn trofe, en daarmee uit. Het proces is zeer ingewikkeld en we kunnen hier niet eens beginnen aan een schets van de historische ontwikkeling in de theologie van den nieuvveren tijd, voorzoover zij het paradox in de religie stelt 2). We haalden Kierkegaard (ook Hamann is een baanbreker) even naar voren, omdat hij, ten minste bij name', zoo overbekend is.. Kierkegaard i, s de man, die Jezus als Paradox geteekend heeft. En Barth is geneigd het hem na te zeggen, en het thema zoo> breedmogelijk uit te werken. Voor hem is ook Christus de groote paradox. Paradox is voor Barth de weg, de waarheid en het leven; want Christus is het ook en Christus is de Paradox. Zoo vaak — aldus Barth — een ziel waarachtig gelooft en met God in verbinding treedt, tot God , , ja" zegt met heel haar levenskracht, is er het wonder; Kierkegaard zou zeggen: liet ongerijmde; Barth zegt: het paradox. Het inzicht, dat God de eer (de doxa) hebben moet, gaat tegen den schijn der dingen in, is dus para-dox.

Meer zullen we thans niet zeggen. Hetgeen opgemerkt werd, was genoeg, om uit. de namen van Kierkegaard, Barth, Haitjema te laten begrijpen, hoe het komt, dat ook in Nederland, en dan met name in onze kringen, de kwestie van het paradoxale karakter der waarheid gesteld en besproken wordt, zulks in overeenstemming met het buitenland, waarin men niet zwijgen kan over het irrationeele, de antinomieën in het kennen van God, de spanningen in de religie. Niet als religieustilosofisch begrip, maar als term in den strijd onzer dagen komt liier de paradox in dit blad ter sprake. Wie weet, dat zelfs de Synode van Assen is bestreden als"bederf-brengénd college, ook al, omdat zij voor het paradoxaal karakter der waarheid geen oog heette! te hebben, en zelfs aan de hiermee samenhangende kwesties niet eens toekwam, die begrijpt, dat we, alleen voorzoover hier in Nederland onder, onze menschen de vooropstelling van het paradox in de religie plotseling een acuut verschijnsel werd, het vraagstuk hier bespreking verkrijgt.

Want, mag men de profeten van de paradox gelooven, dan is onze eer als Gereformeerden, als Calvinisten, er mee gemoeid, of wij voor deze dingen oog hebben, ja dan neen. De verkondigers der jiaradoxale waarheid beroepen zich, om ons uit onze orthodoxistische lauwheid en traagheid wakker te schudden, op. de ouden, niet het minst op Calvijn. Prof. Haitjema weet zich een echt vertegenwoordiger van Calvijn; hij, met zijn paradox, schuilt in de tent van Calvijn, meer dan Dr Kuyper. En waarlijk hij is het niet alleen, die met het paradox bij Calvijn intrek nemen wil. Ook in het buitenland doet men het.

Nog in 1925 heeft Peter Brunner, iil zijn studie over Calvijn 3) een poging gewaagd, om, nadat hij door de vraagstukken van dezen tijd aan het denken was gebracht, uit Calvijn af té lezen het antwoord, dat hij op die nieuwere vragen geeft. Het is typeerend, dat ook het boek van Brunner uitloopt op' een allerlaatste .hoofdstuk: Het paradoxale in het geloof. Brunner meent, dat Calvijn het paxadox in zijn dogmatisch denken vaak ontmoet heeft en van die ontmoeting ook getuigenis afgelegd heeft. Calvijn — zoo heet het. bij Brunner — had zijn oogen wijd open voor de waarheid, dat geloof tegen den schijn der dingen (para doxan) ingaat. Tegenover Servet houdt hij staande, , dat het een duivelsche inbeelding is, te gelooven, dat wij het heil reeds bezitten (want op die manier ziet men het eschatologisch moment in het geloof voorbij); en tegenover die afgewezen „duivelsche inbeelding" stelt Calvijn dan de gedachte, dat de geloovige mensch den inhoud van Gods belofte niet kan aanzien voor iets wat zienlijk en aanwijsbaar is; hij moet gelooven, gelooven, tegen den schijn, die voor oogen is, in (para doxan). Gelooven is altijd paradoxaal. Wie het geloof van dat paradoxale karakter ontdoen wil, heft het op-, laat het los. Zoo leest Brunner bij Calvijn.

Ja, hij gaat nog verdcT. Niet slechts in de aanvaarding van Gods geestelijke beloften in Christus, maar ook in de vva.arneming van het wereldleven en de geschiedenis, is de mensoh slechts in staat, de waarheid te grijpen, als hij staat in de paradox van het geloof. In zijn preekén over het boek Job, zoo meent Brunner, heeft Calvijn dit duidelijk als zijn stellige overtuiging uitgesproken. In die preeken heeft Calvijn tysschen 2 figuren, die in het boek Job optreden, een scherp contrast gezien: n.l. tusschen Elifaz en Joh. Elifajz is de man, die de paradoxie van het geloof opheffen wil: hij wil alles begrijpen en in een nauw-sluitend, volkomen passend systeem van Godsregeering besloten zien. Volgens Elifaz is Gods bestuur alleen te zien als men daarin regelmaat, heilige orde; , klare wijsheid opmerkt. Maar Joh komt boven Elifaz uil; hij begrijpt ten leste, dat het hier beneden de tijd van de o^nrust is, en dat wij daarom niet anders kunnen en mogen 'doen, dan „aan te merken de. dingen, die men niet kan zien"; en te zijn als Mazes, die „zich vasthield, als ziende den onzienlijke". Met andere woorden: Job houdt vast aan de paradoxie van het geloof en heeft daarin Elifaz. overwonnen en zichzelf bevri|d.

En dan wordt door Brunner heel die worsteling van Calvijn om door het geloof te bewaren de dingen, die nog niet gezien worden jgezien als een worsteling uit en naar het par ad 01 x. In • zijn verklaring van Gal. 2:20 (ik leef, doch "niet meer ik, enz.) vindt Brunner, niet zonder' vreugde', ook letterlijk het woord „paradox" door Calvijn gebruikt; en hij kan niet laten, het met nadruk laaai voren te brengen. Het paradox, zoo hoort Brumier Calvijn dan uitspreken, het paxadox schrikt van de rede en de redelijkheid terug. Zooi gezien, is 'de paradoxie van Calvijns geloofsbegrip een bewaren van de waarheid van Hehreeën 11:1 en een uitwerking daarvan in zijn bevende woorden vaai eerbied en ontzag voor de geopenbaarde waarheid Gods.

Zonder nu verder hier te beoordeelen, of deze uiteenzetting juist is, en zodder te vragen, of, wal hier „paradox" heet, hetzelfde is, als wat men tegenwoordig bij voorkeur onder dat woord verstaat, willen we toch even wijzen op deze jongste poging van Brunner, om voor de stelling van het paradox schuilplaats te vinden bij Calvijn, den groote.

Men moet immers in deze opzettelijke pogingen om het para.dox in de religie uit Calvijn zelf te halen, een verschijnsel zien, dat voor ons van groote beteekenis is. Er is ook' een andere tijd geweest; op Calvijn hebben nog steeds anderen weer een heel anderen kijk. Er zijn er ook, die Calvijn een „theoloog van de eenheid" vinden, en die hem dan weer tengevolge daarvan als den , , theoloog der diagonalen"*) gaan bezien, den waren „Vermittelungstheoloog"; en die hem juist hierom boven Zwjngli plaatsen, omdat 1 a a t s t g e n o e mde de man is vaii de paradoxie, en Calvijn ze overwint; Calvijn, die zijn leer theocentrisch heeft opgebouwd *)...

Men ziet Jiet: wij. Calvinisten, hebben niet eens het onbetwiste recht van beroep op Calvijn. Men ziet in ons niet zoozeer anti-caivinisten, als wd, : , - Calvijn-loozen, als wij het paradox niet stellani'-' zoo als het door Barth en Haitjema wordt .verkondigd.

En daarom wordt het een kwestie van zelf-herkenning. We mo-eten reeds om onze eigen plaats te kunnen bespreken en bewaren, ons afvragen, wat er aan is van dat paradoxaal karakter der waarheid. De kwestie heeft haar belang voor de filosofie en de ethiek; ook voor de rechtswetenschap heeft Prof. Dooyeweerd nog onlangs haar beteekenis laten zien.' Maiar zij betreft voor ons doel in dit blad wel allereerst onze plaats onder het standbeeld van den grootten theoloog Calvijn.


, 1) BelangstelIend.eÉ'*3c|SLttfte^-fem; .ï^r'spfeèn'' ilaai: *•Se-Sctcl. of Religion and Ethics, en: Dictionary of Pliilosophy and Psychology; litteratuur is daar ook vermeld. .

^) Eelangstellentlen worden verwezen o.ni. naar H. E. Weber, Das Geiste'serbe der gegen wart und die Theologie, Leipzig Deiohert, 1925', vooral 3e boek. II en 111(2). Vgl. ook Elert. en üeberweg enz.

5) Vom Glauben bei Calvin, J. C. B. Mohr. Tübringen, 1925 (van den naam der stad Kampen maakt bij Kempten). *) Ygl. Weber, a.w. inl.

^) Lic. Dr J. Bohatec, Calvins VOrseKutïgsteürér Tti: Calvinslndien, FestsOlirift zum 400.. Gebnrtstage Joh. Calvins. Leipzig, Rudolf'Haupt 1909, 436 v.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

HET PARADOX IN DE RELIGIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's